| |
| |
| |
Eerste Jaargang No. 7
| |
Maurice Maeterlinck
door Cyriel Buysse
Dit is geen litteraire kritiek. Ik vraag het woord voor een familiair praatje. Litteraire kritiek is vervelend en wat blijft er ook na een tijd van over? Niets. Wie stelt nu b.v. nog belang in wat de kritiek destijds over Shakespeare geschreven of gezegd heeft? Heel weinig menschen, denk ik. Maar als iemand, die jarenlang intiem in Shakespeare's milieu geleefd had, ons in vertrouwen daarvan kwam verhalen, hoe graag zouden wij luisteren! Maeterlinck's werken zullen blijven, en wat de kritiek er van gezegd heeft zal vergeten worden. Daarom tracht ik liever heel eenvoudig van hem te vertellen enkele dingen die ik weet, omdat ik ze gedeeltelijk zelf heb meegemaakt. Het zijn dus in de eerste plaats mijn eigen souvenirs over Maeterlinck, die ik hier neerschrijf.
***
Het is nu ongeveer een twaalftal jaren geleden, dat ik voor het eerst met hem kennis maakte, en ik herinner mij nog precies waar en in welke omstandigheden dat gebeurde. Het was op 't ijs, op de zoogenaamde. ‘Drongensche Meerschen’, wijd-uitgestrekte, gedrenkte weilanden, in de onmiddellijke buurt van Gent.
Wij kwamen daar elken middag, met ons acht of tien, allen kunstrijders. Wij maakten gecompliceerde figuren over 't ijs, waarop telkens een dichte menigte nieuwsgierigen, in wijden kring om ons heen geschaard, stonden te kijken. Van meer dan een die daaraan meedeed ben ik nu den naam, en zelfs de physionomie vergeten. Ik herinner mij enkel, dat er twee of drie broeders bij waren, die Van der Mensbrugge heetten. Ik herinner mij een dikke Van der Mensbrugge, en ook een magere Van der Mensbrugge, en dan nog een derde, die ik altijd Van der Mensbrugge noemde, en die een eigenaardig type leek, zeer verschillend van de twee andere. Een flink gebouwde gestalte, iets meer dan middelmatig van lengte, maar bizonder harmonieus van proporties, en een wat stroef gezicht, met licht-grijze oogen, wier blik van heel diep scheen te komen. Hij praatte weinig, en als er niet gereden werd stond hij meest alleen, een weinig apart van de anderen, vaag-starend om zich heen naar de bonte menschen-wemeling over de grijswitte ijsvlakte. En steeds had hij een dikke bonte muts op, die voor de kou over zijn ooren was getrokken.
Eens, op een middag, hadden wij een rijder te kort om een figuur uit te voeren. Daar kwam de man met de bonte muts aangereden. ‘All right!’ riep ik, ‘daar komt Van der Mensbrugge!’
- Waar?’ vroegen de anderen verwonderd.
- Dáár, ... daar is hij.
Iemand lachte:
‘Waarom noem jij hem Van der Mensbrugge?’
- Is dat zijn naam dan niet?’ vroeg ik verbaasd.
- Wel nee, ... 't is Maurice Maeterlinck!
***
| |
| |
Dat hij zich zoo maar gerust dagen na elkaar door mij als Van der Mensbrugge liet begroeten is wel echt typisch van Maeterlinck!
Het kon hem zeker niets schelen, dat ik mij zoo vergistte; het was hem der moeite niet waard mij door een woord terecht te wijzen. En, wie weet: hij vond die vergissing wellicht gewenscht, want dat gebeurde pas na zijn groot sukses met La Princesse Maleine, waar iedereen toen over sprak, en niets was hem benauwender dan daarover aangesproken en banaal-gecomplimenteerd te worden.
Nu kon ik evenwel niet anders dan mij verontschuldigen en ook over zijn werk spreken. En van dat oogenblik dagteekent onze kennismaking en onze vriendschap.
***
Hij vertelde mij van zijn leven te Parijs,
maurice maeterlinćk Naar de jongste photographie
‘sa patrie intellectuelle’ waar hij pas met een anderen Belgischen vriend, den dichter Grégoire Le Roy, enkelemaanden had doorgebracht.
