Het Tooneel van Bataille
J.B. Besançon, Essai sur le théâtre d'Henry Bataille. - Groningen, J.B. Wolters.
IN het voorwoord wordt de lezer voorbereid op een ‘jugement sans passion, ni partipris.’ Men neemt dit voor kennisgeving aan, maar naarmate de lectuur vordert, beginnen die woorden te spoken en tenslotte grijnst het van iedere bladzijde u te gemoet: sans passion! Hoe graag hadden we wat parti-pris op
HENRY BATAILLE
den koop toe genomen, als we maar een beetje liefde voor het onderwerp konden bespeuren, een klein beetje enthousiasme.
De schrijver is een man der wetenschap en om wetenschappelijk te zijn moet men voor alles objectief blijven, nietwaar? Maar waarom dan deze gevoelige kunstenaarsziel, die zoo licht wordt misverstaan tot onderwerp gekozen? Bataille is een van die schrijvers, die alleen in sympathie begrepen kunnen worden en hoever blijven deze dorre opsomming, deze kille kritiek, die onvruchtbare vergelijkingen met schrijvers van geheel verschillend temperament, van de meesleepende lyriek van dezen geboren tooneelschrijver verwijderd!
De inhoud van een stuk weergeven beteekent nog niet het dramatisch analyseeren en wat een prachtige gelegenheid heeft de schrijver hier voorbij laten gaan om het essentiëel dramatische van deze tooneellitteratuur te demonstreeren. Van een tooneelstandpunt bezien valt er in Bataille toch wel iets meer te bewonderen - en welk ander standpunt bestaat er, als men tooneel niet als een speciale vorm van litteratuur beschouwt en begrijpt, dat een tooneelstuk - evenals muziek - niet gelezen maar vertolkt moet worden? Van gebrek aan litteratuur-kennis kan men den schrijver niet beschuldigen; jammer alleen, dat hij er wat al te kwistig bewijs van levert in een overdaad van voetnoten, die met pagina en al nadrukkelijk rekenschap geven van iedere op litteratuur berustende bewering en een vlotte lectuur danig belemmeren. Ik wil een enkel voorbeeld geven van den toon van dit werk. Het is een terloopsche opmerking, die mij echter zeer karakteristiek lijkt. ‘Armaury n'a pas connu le vrai amour. Il n'a pas aimé sa femme physiquement et on sait que c'est la fusion des joies charnelles et de la tendresse, qui constituent la sexualité complète.’ De bewering mag onaanvechtbaar zijn, maar doet de droge stelligheid, waarmee ze gedebiteerd wordt en vooral dat schoolmeesterachtige ‘on sait’, U niet even glimlachen?
F. STERNEBERG