Den Gulden Winckel. Jaargang 3
(1904)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSnufjesGa naar voetnoot1)Brandon (Rachel), 'n Huwelijk.Half tegen den wil harer familie is het, dat Greta Holland, het onderwijzeresje, zich met den knappen schilder Versteeg heeft verloofd. Het meisje, hoewel zijn zwakheden inziende, vertrouwt op een toekomst van zielegemeenschap met hem en zet het huwelijk door. De ontgoocheling volgt; Greta lijdt onder de ongeëquilibreerdheid van haar Frans, en als zij eindelijk tot de ontdekking komt dat deze haar met een andere vrouw bedriegt, keert zij zich beleedigd, gebroken van hem af. Later, als zij een kindje wachtende is en het intuïtief gevoelt hoe Frans' liefde nu van passie is gelouterd - volgt de verzoening. Een boek zonder veel litteraire pretensies; het thema zeker niet nieuw. Toch, als de lezer eenmaal over 't psychologisch raadsel heen is, hoe Greta dezen man ooit heeft kunnen liefkrijgen, wikkelt de zielkundige draad zich vlot en zonder stoornis af. De beschrijving van 't burgerlijk interieur der oude Versteegs is 't beste in dit boek. | |
Constant (M.), Liefde.De mooie Vera, de bekwame schilderes, heeft in haar ‘wilden tijd’ te Parijs, waar zij studeerde te midden van een vroolijk troepje, een liaison gehad. Weêr in Holland terug, nu ernstiger, degelijker, beschouwt zij die Parijsche periode als iets waarmede zij heeft afgedaan. Althans zij meent dit, als zij zich laat gaan in haar mooie liefde voor Termonde. Tot deze, door een noodlottigen samenloop, ruw in kennis gesteld wordt met 't verleden zijner verloofde, waardoor het nu wordt of een kille adem de glanzende liefde hunner zielen overdoft. - Zij scheiden; Termonde spoedig getrouwd met een vrouw die hem niet gelukkig maakt. Eerst veel later vinden de beiden elkander terug om niet meer vaneen te gaan. Er valt weinig van dit boekje te zeggen; van minder gehalte dan 't vorige lijkt het ons een der velen, die zeer goed ongeschreven hadden kunnen blijven. | |
* Hulzen (G. van), In Hooge Regionen.Hoog in de bergen hebben zij kennis gemaakt: zij, de jonge Russin, met haar fiere elegance; hij, de jonge Hollander, in zijn stoere, soms wat bruske rondheid. Zij, verbergende onder 't uiterlijk resolute van op-zichzelf-staande vrouw, behoefte aan steun, aan besliste leiding; hij, in zijn forschheid, koesterend het teêr verlangen naar een vrouw, die, meêlevend zijn idealen, nochtans het echt vrouwelijke niet verloochenen zou. Van 't eerste oogenblik af aan voelen zij zich tot elkander aangetrokken; - samen doen ze tochten in de bergen, praten over bouwkunst, literatuur, muziek. Zoo wordt de liefde langzaam tusschen hen geboren, in den zachten avondschemer die hen omhult. Later - in 't koele daglicht - komen de bezwaren. Zij zijn geen van beiden rijk, en, in het idealisme van hun artistieken aanleg, geen menschen om hun leven in te engen tot een benauwd sleur-bestaan. Als het meisje ten slotte tot de ontdekking komt dat ze financieel nog afhankelijker is dan ze dacht, vliedt het laatste optimisme, en zij scheiden bedrukt. Dit boek is ongetwijfeld goed werk. Schoon stijl en taal van Hulzens gewone (en talrijke!) slordigheden vertoonen - de karakters zijn strak en overtuigend uitgebeeld, met de liefdevolle zorg van den artiest. | |