Hij had toen nog niet voor Parijs de groote liefde, die hij er thans voor voelt. Hij, de sterke Vlaming, gewend aan frissche lucht en vrije ruimte, kon zich daar in 't geroezemoes der drukke straten en in de benauwde gevangenschap der kleine lage kamertjes niet thuis voelen. Het factice van 't Parijsche kunstenaarsleven stemde hem droevig, ontevreden. Ook de voeding beviel er hem niet, en hij vertelde mij hoe hij en Le Roy soms zaten te treuren voor de kleine, onbeduidende schoteltjes die hun werden voorgedischt, terwijl zij met weemoed dachten aan de lekkere, overvloedige tafel van thuis, ‘aan da goe Vloamsch rosbifken’ zooals zij het onder elkaar in hun Vlaamsch dialect noemden. ‘Da goe rosbifken’ is traditioneel geworden; en nu nog, als enkele van de vroegere vrienden ergens samen in een restaurant dineeren, wat nu en dan nog eens gebeurt, en dat er een schotel opkomt die niet lekker is, klinkt het haast onvermijdelijk: ‘'t'n es da goe rosbifken nie, zulle!’ Want Maeterlinck, de flinke, forsch-gebouwde man, houdt wel van lekker eten en drinken, zoo goed als elke echt-geaarde Vlaming. Toch is hij een tijdlang, - nu een paar jaar geleden, - vegetariër geweest, en hij verzekert dat het hem zeer is meegevallen. Maar hij heeft het niet volgehouden. Hij heeft het vleesch weer ingevoerd, doch matig, één keer per dag, in plaats van de te groote hoeveelheid die hij vroeger gebruikte.
Physiek genomen dus, is hij een der flinkste en gezondste menschen die men ontmoet. Hij doet aan alle sporten: wielrijden,Ga naar voetnoot1) roeien, zwemmen, schaatsrijden, en in heel korten tijd is hij een der sterkste ‘épéeïsten’ van Parijs geworden. Hij is bijna onvermoeibaar, dat heb ik meer dan eens kunnen vaststellen, en hoewel hij beweert innig zenuwachtig te zijn, ‘être intérieurement dévoré par ses nerfs’, het is haast niet te gelooven, zoo flink en stevig-kalm als hij er uitziet.
***
Zijn universeel sukses als artiest in alle landen en talen is wellicht zonder weerga.
Les Serres Chaudes, zijn eerste bundel gedichten, had slechts de aandacht eener geringe
| |
| |
‘élite’ getrokken, en La Princesse Maleine lag al maanden begraven onder de groene deken der nu ook al lang begraven Société Nouvelle, toen het artikel van Octave Mirbeau in een van Figaro's Augustusnummers 1890, eensklaps als een bom losbarstte. Het is der moeite waard nog eens na zooveel jaren enkele regels daaruit aan te halen, om dat plotseling en overweldigend-triomfant sukses te begrijpen.Ga naar voetnoot1)
Het huis te Gent no 4-6 in de Peperstraat waar Maeterlinck geboren is.
Het begon als volgt:
‘Je ne sais rien de M. Maurice Maeterlinck. Je ne sais d'où il est et comment il est. S'il est vieux ou jeune, riche ou pauvre, je ne le sais. Je sais seulement qu'aucun homme n'est plus inconnu que lui; et je sais aussi qu'il a fait un chef-d'oevre, non pas un chef-d'oeuvre étiqueté chef-d'oeuvre à l'avance, comme en publient tous les jours nos jeunes maîtres, chantés sur tous les tons de la glapissante lyre - ou plutôt de la glapissante flûte contemporaine; mais un admirable et pur et éternel chef-d'oeuvre, un chef-d'oeuvre qui suffit à immortaliser un nom et à faire bénir ce nom par tousles affamés du beau et du grand; un chef-d'oeuvre comme les artistes honnêtes et tourmentés, parfois, aux heures d'enthousiasme, ont rêvé d'en écrire un, et comme ils n'en ont écrit aucun jusqu'ici. Enfin M. Maurice Maeterlinck nous a donné l'oeuvre la plus géniale de ce temps, et la plus extraordinaire et la plus naïve aussi, comparable - et oserai-je le dire? - supérieure en beauté à ce qu'il y a de plus beau dans Shakespeare. Cette oeuvre s'appelle La Princesse Maleine. Existe-t-il dans le monde vingt personnes qui la connaissent? J'en doute.’
In zulke bazuinklanken vernam Gent, - Maeterlinck's geboortestad, - die zijn bestaan als artiest zelfs niet vermoedde, dat in haar midden een genius was opgestaan. Vernam het, maar beaamde 't niet. Gent kocht La Princesse Maleine, en las het, en schaterde 't uit in een proestlach. Van de groote tragedie herinnerde men zich enkel een paar bladzijden met - misschien wel wat overbodige - herhalingen, waarop dadelijk een parodie werd gemaakt. En het werd een gewone grap in de salons, ongeveer deze schimpende tweespraak te hooren voordragen:
- Vous connaissez la princesse Maleine?
- Je suis la princesse Maleine.
- Vous êtes la princesse Maleine?
Je suis la princesse Maleine.
Het buitenverblijf van Maeterlinck's ouders, te Oostakker bij Gent, thans gesloopt door het graven van een kanaal. Hier werden vele zijner eerste werken geschreven.
| |
| |
- Vous n'êtes pas (en hier kwam de eene of andere gekke naam).
- Je suis la princesse Maleine.
- Vous êtes la princesse Maleine! ... Oh! oh! oh! oh! oh!
