Neel Doff vestigde zich later in Antwerpen, waar zij haar eerste boeken schreef en voor de tweede maal in het huwelijk trad met een welbekend advocaat. Fernand Brouez, stichter van La Sociéte Nouvelle, een blad dat indertijd beroemd was, merkte de bekoring en de persoonlijkheid op van deze uiterst begaafde natuur, die echter, in den tijd waarin hij haar huwde, nog niet tot volle uiting was gekomen.
Zich na den wapenstilstand te Brussel gevestigd hebbende, heeft de schrijfster van Keetje een reeks werken gepubliceerd, die het leven en de natuur schilderen zonder eenigen opsmuk van stijl, en die de eenvoudigste titels dragen: Keetje, Keetje trottin, Angelinette, Campine. Dit laatste, onlangs verschenen, plaatst, temidden van zeer karakteristieke landschappen, eenige boerenfiguren van een aangrijpende waarheid. Het is een getrouw document in den vorm van zeer korte vertellingen, schetsen in dialoog, aanteekeningen, dagboekbladen. Dit weinig bekende land, eentonig, vlak en treurig, op het eerste gezicht, Neel Doff heeft er de verborgen reliefs van aangegeven, de ongelukken en het dagelijksche drama dat zich afspeelt tusschen menschen, dieren en grond. André Baillon had, in een boek dat hij Moi had genoemd en dat later gepubliceerd werd onder den titel En Sabots, reeds een zeer gedetailleerd beeld van de Kempen gegeven, vol heerlijke kleine vondsten. Deze twee werken, Campine en En Sabots, vullen elkaar aan terwijl ze aan elkaar tegenovergesteld blijven. Bij Neel Doff is de schildering directer, klaarblijkelijk getrouwer. De schrijfster plaatst er zichzelf niet graag in; al gelukt het haar niet zich te verbergen. Bij Baillon zijn de kleuren levendiger, meer genuanceerd, maar hij ontleent ze evenzeer aan zichzelven, aan zijn sensibiliteit, zijn geest, als aan de natuur. De Kempen van Neel Doff zijn het barre land van zand en slijk dat de mensch heeft moeten vruchtbaar maken met pijnlijke krachtsinspanning, het onvriendelijk en afgelegen land, zoo gierig, waar de schepselen een woest en hachelijk leven lijden, in het vuil gedompeld en het vooroordeel.
* * *
Op haar vijftigste jaar ongeveer, was
Dagen van honger en ellende voor Neel Doff een schitterend debuut. Zij heeft sindsdien haar eenvoudige, natuurlijke, sterke schrijftrant nauwelijks gewijzigd. Haar stijl is slechts een weinig soepeler geworden. Haar phrase blijft kort en haar visie vrij van hulpmiddelen. Zij is onbekend met iedere list, zij weet niet te bedriegen. Het is een groote verdienste, bij haar ongekunsteld,
NEEL DOFF
Foto Emilio Parfonry, Brussel
bovendien. Ook de synthese is haar onbekend, maar zij is rijk aan bondige bekortingen. De vrouwenfiguur die in haar romans overheerscht dwingt onmiddellijk bewondering af door haar trots, een trots uit temperament en karakter, sterker dan alle andere. De schrijfster verraadt hier zichzelve.
Keetje, in armoede geboren, proper in het vuil, toont door haar daden den wil uit haar omgeving te komen; haar kracht ligt in haar gezondheid van lichaam en ziel, in haar volkomen oprechtheid: ondeugd en slecht gezelschap hebben haar niet meer dan met hun modder bespat, en zelfs als de honger haar genoopt heeft in de onderste lagen af te dalen, valt het haar niet moeilijk zich van die smetten schoon te wasschen. In een roman van Neel Doff geplaatst toont zich deze figuur als een bijbelsch personage in een ets van