Boeken over muziek
Constant van Wessem, Het Musiceeren en Concerteeren in den loop der tijden. - A'dam, Uitg. de Spieghel.
ER bestaan zoo van die overzichtkaartjes - vooral van bergstreken - waar we zóó de weggetjes zien gaan, de paden zóó kunnen volgen - want zelfs de achterkant der bergen is zichtbaar! - dat we alle plaatjes en plekjes erop vinden kunnen.
Maar met een bedrieglijk perspectief, want aan een quasi-duidelijkheid is de waarheid opgeofferd. En zoo zien we in kleurige kronkelingen het landschap voor ons, de torentjes der dorpen keurig gespitst, de plekjes om behaaglijk uit te rusten en - te kijken getrouw aangegeven; het geheel hoogst smakelijk ... en onschuldig.
Voor toeristen aardig en prettig - soms zelfs handig - voor kenners één oogopslag waard.
Met een dergelijk systeem nu is v.W.'s boekje geschreven.
Op zichzelf zijn de verschillende hoofdstukken geslaagd - als lichte lectuur -; eenheid is verre te zoeken tusschen deze onderling. In een beginnoot ‘aan den lezer’ zegt schr. dat het korte bestek begrenzing eenigszins noodig maakte. Helaas leidde deze begrenzing niet tot nòg grootere concentratie. Want al is het kort, persoonlijke stellingname en scherp-beschouwende uiteenzettingen ontbreken maar al te zeer. Het is een - vlotte - opsomming van feiten zonder belangrijke conclusies.
Hierdoor, en door het inschuiven van een tweetal hoofdstukken (‘het muzikale Parijs tijdens de romantiek’ en de ‘Wagnerianen’) is de lijn van 't betoog onderbroken. Daardoor mijn beginopmerking over een bedrieglijk perspectief. Juist omdat de opzet van het boekje en ook de inhoud zeer sympathiek zijn, en het zeker een hiaat heeft helpen aanvullen, is het jammer, dat niet beter de gelegenheid is aangegrepen een sterkeren kijk op de geheele evolutie der klinkende kunst te geven.
Waarom in een paar regels aan te geven de primitieven, alles tot het begin der Middeleeuwen, over te slaan? Het (aardige) stuk over jazz toont niet waarheen dit leiden zal.
Dit kan, in motto-vorm, sterk zijn, zooals de paar opmerkingen op dit gebied van Hanns Eisler:
‘1. Die Musik im Feudalismus, die Hofkapelle, diente ausschlieszlich dem Musikbedürfnis einer ganz kleinen Oberschicht: Musik als Privileg.
2. Musik in der bürgerlichen Gesellschaft: Der Unternehmer vertreibt Musik wie jede andere ware. Demokratie in der Musik bedeutet: Privileg der besitzenden Klasse.
3. Der Rundfunk ist die Möglichheit einer Kunst in einer neuen Gesellschaft. Auch hier hat die Technik eine Gesellschaftliche Entwicklung möglich gemacht, vorausgeahnt. Rundfunkmusik: Das Privileg der Gesamtheit.’
Men hoeft er niet mee eens te zijn, maar het blijft niet bij constateeren. Hier wordt geconcludeerd hetgeen v.W. verzuimt. Dan wordt door de waarheid getrouw te volgen géén diepere waarheid getroffen.
En ligt dit laatste niet juist in het gebied der ‘cultuur’, welk begrip wij hier zouden vermijden, verscheen het werkje niet in een reeks getiteld: ‘Cultuur-historische Studiën’.
Voor toeristen op dit terrein aardig en prettig - soms zelfs sympathiek-handig - voor kenners één oogopslag waard.
MAX VREDENBURG