Ofwel, doelend op het vreemd verlangen van den ouden koning, die na den moord der koningin om sla vroeg:
- Je voudrais bien un peu de salade, ce soir.
- Vous voudriez bien un peu de salade, ce soir?
- Je voudrais bien un peu de salade, ce soir.
- Vraiment, vous voudriez bien un peu de salade, ce soir! Oh! oh! oh! oh! oh!Ga naar voetnoot1
Maeterlinck zelf werd spottend Shakespeare genoemd, en zijn familie de familie Shakespeare. Men hoorde dikwijls zeggen: ‘J'ai rencontré Shakespeare, ce matin’. Ofwel: ‘Voilà le père Shakespeare’, of: la mère of le frère Shakespeare’. En dan opnieuw de tot vervelens toe herhaalde flauwe grap:
- Vous avez rencontré Shakespeare, ce matin?
- J'ai rencontré Shakespeare, ce matin.
- Vous avez rencontré Shakespeare, ce matin? Oh! oh! oh! oh! oh!
Andere, ernstiger menschen, zetten gewichtige gezichten, en schudden 't hoofd, en zeiden:
Omkooperij. Maeterlinck heeft dat artikel in de Figaro betaald. Jawel, 't is zoo, ik weet het precies, hij heeft er zooveel duizenden voor gegeven.
En ook de jonge advocaten, - Maeterlinck's collegas - hadden 't hunne over hem te zeggen:
- Maurice Maeterlinck een genie! Kom, kom, wij hebben hem immers hooren pleiten. Hij is niet in staat een zaak ordentelijk te verdedigen. Ik geloof dat die vroegere collegas van Maeterlinck grootendeels gelijk hebben. De superieure man die La Justice schreef, zal wel niet bekwaam zijn, volgens magistratuur - en-advocaterij-begrip, de meeste gerechtszaken goed te verdedigen.
***
Sedert ruim vijf jaar heeft Maeterlinck zijn geboortestad, die hem nu eindelijk, maar te laat, zou willen huldigen, en waar nog steeds zijn eerbiedwaardige ouders en zijn broeder wonen, - wellicht voor goed - verlaten, en is zich in Frankrijk gaan vestigen: 's winters te Parijs, 's zomers te Normandië, op het verrukkelijk-pittoresk klein dorpje Gruchet - St. Siméon.
Laat ik maar liever zoo kort mogelijk gewagen van de ontwikkeling van zijn genie. Iedereen heeft daarover geschreven of gelezen, iedereen weet dat hij van het chimerische bijna tot een zuivere, hoogere realiteit is gekomen. Le Trésor des Humbles was fatalistisch-philosophisch en berustend in een ondoorgrondelijke overmacht, maar de volgende werken: La Sagesse et la Destinée, la Vie des Abeilles en le Temple Enseveli strijden tegen het berustend fatalisme, en lichten ons voor op den heerlijk-glanzenden weg naar hooge Waarheid en Geluk.
Château de Gruchet-St Siméon Maeterlinck's buitenverblijf in Normandie.
Toch moet mij iets van het hart. Er is Maeterlinck verweten dat hij slecht schreef; en de man die dat verwijt durfde doen is er juist een die precies beweert te weten wat mooi schrijven is, en hoe men schrijven moet, en hoe men niet schrijven mag.
Het is Remy de Gourmont in zijn Livre des Masques.
Als volgt luidt zijn overigens zeer gunstig oordeel over Maeterlinck:
‘D'autres ont sans doute ou eurent une langue plus riche, unc imagination plus féconde, un don plus net de l'observation, plus de fantaisie, des facultés plus aptes à claironner les musiques du verbe, - soit, mais avec une langue timide et pauvre,Ga naar voetnoot1) d'enfantines combinaisons dramatiques, un système presque énervant de répétition phraséologique, avec ces maladresses, avec toutes les maladresses, Maurice Maeterlinck oeuvre des livres et des livrets d'une originalité certaine, d'une nouveauté si vraiment neuve qu'elle déconcertera
| |
| |
longtemps encore le lamentable troupeau des misonéistes, le peuple de ceux qui pardonnent une hardiesse, s'il y a un précédent, - comme dans le protocole - mais qui regardent en défiance le génie, qui est la hardiesse perpétuelle’. Daar tegenover wil ik eenvoudig één enkele korte
bladzij stellen, een wonder van taal en mooi-zeggen uit Maeterlinck's wonderbaar boek: La Vie des Abeilles. Het is de beschrijving der wording van het was in den bijenkorf:
‘Reprenons donc, où nous l'avions laissée, l'histoire de notre ruche, pour écarter, autant que possible, un des plis du rideau de guirlandes au milieu duquel l'essaim commence à éprouver cette étrange sueur presque aussi blanche que la neige et plus légère que le duvet d'une aile. Car la eire qui naît ne ressemble pas à celle que nous connaissons tous: elle est immaculée, impondérable, elle parait vraiment l'âme du miel, qui est lui-même l'esprit des fleurs, évoquée dans une incantation immobile, pour devenir plus tard entre nos mains, en souvenir, sans doute, de son origine où il y a tant d'azur, de parfums, d'espace cristallisé, de rayons sublimés, de pureté et de magnificence, la lumière odorante de nos derniers autels’.
