Den Gulden Winckel. Jaargang 18
(1919)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Van een oud Amsterdamsch regentHerman Arend Enno van Gelder, De levensbeschouwing van Cornelis Pieterszoon Hooft, burgemeester van Amsterdam 1547-1626. Ac. proefschr. Amsterdam, A.H. Kruyt.HET schrijven van een biografie - ik kan 't me zoo voorstellen - heeft iets buitengewoon aantrekkelijks. Ik heb nu niet het oog op het beschrijven van iemands uiterlijke levensomstandigheden: dat is slechts aantrekkelijk als het iemand geldt met een ‘veelbewogen leven’. Maar ik bedoel hier het naspeuren en te-boek-stellen van iemands innerlijk wezen; van z'n eigenaardigheden, z'n gebreken, z'n prijzenswaardige eigenschappen, van z'n daden en z'n uitingen: in éen woord van z'n (geheele) mensch-zijn. Zoo opgevat kan dan ook een biografie van waarde zijn, ongeacht den persoon over wien gehandeld wordt. Van meer belang nog natuurlijk wordt een biografie, die een beteekenisvolle persoonlijkheid uit een interessanten tijd tot onderwerp heeft. Dat is het geval met 't hier boven vermelde akademisch proefschrift. Dit beschrijft ons een van de voormannen bij den glorieuzen intocht ten onzent van het kapitalisme: Cornelis Pieterszoon Hooft, die van 1584 af tot aan zijn dood (1 Januari 1626) lid was van den Raad van Amsterdam; terwijl hij gedurende die jaren twaalf maal het burgemeestersambt vervulde, waarbij hij vier maal eerste burgemeester was. Ook werd hij meer dan eens afgevaardigd naar de vergadering van de Staten van Holland en van de Staten-Generaal. En bovendien was hij, of liever: hij was grootkoopman. Uit deze biografie leeren we hem kennen als een merkwaardig man; een die in zijn tijd den ‘nieuwen tijd’ vertegenwoordigde. Een man met ruime denkbeelden; die in zijn jeugd was opgevoed tot zelfstandigheid en een eigen levensopvatting, en deze zijn leven lang heeft behouden. Hij behoorde dan ook tot de eerste voorstanders van gewetensvrijheid en politieke zelfstandigheid; en toonde ook zelf een groote mate van verdraagzaamheid: hij was er een voorstander van, dat ieder op zijn eigen wijze zalig werd. En daarom ook kantte hij zich tegen het calvinisme ten onzent, welks predikanten de waarheid in pacht meenden te hebben, en alle andersdenkenden verdoemden. Maar daarom niet alleen; ook omdat deze predikanten er voor ijverden den Staat onder gezag van de Kerk te brengen, verzette Hooft zich tegen hen. Want ook als regent kon hij zich, evenmin als voor zijn persoon, blindelings onderwerpen aan het gezag van een Kerk. Volgens hem kwam alle gezag, ook dat over de Kerk, aan den Staat toe. En aan dezen alleen. Hij was daarbij republikeinsch gezind; al van 1584 af, toen de meerderheid van de regenten nog monarchaal was. Maar als republikein was hij - dit lag nog geheel in de lijn van zijn tijd - aristokratisch: aan eenig medezeggenschap van het volk werd toen zelfs niet gedacht. Wel had hij een sterk sociaal gevoel, zoodat hij het algemeen belang liet voorgaan vóór het eigen. Ziehier enkele van de kenmerkende eigenschappen van dezen oud-amsterdamschen regent. In het hier aangekondigd proefschrift kunnen we er natuurlijk meer en uitvoeriger over lezen. Nog een enkel woord over deze biografie. Het werk is in drieën ingedeeld. In het eerste gedeelte wordt het milieu behandeld; het tweede geeft de analyse van Hooft's heele persoonlijkheid; het derde bedoelt daarvan de synthese te zijn. Voor de analyse putte de schrijver uit de bestaande handschriften van Hooft, die o.a. vergadering-aanteekeningen, redevoeringen en verhandelingen bevatten. Die analyse nu is niet veel meer dan een aaneenrijging van citaten, waaruit we, gegroepeerd in een negental hoofdstukken, Hooft's denkbeelden leeren kennen omtrent de verschillende vraagstukken van zijn tijd. Ik kan niet beweren, dat deze vorm zich aangenaam lezen laat; terwijl - dat kon op deze wijze niet anders - dit gedeelte nogal eens in herhalingen vervaltGa naar voetnoot1). Het eerste en derde gedeelte laten zich beter lezen - al kan ik voor den stijl van den schrijver geen groote bewondering hebben. Maar hier worden interessante problemen gesteld, en zijn die op m.i. zeer aannemelijke wijze belicht. Heel goed lijkt me de uiteenzetting van de sociale positie van den groothandelaar der 16e eeuw. In dit hoofdstuk wordt nagegaan, in welke mate de maatschappelijke positie van een koopman als Hooft, zijn denkwijze zal hebben beïnvloed. Met de synthese eindelijk bedoelt de schrijver een antwoord te geven op de vraag: waarom dacht Hooft, zooals hij dacht. Daarbij wordt aangegeven, wat de invloed kan zijn geweest van zijn ekonomisch-sociale positie, zijn regent-zijn en het heele politieke leven waaraan hij deel nam, zijn partikuliere leven, en zijn karakter. Ik herhaal, dit zijn een paar interessante stukken uit deze biografie. De schrijver behandelde deze materie ongeveer in denzelfden geest, zij 't minder uitvoerig, als Kautsky deed in de eerste afdeeling van zijn boek over Thomas More und seine Utopie; terwijl in de hier aangekondigde studie bovendien ook het partikuliere leven en het karakter met nadruk als afzonderlijke faktoren in rekening zijn gebracht.
Bij het lezen van deze biografie; en in 't bizonder van 't tweede en grootste gedeelte daarvan: de | |
[pagina 25]
| |
analyse - moest ik onwillekeurig telkens denken aan het mooie gedicht Roskam, dat Vondel opdroeg aan P.C. Hooft; en waarin hij o.a. ook, zooals hij het zelf uitdrukte ‘al mede een blat gevlochten’ had aan den krans van den toen al vier jaar geleden gestorven Regent. Van binnen was hy juist, gelyk hy buiten scheen. Hoe heeft hem Amsteldam ervaren wys en simpel, En dan ook deze regels: O spiegel van de deugt! ô voorbeelt zonder vlekken! Dit is niet enkel schoone poëzie, die dichter en bezongene beiden siert - Vondel toont zich hier ook een scherp waarnemer, die in sobere trekken een juiste karakteristiek vermocht te geven. Het bedoelde gedeelte toch van de studie van Enno van Gelder zou genoemd kunnen worden: een uitvoerige gedokumenteerde parafrase van de hier geciteerde versregels van Vondel. Met reden kan dus de ‘vermaerde stadt’ haar kroon sieren met de ‘deugt’ van dezen magistraat: ‘zoo was toen een koopman-regent!’
P.L. VAN ECK Jr. |
|