komen de dorpen met hun loofdaken en de afzonderlijke hutten uitkijken tusschen de schaduwen der palmen, en gebronsde, glimlachende menschenfiguren vertoonen zich, ons toewuivend en roepend, als wij het anker laten vallen in het spiegelglad oppervlak, waarin de riffen en de koraalbeddingen weerkaatsen. De scharlakenkleurige ponciana's en de frangipani bloeien, en gezang en geur komen ons van het eiland tegemoet. De Godvreezende natuurkinderen stroomen samen op het strand, de mannen in hun roode lava-lava's, de vrouwen in een kleedij, die doet denken aan een nachthemd. Overal bloemen en guirlandes en kinderlijke vroolijkheid. Dan roeien wij aan land. Men zingt een lied als welkom, en als wij het strand raken klinkt het kerklied der inboorlingen, die de sloep optrekken, ons tegen’.
Dit is het begin van een avontuurlijken onderzoekingstocht, door den Australiër Frank Hurley naar een der onbekendste streken der aarde: Nieuw-Guinea, ondernomen. Een reis, zoo overrijk aan merkwaardige ontdekkingen, dat wij Hurley wel zeer dankbaar mogen zijn, dat hij zijn wederwaardigheden in woord en beeld vastlegde.
Nieuw-Guinea! Welk een wereld van huiveringwekkend mysterie omhulde dat ééne simpele woord steeds voor ons: een tropische natuur, bevolkt door onbekende dieren en bovenal door menschelijke wezens, welker hoogste genoegen bestaat in het verorberen van menschenvleesch. Deze wereld van mysterie is Hurley binnengedrongen, voorzien van watervliegtuig, film- en radiotoestel. De industrieele ontwikkeling van ons technisch ontwikkeld ras kwam hem dus zeer goed te stade en heeft het in beeld brengen van menschen mogelijk gemaakt, welke eerder in het steenen tijdperk dan in de twintigste eeuw thuis behooren.
Nieuw-Guinea. ‘Een land waar de wouden zwijgen in het mystieke uur van geluidloos verwachten; waar het oneindig sterrendak zich grijs kleurt, als de ochtendschemering rose klimt boven de boomtoppen; waar de wildernis siddert in juichende melodie, als de tallooze gevederde zangers hun loflied aanheffen
Inboorlingen van het Murray-meer.
van liefde en dank. Waar de groote zwijgende rivieren voortglijden in gouden stilte; waar de sombere schaduwen der dichtbegroeide oevers zich ontvouwen tot in wingerd gehulde bergen van scharlaken bloemen, zoodra de ochtendzon, rijzend boven de bergtoppen, de donkere schimmen verheldert tot glorierijke kleur. Tusschen bergspits en zonnestrand is hier in dit tooverland meer schoonheid, meer verrukking te vinden, dan ik op de wereld bestaanbaar had geacht. Het brandmerk van het zakenleven heeft deze streken nog nauwelijks beroerd. De bijl in het woud heeft de vogels nog niet eens vermogen te verschrikken. Dit land is nog, zooals de natuur het heeft geschapen, en lang nog moge het zoo blijven....’
Het is dus nog niet voorzien van alle ‘zegeningen’ der beschaving. Hurley heeft als officieel fotograaf der Australische troepen aan den grooten oorlog deelgenomen en maakte zoowel in de loopgraven als uit vliegtuigen menige waardevolle opname. De groote oorlog heeft ons allen, strijders en neutralen, bescheidenheid en deemoed geleerd; zij heeft ons doen beseffen, dat er van innerlijke beschaving bij de groote massa van het blanke ras nog geen sprake is en dat onze ‘cultuur’ met een dun laagje vernis vergeleken kan worden. De schrijver toont telkens, dat hij geen verachting gevoelt voor de natuurvolken, en waar zij wreedheden bedrijven wijst hij erop, dat de millioenen-moordpartij in de jaren 1914-1918 aan onzen superioriteitswaan op een