Nooit kan ik zonder een diepe emotie die prachtige bladzij herlezen. 't Is of men in een groote stille hooggewelfde kerk kwam, waar, in het schemerduister, lange, slanke kaarsen om een donker praalbed branden. Ik ken niets mooier als taal en als beeld, niets hooger, niets edeler, in geen boek, in geen litteratuur.
| |
| |
Zulk schreeuwend onrecht als bovengemeld wordt Maeterlinck gelukkig zelden aangedaan. Doorgaans ontmoet zijn werk alleen bewondering en waardeering. En ik vind het heerlijk dat 't zoo is, en dat men toch nu en dan een genie vindt, die, nog vóór hij sterft, begrepen, gewaardeerd en bewonderd wordt. Begrepen is in veel gevallen nog de vraag. Ik houd het er stellig voor, dat er heel wat snobbism schuilt achter de bewondering van velen. Maeterlinck begrijpen, werkelijk begrijpen, is op zichzelf al heel knap zijn. Van daar dat men van zooveel menschen hoort die Maeterlinck begrijpen. En dàt soort vind ik nog akeliger dan zijn tallooze stadsgenooten die, zonder zich ook de moeite te geven om hem te begrijpen, zijn werken voor de grap parodieerden. Maar het is juist Maeterlinck's kracht dat zijn genie zoo hoog staat, dat noch de schimp der onwetenden, noch de bewondering der snobs, die wellicht nooit een boek van hem gelezen hebben, hem kunnen schaden.
***
M. Maeterlinck in den tuin van zijn villa te Passy
Ongestoord gaat de rustige, eerlijke, ondanks al zijn triomfen zoo innig bescheiden en eenvoudig gebleven werker zijn gang. Hij steunt alleen op eigen kracht en onbegrensde eruditie, vast als een boom in den grond, sterk als een rots op een berg, en lof noch hoon kunnen hem afleiden van wat hij zich in hoog en nobel zelfbewustzijn tot levenstaak heeft gesteld.
Iederen ochtend, en ook soms in den middag nog, maar nooit bij avond, 's winters in zijn rustige villa van Passy, van waar hij, over de oude, naar omlaag glooiende boomen van zijn ouderwetschen tuin heen, de lichtgroene Seine in de diepte ziet kronkelen; 's zomers op zijn pittoresk buitenverblijf van het château de Gruchet - St. Siméon, is hij stil en vlijtig aan den arbeid. Zijn leven is physiek en moreel gezond en gelukkig. Hij ziet weinig menschen en maakt moeielijk nieuwe vrienden. De woorden van den wijzen La Bruyère: ‘Ne faire sa cour à personne, ni n'attendre de personne qu'il vous fasse la sienne, âge d'or, état de l'homme le plus naturel’, schijnen zijn levensleus te zijn.
Hij is een innige natuur-beminner en vooral te Gruchet voelt hij zich gelukkig. Daar heeft hij o.a. zijn twee trouwe, onafscheidbare, nu reeds oud geworden vrienden, of beter gezegd, vriendinnen: Lili, een keeshond, en Didi, een hazewindje. Lili is de onwankelbare trouw verwezenlijkt. Zij hangt letterlijk aan haar meester. Onvermoeid volgt zij ieder van zijn stappen, den neus vlak tegen zijn kuiten. Gaat hij uit fietsen, dan ‘hangt’ Lili met den neus aan den achterband van zijn wiel. Gaat hij automobielen, dan zit ze naast hem aan 't stuur, en 's nachts slaapt het trouwe beest ‘op’ zijn bed, aan 't voeteneinde. Didi daarentegen is wat wispelturiger, maar zij heeft talenten: zij danst en zingt.
‘Allons, Didi, chante! ... Maeterlinck steekt den vinger in de hoogte en fluit een deuntje. En dadelijk wipt kleine Didi op haar slanke achterpootjes en huppelt en kwispelt in 't ronde, terwijl zij eigenaardig jankt en huilt, het blonde neusje parelvochtig, het fijne snoetje grappig open in een donker holletje.
