HANNS HEINZ EWERS
en zijn scheppingen: ‘Der Zauberlehrling’, ‘Alraune’, ‘Vampir’, ‘Das Grauen’, ‘Die Besessenen’. Wij noemen slechts enkele titels. Vele lezers zullen deze boeken, waarin veel leugens en veel waars voorkomen, zonder twijfel kennen. In Holland heeft men Ewers' werken, zij het niet zoo fel als in Duitschland, scherp gecritiseerd en vaak met dooddoeners als ‘sensatielectuur’, ‘opzettelijk zoeken naar perversiteit’, ‘griezellectuur’ enz. afgemaakt. ‘Goed, zijn boeken worden in de geheele wereld bij tienduizenden gelezen, maar literatuur is het niet’, is een opmerking, die men vaak hoort.
Wij nu zijn er van overtuigd, dat op zulk een wijze aan het werk van Ewers dikwijls onrecht is gedaan. Wel weten wij, dat Ewers in vele opzichten door anderen is beïnvloed (Edgar Poe, Oscar Panizza, E.T.A. Hoffmann, Wedekind). Wij weten, dat vele van zijn ‘onderwerpen’ ‘eenigszins’ gezocht en niet altijd geschikt zijn een atmospheer van menschelijke schoonheid te scheppen. Wij weten ook, dat veel niet is neergeschreven uit artistieke behoefte, maar uit zucht de zenuwen, en speciaal de geslachtszenuwen van den medemensch, te prikkelen. Wij zijn er ons van bewust, dat redenen van commercieelen aard op Ewers' werk vaak een grooten invloed hebben gehad. Maar wij weten ook, dat hij ons toch ondanks dit alles, vaak den mensch in schoonheid heeft getoond, dat zijn werk soms ademlooze beschrijvingen bevat, die zonder bijgedachte uit de pen zijn gevloeid.
Wie zijn laatste boek ‘Fundvogel’ leest, zal hiervan vele voorbeelden kunnen noemen. Maar wij behoeven slechts te wijzen op de beschrijving van het door gele koorts bezochte schip in ‘Vampir’ (het vorige jaar verscheen van dit boek van de hand van Ralph Springer een zeer goede Hollandsche vertaling bij de Nederlandsche Uitgeversmaatschap te Amsterdam) om aan te toonen, wat wij meenen. En wat betreft het ‘rücksichtslose’ van Ewers' werk, het trappen op een anders hart - een verwijt, dat men zeer vaak en natuurlijk niet ten onrechte hoort - zoo moet toch ook in het oog worden gehouden, dat momenten van zuiver menschelijke ontroering, van medelijden en hulpvaardigheid allerminst aan Frank Braun (= Dr. H.H. Ewers) ontbreken. Men denke slechts aan het gedeelte (wederom in ‘Vampir’, met ‘Fundvogel’ naar onze meening Ewers' beste boek) over den gek van Todi en diens onvergetelijk gedicht:
Resumeerende kunnen wij zeggen, dat men zich hoeden moet voor een tè eenzijdige beschouwing van Ewers' werk, dat in zijn geheel aan de meesten onbekend is. Wie kent behalve zijn romans en novellen zijn zeer individueel getinte reisverhalen (‘Indien und ich’, ‘Mit Meinen Augen’, ‘Von Sieben Meeren’), zijn sprookjes (‘Die Verkaufte Grossmutter’), zijn wetenschappelijke beschouwingen over de mieren, zijn gedichten en zijn fabels? Dr. Ewers is een zeer universeel, dus niet alleen erotisch ontwikkeld man, wiens fantasie door een buitengewoon uitgebreide, exacte kennis op velerlei gebied wordt geschraagd. Wie zijn boeken goed leest, vindt hiervan sporen op iedere pagina.
* * *
Wij spraken reeds met eenige woorden over Ewers' laatste boek ‘Fundvogel’ (Sieben Stäbe-Verlag, Berlin, 1928), dat de figuur van den schrijver weer meer in de publieke belangstelling heeft gebracht. Het Nieuwjaarsnummer 1929 van het bekende tijdschrift ‘Simplicissimus’ bracht Dr. Hanns Heinz Ewers met monokel en vrouweborsten. Wat beteekenen deze vrouweborsten op een overigens mannelijk corpus? Gij zult het begrijpen zoo ik u mededeel, dat het ‘experiment’ van ‘Fundvogel’ (Ewers werkt gaarne met ‘experimenten’: het homunculus-experiment van ‘Alraune’, in ‘Vampir’ de bloedzuigerij) niets meer of minder is dan de kunstmatige metamorphose van een volwassen vrouw in een volwassen man