koninkje, dat onder de vleugels van den arend onbemerkt meegestegen is, en in den sprookjeswedstrijd het van dezen wint, omdat het, toen de koning het hoogste punt bereikt had, nog enkele meters boven dezen uitvloog.
Beschermend treedt juffrouw Tirel op jegens dengene, wien ze alles dankt. De lezer staat tegenover haar in halfslachtige verlegenheid. Immers beseft hij, haar dit niet kwalijk te kunnen nemen. Tot die bescherming noopte haar de verhouding. Men versta het niet verkeerd: van een ander dan diensten gehechtheidsverband is geen sprake. Ware het zoo geweest, het boek zou, hopen we, ongeschreven zijn gebleven. Waarmee Rodin's nagedachtenis bij wie evenmin als de schrijfster tusschen mensch en kunstenaar weet te onderscheiden, zou zijn gebaat geweest.
Blijkbaar boterde het tusschen Rodin en de secretaresse. Dit is iets van Wahlverwantschaft, van aanvulling liever. Op zich zelf pleit het noch voor, noch tegen de persoon der dame, die zich op elke bladzij van dit reclameboek schril en smakeloos naar voren dringt. Haar ontbreekt het aan tact, bescheidenheid, aan begrip van de verhoudingen en geestesbeschaving. De toon, dien ze zich tegenover Rodin's naasten veroorlooft, is verfoeilijk.
Rodin was een man zonder ontwikkeling. Van onder af heeft hij het opgehaald. Met de spelling stond hij op gespannen voet: het boek gewaagt niet zonder zelfverheffing van de h, die hij in cariatide wilde voegen. In zijn jeugd maakte hij kennis met Rose Beuret. Zij was een eenvoudige ziel; de kunstenaar en zij zijn meer dan veertig jaar tezamen gebleven. Kort vóór zijn dood heeft hij haar gehuwd. Hun was een zoon geboren, een teekenaar, die daarnaast het lucratieve vak van voddenraper beoefende. Met dien zoon leefde Rodin in onmin. In de laatste jaren van zijn leven kwam een soort verzoening tot stand.
Rodin heeft lang moeten tobben, vóor hem de roem gewerd en met den roem het geld. Is het besef van dien dubbelen rijkdom hem naar het hoofd gestegen....? Neen. O, de schrijfster weet het alweer, ze weet immers alles uit het intieme leven van dezen man, die der wereld en der eeuwigheid behoort: hij had zijn vlagen van grootheids- of hoogmoedswaan. Als een bediende iets niet naar zijn zin had gedaan, kon hij hem toeschreeuwen: denk erom, ik ben een groot man, ik moet onvoorwaardelijk gehoorzaamd worden! Dat juffrouw Tirel die buitensporigheden in hem begreep en hem tegemoet kwam, trok hem in haar aan. Maar ook vertelt ze van zijn zachtmoedigheid jegens het personeel. Twee menschen waren in de keuken. Eens op een dag was de koffie sterker dan gewoonlijk. De heer des huizes droeg toen een huisgenoote op, te vragen, wie van de twee de koffie had gezet. Ware het A. geweest, dan moest de afgezante met de vraag volstaan. Zou echter B. daarvoor verantwoordelijk zijn, dan moest ze hem prijzen.
Foto Choumoff
Rodin, vijf dagen vóor zijn dood
Met zulke leuterpraat is het boek gevuld, niet anders dan gewauwel van de diensttrap. Ook al moge dit alles natuurgetrouw zijn overgebracht, dan nog is het leugenachtig, in zoover het een valschen schijn werpt, wijl de keerzij van dit alles ons onthouden wordt. Juffrouw Tirel was niet bij machte ons den ommekant van de medalje te laten zien. Had ze het gekund, - het zij herhaald - ze had zich niet aan het schrijven van dit ondanks alles boeiende boek gezet. Dan immers zou ze in bewondering gezwegen hebben. Maar - ik draai in een cirkel rond - dan zou Rodin haar hoogstwaarschijnlijk niet als secretaresse hebben kunnen gebruiken.
Boeiend is het ondanks alles, omdat het van dit haast tot legende geworden leven nieuwe facetten toont, op zich zelf waardeloos, belangwekkend in het licht van zijn enorme productie. Rodin wilde schrijven; blaadje na blaadje krabbelde hij met aanteekeningen, onder andere over de kathedralen, vol. De secretaresse moest zich daarover ontfermen en ze overschrijven. De meester was er buiten-