52.
Onder de stellingen in een recent proefschrift trof mij: ‘De kennis der Rotterdamsche boekverkoopers, zoowel wat betreft hun artikel in technisch, literair als bibliografisch opzicht, als hun aanpassingsvermogen aan de verschillende koopers, beantwoordt niet aan bescheiden eischen.’
Ik citeer deze uitspraak omdat daaruit blijkt, dat ook anderen zich, geheel onafhankelijk van mij, een dergelijke ervaring met den boekhandel verworven hebben. Het is mij gebleken dat sommige betrokken personen deze uitspraken kwalijk nemen. Dit is onjuist. Voor mij zelf sprekende, kan ik slechts zeggen, dat ik overtuigd van het nut des boekhandels, overtuigd van den goeden wil der beste boekverkoopers, alleen maar eenige noodige verbeteringen zou wenschen. Nooit heb ik ‘tegen’ den boekhandel geschreven, en ik wensch dat niet te doen. In het belang der litteratuurminnaars, in het belang der boekverkoopers zelf, zou ik alleen zoo graag zien dat dezen zich wat beter aanpasten aan de intellectueele behoeften.
Ik zal mij er wel voor wachten om te spreken over zaken, waarvan ik gecenseerd wordt niets te weten; daarom constateer ik alléén het onloochenbare feit, dat de intellectueelen in den boekhandel niet altijd den steun vinden, welke zij noodig hebben. En de jonge doctor boven geciteerd bevestigt dit beeld van de werkelijkheid.
Het is misschien een troost dat het elders nog heel wat erger gesteld is! Ziehier wat Paul Garcin in ‘Comoedia’ schrijft over de toestanden in Frankrijk:
‘Reeds tijdens het nationale congres van boekhandelaren te Reims en ook de vorige maand, hebben wij over de organisatie van den boekenverkoop in Frankrijk en andere beschaafde landen geschreven. De Fransche inferioriteit op dit gebied staat onbetwistbaar vast. Terwijl in Zwitserland, België, Duitschland en de meeste andere landen jaarlijks boekencatalogi verschijnen, verkeert men in Frankrijk in zoo'n wanordelijken toestand, dat men het bijna anarchie zou kunnen noemen. Als men hierop geen acht slaat, zal dit tot ernstige gevolgen kunnen leiden. Men begint er zich dan ook zeer ongerust over te maken.
Men moet zich vooral bezighouden met de uitgave der jaarlijksche boekencatalogi, waarvan het plan juist is mislukt. Die uitgave toch is voor de toekomst, ja zelfs voor het bestaan van den Franschen boekhandel van het grootste belang. Waar gaat het eigenlijk om?
Vroeger werd de boekhandel beschermd door een “brevet de libraire”, die de vakkundige bekwaamheden waarborgde van dengene, die dezen handel uitoefende. Boeken verkoopen is een vak, een moeilijk vak, dat men niet in korten tijd leert. In dien goeden, ouden tijd was het den eerste den beste dus niet mogelijk een vak te onteeren. Tegenwoordig is alles veroorloofd. Er heerscht een volkomen bandeloosheid. De boekhandel wordt door niets beschermd. Zonder risico en zonder onkosten kan de eerste de beste, hetzij hij handel drijft of zelfs geen handel drijft, ten zijnen behoeve beslag leggen op remises, bestemd voor mannen van het vak, wier eenige reden van bestaan is de vergoeding van diensten, door beroepsboekhandelaren bewezen. - Zooals wij eenigen tijd geleden al opmerkten: de remise bij den boekhandel kan door het publiek slechts gerechtvaardigd worden (want tenslotte betaalt het publiek deze remise, daar de uitgever er den prijs van het boek mee verhoogt), indien zij eene werkelijke vergoeding is voor bewezen diensten. Er zijn maar twee mogelijkheden: òf de uitgevers vinden, dat de boekverkoopers volstrekt geen diensten bewijzen bij den verkoop en de verspreiding der boeken over het geheele land, en in dat geval hebben zij geen boekhandelaars noodig, kunnen ze de remise van den boekprijs aftrekken en zelf rechtstreeks aan het publiek verkoopen; òf ze beschouwen de boekverkoopers als noodige, nuttige, niet te ontberen bemiddelaars bij den boekenverkoop en dan wijzen zoowel verstand als ondervinding uit, dat men de boekhandelaars beschermt en dat de remises, die eene rechtvaardige vergoeding vormen voor de bewezen diensten, niet worden verspild ten bate van nuttelooze tusschenpersonen.
Talrijke beunhazen, die geen handelaars en handelaars, die geen boekverkoopers zijn, onttrekken door gebrek aan organisatie en onverschilligheid een groot deel van den gewonen omzet aan de boekhandelaren en leveren daardoor gevaar op voor het voortbestaan van den boekhandel in Frankrijk. Deze onbevoegden verkoopen zonder de onkosten en risico's van het beroep en ook zonder het minste nut, want hunne werkzaamheid bepaalt er zich toe succesboeken te slijten, waarvan de verkoop toch al met automatische zekerheid vast stond.
De remises bij de boekhandelaars worden alleen gerechtvaardigd door de diensten, die zij bij den verkoop