Hij woont daar in de mooie streek herhaaldelijk door Maupassant beschreven: de eindeloos zich uitstrekkende, op en neer golvende korenvelden, een grijsgroene zee in de lente, een gouden zee in zomer, met ieder verre dorpje, en iedere verre hoeve als zooveel eilandjes van donkergroene, hooge boomen. 't Zijn als de frissche oasen in de brandende woestijn; en de dorpjes en de huizen die daaronder schuilen zijn van een schilderachtige ouderwetschheid: kerkjes met spitse houten torentjes midden in de boomen, en al de boerenwoningen en stallingen met reusachtig-groote stroodaken en verweerde houten balken in de klei- of metselmuren, grillig van vormen en rijk-afgewisseld van kleuren, zooals men ze ziet afgedrukt op ouderwetsche prenten. Daar had hij zijn geliefde, geduldig-bestudeerde bijtjes, die nu allen dood
| |
| |
zijn, maar onsterfelijk herleven in zijn meesterwerk La Vie des Abeilles; daar gaat hij nu weer werken aan een drama, dat nog eens, als zijn pas opgevoerde stuk Monna Vanna, een heele nieuwe ontwikkeling van zijn talent en voor de intellectueele wereld een blijde verrassing zal zijn.
De heer en mevrouw Maurice Maeterlinck voor het hek van hun buitenverblijf Château de Gruchet-St. Siméon.
Het zou mij niet verwonderen als die geleidelijke evolutie hem eens bracht tot een superieure opvatting van het modern realistisch drama. Monna Vanna is al een vaste stap in die richting. Het kan haast niet anders of het moderne leven moet hem ook, vroeg of laat, een voortreffelijk kunstwerk inboezemen. Een superieur modern-realistische Maeterlinck! Een drama van hem, gegrondvest in ons alledaagsche leven, en van daar uit stijgend en drijvend naar de ideale en toch ware sferen van zijn philosophische dichters-vizie; een drama waarin werkelijkheid en ideaal één zullen worden! Om en boven ons heen zweeft het Groot Mysterie van het Leven, waarvan de onbekende werkelijkheid òns ideaal bevat. Niemand kent ze, die werkelijkheid, niemand weet ze te doorgronden, maar alles wat streeft om er iets van op te helderen, hoe weinig het ook zij, boezemt ons diepe, ontroerde belangstelling in. En daarnaar streeft hij, Maeterlinck, meer dan eenig ander, ernstig onderlegd, sterk gewapend met wetenschappelijke kennis en philosophische dichters-intuïtie, onbelemmerd door eenig bekrompen godsdienstig dogma of geloof, .....
Wat zal hij misschien nog heerlijk onze benauwde horizonnen verruimen!
Voortdurend en herhaaldelijk heeft hij bewezen, dat hij kan wat hij wil, en voor een genie als het zijne staan alle wegen breed open.
| |
Proeve van eene Maeterlinck-bibliographie
door A. de R. en G.K., met aanvulling door dr. P. Bergmans. |
Le Parnasse de la jeune Belgique. Pièces diverses de dix-huit poètes belges. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1887.
7 fr. 50
Zie de aanteekening onder den titel ‘Serres chaudes’. |
La jeune Belgique. Revue mensuelle de littérature et d'art. Bruxelles, Admin.: 26 rue de l'industrie. Un an 7 fr.
7e année, 1887, no. 5: Oraisons nocturnes, p. Maurice Maeterlinck.
8e anné, 1888, no. 3/4: Vers, p. Maurice Maeterlinck.
9e anné, 1889, no. 3: Amen, p. Maurice Maeterlinck. |
Serres chaudes. Gand, impr. Louis van Melle. Paris, Léon Vanier. MDCCCLXXXIX. Kl. 8o.
5 fr.
Frontispice en culs-de-lampe d. George Minne.
Oplaag: 155 exempt., pap. Van Gelder.
Enkele dezer gedichten zijn in 1886 en 1887 verschenen in La Pleiade, een maandschrift, onder redactie van Maurice Maeterlinck en Grégoire Leroy, uitgegeven te Parijs. Het heeft een halfjaar bestaan, met 12 inteekenaren.
Een tiental gedichten werd opgenomen in een bundel ‘Le Parnasse de la jeune Belgique’ (Paris, Léon Vanier, 1887) welke uitgaaf later het eigendom geworden is van den uitgever Paul Lacomblez te Brussel. |
Serres chaudes. Nouv. éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. MDCCCLXL. 12o.
(3 fr.) 3 fr. 50
3 exempl. op japansch pap.; 7 exempl. op pap. Van Gelder. |
Serres chaudes. [? éd.]. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1895. 12o.
(3 fr.) 3 fr. 50
5 exempl. op japansch pap., nr. 1-5; 10 exempl. op pap. Van Gelder, nr. 6-15. |
Serres chaudes suivies de Quinze chansons. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1900. 12o.
(3 fr.) 3 fr. 50 |
La princesse Maleine, drame en 5 actes. Gand, impr. Louis Van Melle. S.m. Kl. 4o.
Niet in den handel.
Oplaag: 25 exempl. op getint velijn pap.; 5 exempl. op hollandsch pap. |
La princesse Maleine, drame en 5 actes. Gand, impr. Louis Van Melle. MDCCCLXXXIX. 12o.
5 fr.
Oplaag: 155 genumm. exempl. op getint velijn pap.