Meester (Johan de), Over het leed van den hartstocht.‘Pessimistische overleggingen over den hartstocht, den procreatiedrang, de wording van leven: waardoor gemengd het meêlij met de vrucht van dien drang, het kind...’ Aldus karakteriseert de Meester den geestelijken inhoud dezer schetsen, die in aansluiting moeten worden beschouwd aan de ‘Zeven vertellingen’. - In ‘De Wielrijder en het Meisje’ is het de plotselinge hartstocht van den jongen man voor het meisje, krachtig door zwakte, schuldig-makende door onschuld, zelfgenoegzaam, immers - maagd. O, dat heftigbegeerlijke van 't niet-begeerende! ‘Zondagmorgen’, de barre ontgoocheling van den jongen artist, die, getrouwd, zijn idealen een voor een ziet glippen, wijl 't nuchtere leven van huisvader-met-geldzorgen hem als in ijzeren greep gevangen houdt. Géén groot werk, deze schetsen; het procédé wel wat àl te gemakkelijk. Het best (schoon gewaagdst!) ‘Petite Reine’ misschien - het zegevierend Françaisetje in 't verdachte huis te Rotterdam - door den onmiskenbaren zwier waarmeê hier het ‘leed van den hartstocht’ is omkleed. | |
Metz-Koning (Marie), De Ring.Een bundel met een dertiental schetsen, elk een tien, twaalf bladzijden groot. En in ieder is 't een ziel, een schreiende, of tastende, of dof-verslagen menscheziel, die ons, even wordt blootgelegd. | |
[pagina 200]
| |
Er is zeker een groote afwisseling in deze schetsen; knap, met enkele streken, de situatie den lezer voor oogen gesteld. Doch overal de - hier braak liggen geblevene - gegevens voor een uitgewerkten roman. Vandaar dat over het geheel de schetsen ons niet voldeden; hinderden door hun er-overheen-loopende vluchtigheid. | |
Reyneke van Stuwe (Jeanne), ‘Ik’.Nog een boek uit de serie Zestien-Zeventien. Ina is thans getrouwd met Fred., haar vaderlijken vriend uit Breda. En we nemen nu kennis van wat zij als jong-vrouwtje in haar dagboek schrijft. Zij vertelt meer dan eens dat haar man een snoes is; zeer gewetensvol houdt zij aanteekening van de keeren dat zij bij haar mama gedineerd en van die dat ze thuis, alleen, zich verveeld heeft. Een piquant flirtpartijtje met een vroegeren verloofde brengt ten slotte wat afwisseling in haar kalm huwelijks-gelukje. Interessanter zou dit boek zeker geweest zijn hadde de schrijfster ons getoond, hoe Ina onder Freds invloed zich langzaam vormde tot de ware vrouw, waartoe zij de kiemen in zich droeg. Inplaats daarvan doet Fred niets dan op zijn kamer zitten ‘werken’, met dit gevolg, dat Ina blijft die zij als zestienjarig meisje reeds was, waardoor de lezer het gevoel behoudt met dit boek geen stap te zijn gevorderd. | |
* Schendel (Arthur van), Een zwerver verliefd.Rogier, hoofdman der Saraceenen, heeft voor zijn keizerlijken heer den strijd aangebonden met de pauselijke edellieden, onder wie zich ook Lugina bevindt, de vader van de schoone Mevena, de maagd, die den heiden-hoofdman hare liefde geschonken heeft, besloten hem te volgen waar hij ook zou heengaan. Doch het zware leven van den krijg kan zij niet verduren en Rogier draagt een zwervenden monnik, aan wien hij zijn vertrouwen gaf, op haar naar zijn kasteel te geleiden. En zij, de maagd, en Tamalone, de monnik doorreizen het land, heuvel op, heuvel af, en 's nachts, als het meisje sluimert aan zijn voeten, ziet de jonge man, de vréémde, naar avontuur en schoonheid dorstende jonge man, naar het maanlicht op en verlangt. Liefde-wee om Mevena, de niets-vermoedende, doet 't hart hem krimpen... Het zijn geen gewone menschen in dit boekje, waaruit de fijn-scherpe geur stijgt van oude folianten. Als donkere reuzen-silhouetten, zwijgend, tegen parel-grijze lucht - aldus 't bewegen der personen dezer wonderbekorende, neo-klassieke epiek. | |
