Het feestmaal
Op het feestmaal waren ruim honderd vijftig personen aanwezig. De zaal zelf was niet heel gezellig. Maar de gasten brachten weldra de noodige vroolijke stemming.
Cyriel Buysse zat tusschen minister Lippens, uit Buysse's streek afkomstig, en prof. Vermeylen. Mevr. Buysse en verscheidene familieleden zaten mede aan.
't Begon met een leuke toespraak van den voorzitter, die zegde dat het ‘menu’ door de inrichters was vergeten, maar hij zou het dikteeren: Soep op z'n Amerikaansch; Koude forel met Vincentsaus; Jong hamelnierstuk met groenten allerhande; Kampernoeliën badend in een malsche saus; Jong gemest hoen à la Neva; IJs ...
Na die lijst zat de voormelde gezelligheid onmiddellijk mede aan tafel.
Prof. Vermeylen opende de spreekbeurten met een groet aan den heer Lippens, die minister is van verkeerswezen. Hij hoopte dat de minister er in slagen zou om zijn kollega's voor de oplossing der Vlaamsche kwestie, van den bommel- in den sneltrein over te doen stappen. In Cyriel Buysse en diens Nederlandsche echtgenoote zag spreker een symbool van gelukkige samenwerking van Zuid en Noord. Hij wenschte de Noord-Nederlandsche deelnemers welkom en vertrouwde er in dat de intellektueelen uit Nederland en Vlaanderen elkander steeds inniger zullen waardeeren. Dan wees hij op Buysse's aldoor klaarder en klassieker werk, schepping van iemand die in de Nederlandsche letteren de verpersoonlijkte eerlijkheid is. ‘Het baksteenroode gezicht van den zeventigjarige’ zette hem aan te drinken op diens toekomst.
Minister Lippens achtte het voor zich een genoegen en een eer, namens den koning, het kruis van Kommandeur in de Leopoldsorde aan zijn vriend C. Buysse, te mogen uitreiken.
Een donderend applaus begroette die woorden.
Frans Coenen herinnerde eraan, hoe Buysse de Vlaamsche letteren in Nederland heeft binnengeloodst met zijn ‘Biezenstekker’ en er de Van-Nu-en-Straksers heeft bekend gemaakt. Spreker had het ook over de vijftienjaren lange medewerking van Buysse aan ‘Groot Nederland’, noemde terloops en met ontroering Couperus.
Buysse, naar Nederland georiënteerd, is Vlaamsch gebleven. Hij teekent het leven objektief uit. Hij is een ‘sprookspreker’, die het volk heeft begrepen en het beeld heeft opgehangen van wonderlijke barons, half verfranscht en half analfabetisch. Buysse's kunst, vol mededoogen, zachten weemoed en humor, is internationaal.
Prof. Dereul sprak, in 't Fransch, namens de Fransch-Belgische schrijvers. Hij loofde Buysse's objektiviteit en warmte en prees hem zijn eigen taal boven het Fransch te hebben verkozen. Buysse verdient te worden gehuldigd als een meester.
Em. de Bom vertelde, hoe hij Buysse heeft ontdekt, die met sportieven geest, onbesmet door de litteratuur, een brok mannelijk leven met zijn werk heeft gegeven.
Mevr. Van Loon-van den Berge, uit Rotterdam, getuigde hoe de Nederlandsche lezers van Buysse houden, die de dingen bezielt en alzoo verwant is met de Noren.
Reimond Herreman kondigde de stichting aan van een Vrije Vlaamsche Akademie, met Buysse als voorzitter.
Kamerlid Balthazar zegde een officieele viering van den jubilaris te Gent toe.
A.J. Mussche wees op de geweldige tegenstelling tusschen het werk der jongeren en dat van Buysse, hetwelk als van een grondlegger van den Vlaamschen roman moet worden beschouwd.
De heer Van Dishoeck, uitgever van Buysse's werken, bracht den jubilaris een feest-exemplaar van ‘Stemmingen’ en gaf er een van ‘Wat wij in Spanje en Marokko zagen’, aan mevrouw Buysse.
De heer Rombaut, uitgever te Gent, schonk aan den gevierden schrijver een luxe-exemplaar van A.J. Mussche's ‘Studie’ over Buysse.
H. Teirlinck beloofde dat aller liefde Buysse volgen zou en betrok hierbij ook mevr. Buysse.
Dan rees Buysse overeind en zegde geen