Den Gulden Winckel. Jaargang 2
(1903)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
[Vervolg Keur]‘Het Huis’, Prentenboek gewijd aan Huisinrichtings: Bouw- en Sierkunst, Meubelen. Uitgegeven door den Architect Ed. Cuypers.De uitgever stelt zich ten doel in dit tijdschriftje afbeeldingen te geven van naar zijne ontwerpen uitgevoerde huizen, vertrekken, meubelen, tapijten, décoratieve details, wand- en glasschilderingen enz. met een tekst, die afwisselend aan de beschrijving der afgebeelde zaken of de bespreking der huisinrichting in het algemeen, zal worden gewijd. Daar de bekende architect, Ed. Cuypers, een artist is van goeden smaak, wordt dit tijdschrift met belangstelling tegemoet gezien. De eerste aflevering geeft zijn huis van buiten gezien en de verschillende ateliers en vertrekken weer. De afbeeldingen zullen gewoonlijk penteekeningen zijn, daar deze zich het best leenen tot reproductie door middel van de boekdrukpers. Ook het boek kan een voorwerp van kunst wezen, zegt de auteur. De eerste aflevering, die er allersmakelijkst uitziet, staaft zijne meening. Ongetwijfeld zal dit tijdschrift er toe bijdragen het goede streven van hen te steunen, die ook aan den architect, die het huis ontwierp, de creatie der meubelen enz. opdragen. Hoe menig bouwwerk is dikwijls ontsierd, doordat de inrichting van het interieur aan onbeschaafde handen wordt overgelaten. Daar de ‘gebruikskunst’ ontegenzeggelijk een tijdperk van opbloei intreedt, is het van belang dat een Nederlandsch orgaan hiervoor aanwezig zij. Het voornemen van den heer Ed. Cuypers is daarom in elk opzicht toe te juichen. De eerste aflevering bevat de reproductie van negen penteekeningen, breed en artistiek opgevat en weergegeven. J.H.S. | |
[pagina 67]
| |
De Vlaamsche Primitieven op de tentoonstelling te Brugge door Dr. W. Martin.Het is eene gelukkige gedachte van de bekende Uitgevers-Maatschappij ‘Elsevier’ te Amsterdam om door een Winter-Nummer van ‘Elsevier 's Maandschrift’ een beknopt, maar schoon overzicht te geven van die tentoonstelling, welke in 1902 het brandpunt der oude schilderkunst vertegenwoordigde. De onder-directeur van het Mauritshuis te 's Hage, Dr. W. Martin, geeft zaakkundig, en met dien gloed der gewaarwording der zaak waardig, van de onvergetelijke verzameling van middeneeuwsche kunst een helder en belangrijk overzicht. Niet minder dan 29 afbeeldingen versieren het aantrekkelijke boekdeel, dat in uitvoering, druk, reproductie der platen wederom eene bijdrage vormt voor de smaak van genoemde Uitgevers-maatschappij. Van Jan van Eijck zijn drie schilderijen gereproduceerd, o.a. ‘Adam en Eva (Museum te Brussel); van Rogier van der Weijden, twee; van Hans Memling, elf; van Gerard David, twee; van Quinten Massijs, twee; enz. Het boekdeel doorbladerend pakt ons opnieuw die reinheid van uitdrukking der verschillende karakters uit dien tijd en ongemerkt dringt zich in ons het verlangen krachtig op, om ietwat hiervan aan onzen tijd te mogen schenken, al wenscht geen onzer de kultuur der middeneeuwen terug. De zeven tentoonstellingszalen omvatten ruim vierhonderd schilderijen van Vlaamsche meesters, uit het einde der veertiende tot het midden der zestiende eeuw. Het grootere deel leverde de Belgische musea en particuliere verzamelingen; het overige was uit het buitenland. Waar veel licht is, is ook schaduw. Er waren een betrekkelijk groot aantal middelmatige stukken; ook was het licht niet overal voortreffelijk. Omvangrijk schildert de auteur het werken der gebroeders Hubert en Jan van Eijck, geb. 1370 en 1390 in het bisdom Luik, die door het verbeteren van de techniek van olieverf-schilderen eene groote omwenteling in de schilderkunst teweeg brengen. Met recht wijdt Dr. W. Martin uit over de gave van groepeeren, de mooiheid van lijn en de onmetelijke rijkdom van kleur van Jan van Eijck 's creaties. De groote arbeid van den schrijver, die in dit klein boekdeel schuilt, zal zijne ideëele belooning niet ontgaan. Voor hen die de tentoonstelling bezochten roept het de aangenaamste herinneringen wakker; voor hen, die het ontzegd was, het oude, interessante Brugge te bezoeken, geeft het een voortreffelijken indruk der onvergetelijke verzameling.