Aan dit werk werd door de ‘jury du concours triennal de littérature dramatique’ de prijs toegekend vanwege de Académie royale de Belgique, welke onderscheiding de auteur evenwel geweigerd heeft te aanvaarden. |
La princesse Maleine, drame en 5 actes. Bruxelles; Paul Lacomblez. 1890. 12o.
3 fr. 50 |
La princesse Maleine, drame en 5 actes. Troisième (sic = 4e) édition. Bruxelles, Paul Lacomblez. MDCCCLXL 18o.
3 fr. 50 |
La princesse Maleine. 5e éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1891. 12o.
3 fr. 50 |
The princess Maleine: a drama in 5 acts, and The intruder: a drama in one act. Translated by Gerard Harry. With an introduction by Hall Caine, and a portrait of the Author. London, William Heinemann. 1892. Kl. 4o.
Geb. 5 sh. |
| |
| |
Prinzess Maleine. Übersetzt von H. Hendrich. Berlin, S. Fischer. 1892. 8o.
M. 2. - |
Prinzess Maleen. Ins Deutsche übertragen von George Stockhausen. Berlin, F. Schneider & Co. 1900. Kl. 8o. M. 2. - |
Prinzess Maleen. In Deutscher Uebertragung von George Stockhausen. 2. Aufl. Berlin, F. Schneider & Co. 1902. 8o.
M. 1.50; geb. M. 2.50 |
Prinzessin Maleine. Deutsch von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. M. Vorrede u. Bildnis des Verfassers. Leipzig, Eug. Diederichs. 1902. 8o.
M. 3. -; geb. M. 4. - |
Les aveugles. (L'intruse. - Les aveugles). Bruxelles, Paul Lacomblez. [Gand, impr. Louis Van Melle]. S.m. (1890). 16o.
3 fr.
Oplaag: 150 exempl. |
Les aveugles. (L'intruse. - Les aveugles). Nouv. éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. MDCCCLXL [sic pour MDCCCLXC]. 12o.
3 fr.
3 exempl. op japansch pap.; 7 exempl. op hollandsch pap. |
Les aveugles (L'intruse. - Les aveugles). 3e éd. Bruxelles, P. Lacomblez. 1892. 12o.
3 fr. |
Les aveugles. (L'intruse. - Les aveugles). 4e éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1892. 12o.
3 fr. |
Les aveugles. (L'intruse. - Les aveugles). 7me-9me éd. Bruxelles, P. Lacomblez. 1898. 12o.
3 fr. |
Les aveugles. Zie: Drei Alltagsdramen. - Pelleas and Melisanda. Lond. 1895. |
Die Blinden. (Drama). Aus dem Französischen von L. von Schlözer. München, Albert Langen. 1897. 12o.
M. 1.50; op zwaar pap. M. 2.50 |
L'intruse. Zie: Les aveugles. - The princess Maleine (1892). - Drei Alltagsdramen. |
Der Eindringling. (L'intruse). Übersetzt von R. Fischer. Wien, L. Weiss. 1892. 12o.
M. -.60 |
Der Eindringling. (Drama). Aus dem Französischen von L. von Schlözer. München, Albert Langen. 1897. 8o.
M. 2. - |
La intrusa. Drama en un acto y en prosa. Aneglado por y Martinez Ruiz. Valencia, Fr. Vives Mora. 1896. 12o.
2 pes. |
Der Ungebetene. (L'intruse). Schauspiel. Deutsch von Otto Erich Hartleben. Berlin, E. Bloch. (1898). 8o. M. 1.50 |
Intérieur. Zie: Drei Alltagsdramen. - Alladineet Palomides. - Alladine and Palomides. - Der Tod des Tintagiles. |
Interieur. Vertaald door Antonio. Amsterdam, M.J.P. van Santen. 1896. 8o.
f -.30 |
Drei Alltagsdramen: Der Eindringling. Die Blinden. Zu Hause. Deutsch von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. Autoris. Ausg. Leipzig, Eug. Diederichs. 1901. Kl. 8o.
M. 3. -; geb. M. 4. -
Maurice Maeterlincks Werke. Uebertragen v. Frdr. von Oppeln-Bronikowski. II. Bd. |
L'Ornement des noces spirituelles de Ruysbroeck l'admirable, traduit du flamand et accompagné d'une introduction par Maurice Maeterlinck. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1891. 12o.
5 fr.
De inleiding is gedeeltelijk opgenomen in Le trésor des humbles, (Ruysbroeck l'admirable). |
L'Ornement des noces spirituelles de Ruysbroeck l'admirable, traduit du flamand et accompagné d'une introduction par Maurice Maeterlinck. 2e éd. Bruxelles, L. Lacomblez. 1891. 12o.
4 fr. |
L'Ornement des noces spirituelles de Ruysbroeck l'admirable, traduit du flamand et accompagné d'une introduction par Maurice Maeterlinck. Nouv. éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1900. 12o.
