voor een paar cigaretten hun medemenschen verraden. In de stille hotelkamer te Rio de Janeiro neuriet de man die uit deze hel ontvluchtte het lied van ‘la Belle’ (zooals alle gevangenen de Vrijheid noemen):
Le boiteux, l'aveugle, le sourd
En pensant à toi, mon amour,
Nacht en dag droomen deze menschen van ‘la Belle’ en zelfs de wreedste straffen kunnen dit verlangen niet dooden.
Vooral negers schijnen in Cayenne bereid te zijn voor een hoogen prijs degenen, die vluchten willen, te helpen. Alleen wanneer men twee jaar lang de helft van dagelijksch broodrantsoen verkoopt, kan men er in slagen het geld - noodig voor deze vlucht - bij elkaar te krijgen. Heeft men na veel moeite (waarvan wij ons geen begrip kunnen maken) dit geld bij elkaar, dan moet men zes menschen uitzoeken, die men vertrouwen kan en waarvan men zeker is, dat ze het plan niet zullen verraden. Deze zes menschen moeten dan samen den neger betalen. Dieudonné is er in geslaagd deze menschen te vinden. Langer dan twee maanden heeft deze vlucht geduurd. Dagen en nachten zwierven ze in de boot van den neger, zonder voedsel of zoet water - bijna stuurloos, tot de neger de boot liet kantelen. Dieudonné vertelde, dat dit meestal gebeurt, wanneer het geld betaald is. Natuurlijk weet de neger zich te redden, vijf anderen slagen daar ook in, de zesde wordt een prooi der haaien. Op een vlot trachten ze zich te redden.
‘Menschenjagers’ krijgen drie van hen te pakken en leveren hen uit. Weer wacht dezen menschen de hel - één oogenblik hebben ze gemeend ‘la Belle’ te kunnen veroveren - dan is alles verloren, wacht hen een nog zwaardere straf en blijkt twee jaren hongeren nutteloos te zijn geweest.
Dieudonné en een ander weten zich in de wildernis te redden. 's Nachts slapen ze in de boomen om beschut te zijn tegen de aanvallen van patrouilleerende gendarmes en wilde dieren. Een maand lang duurt dit bestaan tusschen tijgers en slangen, apen en wilde katten. Ze leven van planten en boschbessen. Arabieren ontdekken tenslotte hun schuilplaats. Men verraadt hen echter niet, daar Dieudonné vroeger een hunner vrienden het leven redde, wijst den beiden vluchtelingen zelfs den weg naar de woning van den neger Strong, die hen met zijn boot belooft verder te helpen. Weer zwalken ze zeven dagen op zee. Wanneer ze eindelijk in Brazilië landen, hebben beide geen geld meer, verstaan ze de taal niet en worden ze voortdurend vervolgd door de angst herkend en uitgeleverd te worden.
Acht en zestig dagen zijn verstreken sinds ze van Cayenne ontvlucht zijn. Hun voeten bloeden, hun kleeren zijn gescheurd - hunne hoeden ergens aan een struik blijven hangen.
Jean-Maria - de vriend van Dieudonné, die al deze acht en zestig dagen met hem samen is, krijgt steeds weer nieuwe malaria-aanvallen, die telkens heviger worden.
Wanneer ze eindelijk Rio de Janeiro bereiken, begint Dieudonné een nieuw leven. Hij slaagt er in ergens wat geld te leenen en vindt onder een andere naam werk bij een meubelmaker. Plotseling ziet hij zijn portret in de courant: men vraagt zijn uitlevering. Na een paar dagen wordt hij opnieuw gearresteerd.
Men kent ook in Brazilië zijn proces - gelooft evenals overal elders in zijn onschuld, doch de Fransche regeering vraagt zijn uitlevering. Een spannende strijd begint. Nu eens wordt hij vrijgelaten, dan weer gearresteerd. Ten slotte slaagt hij er met behulp van Londres in een nieuwe pas te krijgen van het Fransche consulaat. Hij kan terug naar Frankrijk - naar zijn vrouw en zijn zoon, die hij in 15 jaren niet gezien heeft en die ondertusschen een volwassen man is geworden.
Wanneer hij Londres in diens hotel achterlaat om hem den volgenden dag op de boot, die beide naar Marseille brengen zal, weer te ontmoeten, ziet deze uit zijn venster, hoe Dieudonné op straat onder het licht van een lantaarn staan blijft, iets uit zijn portefeuille haalt en dit steeds weer opnieuw bekijkt: ‘c'était son passeport’.
* * *
Heeft de Fransche regeering Dieudonné op de een of andere wijze schadeloos gesteld voor de vijftien jaren die hij onschuldig in Cayenne doorbracht? Heeft ze ook maar iets gedaan om het onrecht dat ze dagelijks aan duizenden bagnogevangenen begaat weer goed te maken? Ook dit zouden we willen weten.
NICO ROST