J.H.S. | |
Onze Kunst, voortzetting van de Vlaamsche School. - Amsterdam L.J. Veen, Antwerpen J.E. Buschmann.Dit maandelijks verschijnend tijdschrift maakt in elk opzicht een zeer goeden indruk. De reproducties der werken zijn mooi, de populaire tekst zeer degelijk en frisch gesteld. Reeds de namen der auteurs waarborgen het zaakkundige. De aflevering opent met eene belangrijke bijdrage over den grooten beeldhouwer Constantin Meunier van A. Vermeylen; Meunier's portret en zes afbeeldingen zijner interessante, pakkende werken versieren den tekst. Jan Veth geeft in eene inleiding tot Rubens eene krachtige opwekking tot waardeering van de groote artistieke kracht van den Vlaamschen meester, verzuimt echter niet ook het minder sympatieke aan te stippen. ‘De Aanbidding der Koningen’ (koninklijk Museum, Antwerpen) en een groot, forsch gepenseeld landschap met de jacht van Atalante en Meleager (Koninklijk Museum, Brussel) zijn weergegeven. Dr. W. Vogelsang geeft een overzicht over ‘Hollandsche Gebruikkunst’ - ‘'t Binnenhuis’, - ‘de Woning’ - ‘Arts and Crafts,’ voorzien van acht afbeeldingen. Het mag van juist inzicht pleiten, dat de auteur in de creaties van ‘Arts en Crafts’ ongezonde en onjuiste opvattingen constateert. Van dezen tweeden jaargang af, zal eene speciale uitgave met Fransche vertaling het licht zien. Wij begroeten ook dit met te grootere sympatie, overtuigd, dat menig stuk hedendaagsche Hollandsche Kunstindustrie uitsteekt boven werken van 't buitenland. J.H.S. | |
Kalender van de Verzekerings-Maatschappij Holda. - Amsterdam, ontworpen door den kunstschilder F. Hart Nibbrig. - Lithogr. Roeloffzen, Hübner & v. Zanten. Amsterdam.Met recht toont de creatie van den sympathieken kalender iets huiselijks aan. Is toch het doel der levensverzekering in de eerste plaats om bij eventueel overlijden te zorgen, dat de naasten niet onverzorgd achterblijven. Deze ernstige, moreele zijde der verzekering op het leven heeft onze kunstenaar gevoeld en begrepen en daardoor zijn de vier groote platen, - drie maanden zijn op eene plaat te saamgevat - Lente, Zomer, Herfst en Winter, gecreëerd uit motieven aan het familieleven ontleend, zeer aantrekkelijk. De kalender is duidelijk, de cijfers spreken, het geheel dat in kleur gedrukt is, van aangename tint. Elke plaat is omlijst met een bloemenornament in har- | |
[pagina 68]
| |
monie met de aangegeven jaargetijden. De laatste der vier teekeningen, de winter, die de maanden December, Januari en Februari omvat, is in het karakter de ernstigste: twee oudjes, een boer en eene boerin, gezeten bij den flikkerenden haard, zijn in stil gepeins verzonken, als 't ware bezig de dagen te tellen, die hun nog beschoren zijn; door de openstaande deur van het vertrek ziet men het jonge volk aan het dorschen. De kunstenaar, F. Hart Nibbrig, te Laren woonachtig, heeft zich door zijne landelijke omgeving laten inspireeren en zoo zien wij kinderen en volwassenen uit die streek bezig het geliefkoosde geitje te voeren en in den herfst het ooft te plukken; in den zomer ontbreken de weelderig opgeschotene zonnebloemen niet. Bij alle realiteit en duidelijkheid, die voor een praktische kalender hoofddoel is en blijft, heerscht over het geheel iets idyllisch van uit het romantische Gooi. - J.H.S. | |
Atelier voor Versieringskunst onder leiding van Teo Neuhuijs. - Amsterdam. Drukkerij Elsevier, 1903.Het kleine sierlijke boekske, geeft eenige proeven van Band- en Boekversiering, tot kennismaking met het nieuw opgerichte atelier: a.a. het schutblad uit het Orelio-Album; een Pagina uit het Messchaert-Album, bestemd voor de handteekening van H.M. de Koningin-Moeder; Pagina's uit hetzelfde Album, bestemd voor de handteekeningen van de deelnemers enz. De kunst van de versiering en van de illustratie van het boek zal ongetwijfeld steeds eene eerste plaats blijven innemen onder de kunsten der toekomst. Hoewel het met de versiering van boeken en platen in de laatste eeuw niet gunstig gesteld was, begint op dit gebied een ernstig streven te ontwaken. Er verrijzen in 't buitenland ook hier kunstenaars, die wederom de oude tradities der boekdrukkunst doen herleven, gesteund door de vele middelen der moderne techniek. Ieder kunstvriend begroet daarom ook met vreugde de instellatie van bovengenoemd atelier. - J.H.S. | |