5 fr. |
Ruysbroeck and the Mystics. With selections from Ruysbroeck. By Maurice Maeterlinck. Authorised translation by Jane F. Stoddart. London, Hodder & Stoughton. 1894. 8o.
Geb. 3 sh. 6 d.
Devotional library. |
Les sept princesses. Bruxelles, Paul Lacomblez. MDCCCXCI. 12o.
2 fr.
5 exempl. op japansch pap., nr. 1-5; 25 exempl. op hollandsch pap., nr. 6-30. |
Les sept princesses. 2e éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1891. 18o.
2 fr. |
Les sept princesses. 3e éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1891. 18o.
2 fr. |
Les sept princesses. Zie: Drei mystische Spiele. |
Pelléas et Mélisande. Drame en 5 actes. Bruxelles, Paul Lacomblez. MDCCCXCII. 12o.
3 fr. 50
5 exempl. op japansch pap.; 25 exempl. op hollandsch pap. |
Pelléas et Mélisande. Drame en 5 actes. 2e éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1892. 12o.
3 fr. 50 |
Pelléas et Mélisande. Drame en 5 actes. 6me éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1898. 12o.
3 fr. 50 |
Pelléas en Mélisande. Vertaald door Ninette de Vries. 's-Gravenhage, Gebr. Belinfante. Brussel, Paul Lacomblez. 1893. 16o.
f 1.50 |
Pelléas en Mélisande. Vertaald door Ninette de Vries. 2e druk. 's Gravenhage, Gebr. Belinfante, Brussel, P. Lacomblez. 1893. 16o.
f 1.50 |
Pelleas and Melisande. Translated by Erving Winslow. London,? 1894. 16o.
4 sh. 6 d. |
Pelleas and Melisanda, and The sightless. Translated, with an introduction, by Laurence Alma Tadema. London, Walter Scott. 1895. 12o.
1 sh. 6d. |
Pelleas und Melisande. Autoris. Uebersetzung von George Stockhausen, eingeleitet durch einen Essay von Maximilian Harden. Berlin, F. Schneider & Co. 1897. Kl. 8o.
M. 3. - |
Pelleas und Melisande. Eingeleitet durch 12 Lieder. Deutsch von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. Leipzig, Eug. Diederichs. 1902. Kl. 8o. M. 3. -; geb. M. 4. -
Maurice Maeterlincks Werke. Uebertragen v. Frdr. von Oppeln-Bronikowski. IV. Bd. |
Sept essais d'Emerson, traduits par I. Will. Avec une préface de Maurice Maeterlinck. Bruxelles, Paul Lacomblez. 1894. 18o.
3 fr. 50
De voorrede is opgenomen in Le trésor des humbles, (Emerson). |
Sept essais d'Emerson, traduits par I. Will. Avec une préface de Maurice Maeterlinck. Nouv. éd. Bruxelles, P. Lacomblez. 1899. 12o.
3 fr. 50 |
Alladine et Palomides, Intérieur et La mort de Tintagiles. Trois petits drames pour marionnettes. Collection du Réveil. Bruxelles, Emil Deman. 1894. 16o.
3 fr. 50
Met culs de lampe door G. Minne.
6 exempl. op Japansch pap.; 53 exempl. op Hollandsch pap. |
| |
| |
Alladine et Palomides, Intérieur et La mort de Tintagiles. Trois petits drames pour marionnettes. 2e éd. Collection du Réveil. Bruxelles, E. Deman, 1894. 16o.
3 fr. 50 |
Alladine et Palomides. Zie: Drei mystische Spiele. |
Alladine and Palomides, Interior, and The death of Tintagiles. Three little dramas for marionnettes. London, Duckworth & Co. 1899. 16o.
3 sh. 6 d. net. |
La mort de Tintagiles. Zie: Alladine et Palomides. - Alladine and Palomides. - Drei mystische Spiele. |
Der Tod des Tintagiles. - Daheim -. Zwei kleine Dramen für Puppenspiel. Autoris. Uebersetzung von George Stockhausen. Berlin, F. Schneider & Co. 1899. Kl. 8o.
M. 2. - |
Drei mystische Spiele: Die sieben Prinzessinen. Alladine und Palomides. Der Tod des Tintagiles. Deutsch von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. Autoris. Ausg. Leipzig, Eug. Diedenchs. 1900. Kl. 8o.
M. 3. -; geb. M. 4. -
Maurice Maeterlincks Werke. Uebertragen v. Frdr. Oppeln-Bronikowski.? Bd. |
Annabella, ('T is pity she's a whore), drame en 5 actes de John Ford, traduit et adapté pour le théatre de l'OEuvre par Maurice Maeterlinck. Paris, Paul Ollendorff. 1895. 16o.
2 fr. |
Les disciples à Saïs, et les fragments de Novalis, traduits de l'allemand et précédés d'une introduction par Maurice Maeterlinck. Bruxelles, Paul Lacomblez. Paris, Librairie Nilsson. 1895. 12o.
4 fr.
