zei, al jaren wordt toegepast. Had men een jonge rol te spelen, goed, eerst flink insmeren met pijp ‘drie’, wat jong rood onder de oogen, afpoeieren, oogen aanzetten, en de jonge rol was gereed. Zoo ging het ook met de overige medewerkers. Het natuurlijke gevolg was dan, dat men een serie étalagepoppen op het tooneel kreeg, waar in den waren zin van het woord niet tegen aan te kijken was.
In deze toestanden nu zou de heer Schmidt, volgens zijn interessante werkje, graag verandering zien, en terecht. Hij geeft op een zeer onderhoudende wijze zijn adviezen, hoe men zich schminken moet voor de verschillende karakters, welke zich op de planken kunnen voordoen.
Ik ga zelfs nog verder, met te beweren, dat het boekje van zeer veel waarde zal blijken te zijn voor vele beroepstooneelspelers. Ik voor mij wil gaarne bekennen, dat ik er zeer veel in gevonden heb, dat mij in m'n loopbaan van groot nut zal zijn. Vooral ook omdat, zooals de schrijver ook releveerde, het tegenwoordig helaas zoo zelden voorkomt in het moderne répertoire, dat men ‘types’ te maken heeft. Mocht het bij mij voorkomen, dan zal Johan Schmidt's advies voor mij van zeer veel nut zijn.
Deze uitgave (door de Hollandia Drukkerij te Baarn zeer zorgvuldig uitgegeven) werd verlucht met verklarende, in natuurlijke kleuren gedrukte fotografieën.
JAN VAN EES