en het is uw goed recht; dit neemt niet weg dat in sommige omstandigheden de bloote verzekering van den man van smaak het - hoe zal ik zeggen? - het ‘heiligste’ is wat hij te geven heeft. De smaak van den heer Nijhoff verzet zich tegen De Zondaar en doet hem het boek ‘als pornografie zelfs’ verwerpen (wat mej. Smeding niet dan aangenaam kan zijn). Het grappige is alleen dat ook den heer Nijhoff het woord ‘pornografie’ veel te snel uit de pen schijnt gevloeid, en dat hetgeen hij wèl als zoodanig aanvaardt evenmin dien titel verdient. Als hij zich eens liet verleiden om die ‘pornografische’ passage's van Anatole France te citeeren? En wat Pierre Louys aangaat, die wèl pornografie gepleegd heeft, voornamelijk op lateren leeftijd, ik vrees dat de heer Nijhoff alleen nog maar aan Aphrodite en Le Roi Pausole denkt, boeken die tot wat men in Frankrijk noemt: ‘la littérature galante’ behooren, dat is: noch ‘érotique’, noch ‘scatologique’, - en u zult het misschien met mij eens zijn dat de Franschen op dit gebied deskundiger klasseerders dan de meeste Hollanders zijn. De pornografische boeken van Louys heeten: Poésies Erotiques; Manuel de Civilité à l'Usage des Jeunes Filles du Monde; Trois Filles de leur Mère; Histoire du Roi Gonzalve et des Douze Princesses. Ik ben ervan overtuigd dat de heer Nijhoff ze niet kent, of hij had van Louys' ‘vroolijke’ pornografie niet gesproken. Wat hij bedoelt heet met een Nederl. boekhandelaarsterm geloof ik: ‘ondeugend’, en de ‘nietvroolijke pornografie’ van De Zondaar: ‘zede-studie’.
Ik zou wat ik zeggen wilde als volgt kunnen resumeeren: Als de Zondaar pornografisch aandoet kan het alleen zijn door gebrek aan talent. Ik bedoel: denk u een dergelijk onderwerp in door een Dostojevski behandeld, niemand behalve misschien de koster van Modderdijk zou zich geroepen voelen om van pornografie te spreken. Mej. Smeding verdedigen tegen de aantijging van pornografie is haar dus m.i. geen dienst bewijzen op een ander gebied dan dat van de burgerlijke achtenswaardigheid, en, misschien, van de reclame.
Geloof mij, mijnheer, met beleefde groeten, hoogachtend,
E. DU PERRON