20 exempl. op hollandsch pap., nr. 1-20; 5 exempl. op japansch pap., nr. 21-25.
De inleiding is gedeeltelijk opgenomen in Le trésor des humbles, (Novalis). |
Les disciples à Saïs, et les fragments de Novalis, traduits de l'allemand et précédés d'une introduction par Maurice Maeterlinck. 2e et 3e éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. Paris, Librairie Nilsson. 1895. 12o.
4 fr. |
Douze chansons, illustrées par Charles Doudelet. Paris, P.-V. Stock. Gand, Louis Van Melle, impr. 1896. Br. 4o.
7 fr. 50
35 exempl. op japansch pap.; 25 op Whatman; 50 op zwaar hollandsch, Van Gelder; 600 op Van Gelder. |
Douze chansons. Zie: Pelleas und Melisande. Lpz., Eug. Diederichs. 1902. |
Le trésor des humbles. Paris, Édition du Mercvre de France. 1896. 18o.
3 fr. 50
Cont.: Le silence. - Le réveil de l'ame. - Les avertis. - La morale mystique. - Sur les femmes. - Ruysbroeck l'admirable. - Emerson. - Novalis. - Le tragique quotidien. - L'etoile. - La bonté invisible. - La vie profonde. - La beauté intérieure.
9 exempl. op japansch pap., nr. 1-9: 15 fr.; 20 exempl. op hollandsch pap., nr. 10-29: 10 fr. |
Le trésor des humbles. 2e-5e éd. Paris, Édition du Mercvre de France. 1896. 18o.
3 fr. 50 |
Le trésor des humbles. 22e-24e éd. Paris, Société du Mercvre de France. 1901. 18o.
3 fr. 50 |
The treasure of the humble. Ten essays, rendered into English by Alfred Sutro. With an introduction by A.B. Walkley. London, George Allen. 1897. 8o.
Geb. 5 sh. net.
Cont.: Silence. - The awakening of the soul. - The pre-destined. - Mystic morality. - On women. - The tragical in daily life. - The star. - The invisible goodness. - The deeper life. - The inner beauty. |
De schat des harten. (‘Le trésor des humbles’). Vertaling van mevr. G.M. van der Wissel-Herderscheê. Met een voorwoord van Jo de Vries. Amsterdam, S.L. van Looy. 1897. Kl. 8o.
f 1.90; geb. f 2.40 |
Der Schatz der Armen. In die deutsche Sprache übertragen durch Friedrich von Oppeln-Bronikowski. Leipzig, Eug. Diederichs. 1898. Kl. 4o.
M. 6. - |
Aglavaine et Sélysette. Drame en 5 actes. Paris, Société du Mercvre de France. 1896. 12o.
3 fr. 50
9 exempl. op japansch pap., nr. 1-9; 20 exempl. op hollandsch pap., nr. 10-34. |
Aglavaine et Sélysette. Drame en 5 actes. 2e éd. Paris, Société du Mercvre de France. 1896. 18o.
3 fr. 50 |
Aglavaine and Selysette. A drama in 5 acts. Translated by Alfred Sutro. With an introduction by J.W. Mackail, and title-page designed by W.H. Morgetson. London, Grant Richards. 1897. 8o.
Geb. 2 sh. 6 d. net. |
Aglavaine and Selysette. Drama in 5 acts. Translated by Alfred Sutro. With an introduction by J.W. Mackail. [New ed.] London, Grant Richards. 1900. 8o.
Geb. 3 sh. 6 d. net. |
Aglavaine und Selysette. Drama in 5 Akten. Einzig autorisierte Ausgabe, in die deutsche Sprache übertragen durch Claudine Funck - Brentano. Herausgegeben von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. Leipzig, Eug. Diederichs. 1900. Kl. 8o.
M. 3.-; geb. M. 4.-.
Maurice Maeterlincks Werke. Uebertragen v. Frdr. von Oppeln-Bronikowski.? Bd. |
Jules Laforgue, par Camille Mauclair; avec une introduction de Maurice Maeterlinck. Paris. Édition du Mercvre de France. 1896. 18o.
2 fr. 50
10 exempl. op hollandsch pap., genumm. 1-10. |
La Belgique, par Camille Mauclair. Camille Lemonnier, Edmond Picard, Georges Eekhoud, Albert Michel, Cyriël Buysse, Emile Verhaeren, Octave Mans, Maurice Maeterlinck, Henry Maubel, André Ruyters, Bogaert-Vaché, Eugène Demolder et mlle Marie Mali. Paris, Libr. Larousse. 1897. 4o. M. grav. en portr.
1 fr. 50
Speciaal-nummer, uitgegeven door de Revue encyclopédique Larousse, Juli 1897, ter gelegenheid von de internatinale tentoonstelling te Brussel. |
La sagesse et la destinée. Paris, Eugène Fasquelle. 1898. 18o.
3 fr. 50 |
La sagesse et la destinée. 2e-4e mille. Paris, