Keur
Gebroken Licht door E.S. - Haarlem, Erven F. Bohn.
Een mélodie rijk aan teere, streelende klank-effecten, meesleepend door lokkend rythme, wordt op-den-duur zeur-klagend, eentonig, vermoeiend, wanneer men die altijd-weer hoort zingen door dezelfde stem, hoort uitvoeren door dezelfde instrumenten. Eindelooze herhaling, doet aandacht en welgevallig luisteren, geschonken aan verrassend óp-klinken van toonwiegelingen, verflauwen, verminderen, staken; gaat over in verveling, ergernis bijna... Zwijg. Houd op! ik kán ze niet meer hooren, de mélodie, die aanvankelijk mij bekoorde; zij is ontaard in snerpend getjengel van straat-orgel, áf-draaiend een vulgair deuntje.
Licht, duisternis; warmte, kou, met hun synoniemen, hun fijne, fijnere, en állerfijnste schakeeringen, zijn de uitgewerkte motieven, in de denksfeer, en in de gevoelswereld van ‘Gebroken Licht’ en het in 1898 verschenen werk ‘Stille Wegen’.
‘Gebroken Licht’ beweegt zich uitsluitend in het warmte-koude, licht-duisternis-register, gaat nóóit daarbuiten. Elke gewaarwording, onder de meest-verschillende levensomstandigheden en stemmingen; wordt herleid tot de steeds wederkeerende warmte-en-koude, licht-en-donker-analyse.
E.S. heeft haar eigen littérair pad gekozen; zij bekommert zich in haar werken om traditie noch voorschriften. E.S. stelt haar personen niet voor met hun namen; zij voert hen niet sprekend in. Het eigenaardige van haar compositie, en haar eindelooze beschouwingen, kringend in eenzelfden cirkel, geven aan haar letterkundige producten iets mats, iets drukkends.
Haar boeken zijn geen lectuur voor iedereen, wat de schrijfster door aangeboren voornaamheid en kieskeurigheid, waarschijnlijk ook niet wenscht of beoogt.
Zij, die lezen óm het verhaalje, en, die weinig belangstelling hebben voor den vorm, zullen allicht bij het lezen van ‘Gebroken licht’ de verzuchting slaken: ‘Spreek eens over iets of iemand anders, dan over u-zelf’!
De kracht van E.S. ligt in haar subtile ontleding van vrouwelijke gevoelens. Een virtuoos is zij, in het peilen der jammerlijke diepte van een onbevredigd vrouwenhart. Aangrijpend is haar uitbeelding van folterende angst, veroorzaakt door ziels-ontreddering.
Fijn en gekuischt is zij altijd; óók, wanneer zij slingeringen van het vrouwelijk gemoed onthult, en openbaart zij schuchtere, noode zich prijs-gevende gevoelens, E.S. blijft sober, goed in-toon. De heldin uit ‘Gebroken Licht’ is een van die beklagenswaardige wezens, die niet gelukkig kúnnen zijn. Zij behoort tot die naargeestige schepsels, die niet vermogen, berustend zich neer-te-leggen bij het heden, bij hetgeen wat is, maar, die vermoeiend zich afmartelen, door wreedaardig openrijten van oude wonden, die het ‘voorbije’ leed tienmaal ondergaan, omdat zij door ‘Wollust des Schmerzens’ er telkens en telkens op terug-komen. Zij is een ziekelijk-zelfzuchtige, een gedégénéreerde, die zich waant het middelpunt van 't Heelal. Een stumpert, die zich blind staart op zich-zelf, en geen oogen heeft voor anderen. Dat de lezer die heldin door-elkaar zou willen schudden, haar boetpredikaties zou willen doen hooren, of, haar onverwijld naar een koud-water-geneesinrichting zou willen sturen, bewijst, hoe volmaakt E.S. er in geslaagd is, dit droevig exemplaar van het menschenras te teekenen.
PARVUS.