Zieleleven, onder hoofdredactie van P.H. Hugenholtz Jr. en met medewerking van Nellie van Kol, Felix Ortt, e.a. - Amsterdam, J.C. Dalmeyer. (Verschijnt dagelijks).....Wij willen trachten het verhevene, dat groote, edele zielen in den loop der eeuwen hebben gedacht, in uw ziel over te brengen, te vereenzelvigen met Uw leven; wij willen U geven rake stooten, die wanneer gij hiertoe ontvankelijk zijt (en acht ge U dit thans, dan zult ge het wezen in korten tijd, waar het uw wensch is dit te worden) U in plotse zieleflitsen nieuwe horizonten zullen openen, die U verlichting zullen brengen voor eigen woelig binnenste, U een heldere, alzijdige, vrije wereldbeschouwing zullen geven, en in U een kracht zullen ontwikkelen die in het materieele leven van onberekenbaar nut zal zijn.’ -
(Uit het Prospectus.) | |
Graaf Leo Tolstoy, over Opvoeding en Algemeene ontwikkeling. - Amsterdam, J.C. Dalmeyer.Eenige Russische vrienden van Tolstoy, waarvan Wladimir Tcheirkoff de meest bekende is, zijn naar Engeland uitgeweken, hebben ergens in een dorpje in Essen een drukkerij opgericht, waar ze geschriften van Tolstoy drukken en uitgeven welke in Rusland verboden zijn, doch die langs dezen weg door geestverwanten in Rusland worden binnengesmokkeld. Onder den voorraad die deze uitgewekenen hebben meegenomen, behooren een paar koffers met brieven, dagboeken, aanteekeningen, fragmenten enz. van Tolstoy zelf. Het is bekend hoe angstvallig de groote Russische schrijver elke zin wikt en weegt, corrigeert en reviseert alvorens ze in een door hem uitgegeven boek verschijnt, en ook hoe totaal onverschillig hij is voor auteursrechten en honorarium. Om nu te voorkomen dat veel goeds, wat Tolstoy geschreven had, wegens onvoldaanheid van den schrijver verborgen zou blijven, of dat het in handen van geldmakende exploitanten zou raken, hebben Tcheirkoff en zijn vrienden er beslag op gelegd en - natuurlijk met volle goedvinden van Tolstoy - die koffers papieren als 't ware uit zijn handen vandaan gehaald. Dit is de reden, waarom we tegenwoordig min of meer overstroomd worden door boekjes van Tolstoy over verschillende onderwerpen: Gedachten over God, over het sexueele vraagstuk, over het doel des levens, enz. - boekjes die alle dàt gemeen hebben, dat ze bestaan uit los aaneengeregen, fragmentarische gedachten, zonder eenheid of ander onderling verband dan gelijkheid van onderwerp. Daar 't geven van zulk on-áf werk geheel tegengesteld is aan de gewoonte van Tolstoy zelf, achtte ik het noodig deze verklaring te geven - men begrijpt dan hoe 't komt dat boekjes van Tolstoy een karakter vertoonen dat niet past bij dat van den schrijver. Deze door den koker van Tcheirkoff tot ons gekomen Tolstoy-werkjes stellen iemand teleur, die meent een grondige behandeling van een vraagstuk te zullen lezen. Boeiend zijn ze allesbehalve. Al | |
[pagina 69]
| |
die losse gedachten over éénzelfde onderwerp leenen zich niet om achter elkaar te worden uitgelezen. Maar beschouwt men ze als een scheurkalender - als middel om mooie, diepe gedachten en soms ei-van-Columbus-achtige waarheden te vinden, en daar zelf over te denken, dan hebben deze boekjes hun waarde. Suggestief zijn ze in hooge mate. Het hier te bespreken werkje behoort tot dezelfde soort. Er komen hoogst-belangrijke, origineele ideeën in. Ik kan het, niet alleen aan onderwijsmannen, maar aan alle ouders en opvoeders, zeer ter overdenking aanbevelen. Het nawoord van den bewerker maakt op mij een zonderlingen, minder gunstigen indruk.Ga naar voetnoot+ FELIX ORTT. | |
Helen's Kleintjes of De liefste kinderen der wereld. Vierde druk, met illustraties van J. Sluyters. - Haarlem, de Erven F. Bohn. 1902.Een allerliefst boek. Een boek met een eeuwige jeugd. Helen's Kleintjes kúnnen niet oud worden, zij blijven dartel, frisch, guitig, humoristisch. In de hoogste mate aantrekkelijk. De verwikkelingen waarin de jonge, sympathieke oom Harry Burton geraakt, wanneer hij op dringend verzoek van zijn zuster Helen, zich verbindt om gedurende de afwezigheid der ouders, veertien dagen op hun kinderen, Budge en Toddie te passen, zijn meesterlijk geteekend en bedacht met de opgewektheid van een onvervalscht schalken geest, en met den onuitputtelijken rijkdom van een liefhebbend hart.
PARVUS. |
|