Sonneborn (J.C.), Wrakhout in de branding.Jeanne is de maîtres van den geldpatser Hierden; - haar zuster Marthe woont bij hen in. Tot Jeanne op een goeien dag bemerkt, dat Hierden Marthe een concessie heeft afgedwongen, die zij alleen, Jeanne, hem, in ruil voor zijn geld, tot nu toe vrijwillig gaf. Na een scène zet Hierden het zusterpaar op straat. Marthe wordt opgenomen in een loensch gesticht; Jeanne, nu zonder dak, denkt in wanhoop aan het laatste redmiddel. Een vriendin, van 't zelfde slag, verschijnt als hulp in nood. Zij logeert Jeanne en later ook Marthe voor onbepaalden tijd in haar huis, d.w.z. op kosten van een rijken mainteneur, die echter, heel gelukkig, voor ettelijke maanden van de baan is. Het tot nog toe cru-realistisch verhaal verandert nu in een lieflijke idylle. Marthe ontmoet hier een jongeman (fatsoenlijk), die prachtig viool speelt op een avondje, door Corrie, de vriendin, gearrangeerd ter eere van haar verjaardag. - Eén blik... één woord... en beiden weten dat ze elkaar gevonden hebben für's Leben. Karel evenwel is een arme slokker, die bij groote gratie op Hierdens kantoor wordt geplaatst. Tot er standjes vallen, Karel wordt weggejaagd, naar aanleiding waarvan Marthe met haar verkrachter van vroeger weer samentreft, wien zij, in woede, den hals nu afsnijdt met een broodmes. Critiek? Dank u, mevrouw. Te smerig werkje. | |
Vermeersch (Gustaaf), De Last.Dit boek behelst in twee langgerekte deelen de geschiedenis van een verloopen kantoorklerk, die, als jonggezel boemelend en zich 's avonds geregeld een roes drinkend, door vlagen van beestige zinnelijkheid wordt beroerd. Als hij eindelijk, ter voldoening aan zijn lusten, met een straatmeid is getrouwd, volgt heel spoedig de ontgoocheling: vrouw en schoonouders laten hem links liggen; hij walgt van de smerigheid waarin hij zich in-getrouwd heeft; weet in zijn sulligheid per slot van rekening niet beter te doen dan zich te verdrinken. Wat details betreft (zie b.v. de bruiloft) lijkt ons dit in 't typisch West-Vlaamsch van Streuvels geschreven boek niet zonder verdiensten; toch - overgebracht in gewoon Hollandsch zou 't eerst recht blijken hoe er psychische waarschijnlijkheid ligt in bijna géén van Jan's handelingen en gedachten. De literaire overtuiging ontbreekt. | |
Vletter (A.C.C. de), Kringloop.Otto, een jonge man die aan het goede in den mensch en in het leven is gaan twijfelen, raakt verloofd met een meisje, dat aan dit goede nog gelooft. En 't is door haren invloed dat zich, hoewel hij aanvankelijk tegenspartelt, een geestelijke omkeer in zijn ziel voltrekt, die hem niet alleen een cynischen roman, waarin hij het rotte der samenleving wilde blootleggen, niet voleindigen doet., doch zelfs, meegesleept door haar idealisme, een tijd lang mèt haar doet opgaan in extatische droomen van maatschappij-verbetering. Te hoog gevlogen kon de val niet uitblijven. In hun omgeving gebeuren dingen waarvan zij ijzen. De Zonde grijnst overal. De menschen willen niet. Op vergaderingen willen ze, ja, meegesleept door den indruk van 't oogenblik. Doch in 't gewone, alledaagsche leven willen ze niet, trappen ze elkaar in den zwarten, gruwbren strijd om 't zelfbehoud. 't Blijft een eeuwige kringloop... Zwak is in dezen roman de compositie; bij 't geslingerd worden tusschen hoop en ontmoediging van held en heldin zijn de overgangen veel te snel en te weinig voorbereid. - Niettemin een boek dat de lezing waard is. |