sage des Anges, in de ‘Nouvelle Revue Française’ verschenen. Maar het is eigenlijk nog maar een belofte; het stijgt niet uit boven het milieu, waarin het verscheen. Onder de ouderen zijn nog twee figuren, die mij blijven boeien: Jean Tousseul, een autodidact, die het leven der arbeiders beschrijft, op een dikwijls scherpe en doordringende wijze, een beetje à la Gorki, en Neel Doff, die een Hollandsche is van geboorte, maar door haar huwelijk Belgische geworden; haar Jours de Famine et de Détresse staat voor mij op eenzelfde hoogte als het werk van Charles-Louis Philippe, maar is geheel persoonlijk van stijl en vorm. In Frankrijk wonen ook nog eenige Belgische romanciers van beteekenis, zooals André Baillon; Horace van Offel, wiens werken wat haastig geschreven zijn maar vol geest en temperament; 't Serstevens, die er een keurigen stijl op nahoudt ...
- Men heeft een boek van hem in het Hollandsch vertaald, Le Vagabond Sentimental. Lijkt u dit een van zijn beste werken?
- Ja en neen; het is dikwijls charmant maar als geheel toch wat ijl. Ik geef den voorkeur aan Les Sept parmi les Hommes.
- Welke Fransche schrijvers hebben uw liefde of uw bewondering?
- In de eerste plaats André Gide, als schrijver, volgens mij, de eerste van allen. Hij heeft een stijl gevonden die volkomen de stijl mag heeten van onzen tijd en die toch een klassieken toon heeft, een klassiek accent. Daar is ook de
Barnabooth van Valery Larbaud, waaruit de heele z.g. ‘internationale’ literatuur schijnt te zijn voortgekomen: Morand enz.; daar is
Le Petit Ami van Paul Léautaud, een wonder van oprechtheid, natuurlijkheid en geest; en sedert eenigen tijd ben ik gaan houden van Estaunié, die mij een groot romancier lijkt, al is hij waarschijnlijk geen groot schrijver. Wat ik van hem prefereer is
Solitudes. Van de jongeren noem ik Georges Bernanos, Julien Green en Marcel Arland; maar voor het oogenblik zie ik bovenal André Malraux, wiens boek
Les Conquérants mijn volle bewondering heeft: het is breed, moedig, het opent een nieuwen weg, en er is in Malraux niet alleen een groote intelligentie, maar een groot menschelijk gevoel. Laat mij ook niet vergeten te spreken van Jean Paulhan, die weinig geschreven heeft maar toch de plaats niet inneemt, welke hem reeds toekomt. Hij heeft het onderbewustzijn weten te vertolken op een aangrijpende manier en met een scherpte, die denken doet aan de scherpte, soms, van den droom; hij heeft, voor mijn gevoel, dikwijls bereikt, wat de surrealisten geven willen; ik geloof zelfs, dat hij grooten invloed op hen heeft gehad, en ook
FRANZ HELLENS
door S. Klercx, speciaal voor Den Gulden Winckel geteekend.
op een van de Belgische jongeren, die ik tot de interessantsten reken, ofschoon hij niet meer heeft geschreven dan één kleine bundel, Paul Desmeth, auteur van
Avec la Nuit.
- Hoe ziet ge de toekomst van den Franschen roman?
- Ik geloof aan een onmiskenbare en ernstige terugkeer tot de kunst van Stendhal. Het komt mij ook voor, dat onder de jongeren, langzaam en als een onderstroom, de invloed werkt van Le Grand Meaulnes van Alain-Fournier; dat men een terugkeer verwachten kan naar een naïevere manier van zien, of een zachtere belichting der dingen.
- Gelooft u aan de toekomst van den roman met verklaringen, of van den roman waarin de handeling zichzelf verklaart?
- Absoluut aan de toekomst van den laatste; ik geloof zelfs aan het einde van de andere manier. Les Conquérants schijnt mij reeds een volmaakt type van het genre.
- Kunt u mij iets zeggen van uw boek Le Jeune Homme Annibal, dat aangekondigd wordt door Stols?
- Het is een korte roman, of een lange vertelling van mislukte avonturen. Het werd geschreven met een groote gemakkelijkheid, en ik moet erbij zeggen met groot genoegen, wat een uitzondering is in mijn productie, want ik werk