afzonderlijk, iedere uitdrukking plat en afgezaagd, ieder rijm versleten en verbruikt, ieder beeld stomp en gedachteloos is. Maar juist in die uitputting van taal en vorm lag voor Morgenstern een nieuwe mogelijkheid. Waar al die anderen tegenover de oude een nieuwe kunst probeerden te zetten, daar lukte het Morgenstern, toen zij als 't ware haar diepste punt had bereikt, uit het oude iets nieuws te voorschijn te doen komen.’
Het gebruiken van taalvormen, die hun beteekenis verloren hebben is volgens den heer Jolles, het voornaamste middel, waardoor Morgenstern het komisch effect bereikt, hetgeen zijn Galgenlieder zulk een eigenaardige bekoring verleent. Deze werkwijze is echter reeds door verschillende humoristen (men denke aan de Grassprietjes van Cornelis Paradijs) toegepast, zonder dat zij ooit een toon hebben weten te treffen, die gelijkwaardig is aan dien der Galgenlieder. Op Morgenstern's gedichten is de qualificatie humoristisch of komisch eigenlijk niet meer toe te passen; de middelen, waardoor hij zich boven het gewone niveau van soortgelijk werk weet te plaatsen zijn dan ook anders. Trouwens Morgenstern zelf geeft ons een betere aanwijzing omtrent de wijze, waarop zijn gedichten ontstaan zijn: ‘Sie werden zugeben müssen, dasz überall lebendige Anschauung dahinter steekt, dasz nirgends ein Witz gemacht, sondern eine Situation vorgestellt, oder ein Vorgang entwickelt wird, dasz selbst wo ein sogenannter Wortwitz zugrunde liegt, er sich im lebendigem Leben inkarniert.’
Aangezien men bij het lezen van Morgenstern's gedichten zich los dient te maken van het normale begrip humor, dat voor ons nog maar al te vaak verbonden is met het middel woordspeling, moet een verklaring van Morgenstern's geest, gebaseerd op een verouderde en academische zienswijze onvermijdelijk falen.
Morgenstern stamde uit een familie van schilders. Voorwerpen, zoowel als betrekkelijk abstracte begrippen leefden voor hem hun eigen leven. Indien men dan het voornaamste middel, waardoor hij zijn doel trachtte te bereiken, wil benoemen is het woord ‘personificatie’ hier meer op zijn plaats. Liederen als: Knie; Bim, Bam, Bum; Zwei Flaschen, Schnupfen en Würfel zijn hiervan sprekende voorbeelden, waarvan wij het eerste hier afdrukken.
Das Knie
Ein Knie geht einsam durch die Welt.
Es ist ein Knie, sonst nichts!
Es ist kein Baum! Es ist kein Zelt!
Es ist ein Knie, sonst nichts.
Im Kriege ward einmal ein Mann
Das Knie allein blieb unverletzt -
Seitdem geht's einsam durch die Welt.
Es ist ein Knie, sonst nichts.
Es ist kein Baum, es ist kein Zelt.
Es ist ein Knie, sonst nichts.
Het is echter niet voldoende alleen van ‘personificatie’ te spreken; het volgende gedicht bewijst, dat Morgenstern bovendien een zeer persoonlijken kijk had op een groepeering, een beeld, wij zouden haast zeggen een schilderij in de natuur:
Der Sperling und das Känguru
In seinem Zaun das Känguru -
es hockt und guckt dem Sperling zu.
Der Sperling sitzt auf dem Gebäude -
doch ohne sonderliche Freude.
Vielmehr, es fühlt, den Kopf geduckt,
wie ihn das Känguru beguckt.
Der Sperling sträubt den Flederflaus -
die Sache ist auch gar zu kraus.
Ihm ist, alsob er kaum noch säsze...
Wenn nun das Känguru ihn fräsze?!
Doch dieses dreht nach einer Stunde
den Kopf, aus irgend einem Grunde,
vielleicht auch ohne tiefern Sinn,
nach einer andern Richtung hin.
Door dus voorwerpen, begrippen of dieren als menschen op te laten treden en bij hen dezelfde gemoedstoestanden te veronderstellen bereikt Morgenstern het beoogde effect. De woordspeling is slechts zoo nu en dan een hulpmiddel om dit effect te verhoogen.
Hoe de dichter de Galgenlieder e.a. voor zichzelf waardeerde, blijkt slechts bij vergelijking van verschillende van zijn uitlatingen op dit punt; hij zegt o.a.: ‘Wenn diese zwei, drei Büchlein, die für mich ja doch blosz Beiwerkchen, Nebensachen bedeuten, nur ein biszchen geistige Leichtigkeit, Heiterkeit, Freiheit verbreiten, die Phantasie beleben, nur ein biszchen von der im Posthorn gefrorenen Musik der Seele wieder auftauen, so ist es genug.’ Naar deze uitspraak te oordeelen acht hij zijn ernstige gedichten belangwekkender, indien niet de term ‘Musik der Seele’ ons reeds voorbereidde op de komende gebeurtenissen. Verder zegt hij nl.: ‘Sie vermitteln, wenn ich hier selbst richtig sehe, dem gegenwärtigen Menschen vor allen eine gewisse-Entspannung. Von einer Zeit umfangen, die im wesentlichen von Gelehrten ihre Parolen empfängt und demgemäsz auf allen Seiten zur Sackgasse verurteilt ist, meint er vor solchen Versen gleichsam aufzuatmen, als in einer Atmosphäre, in der die erdrückende Schwere und Schwerfälligkeit des soge-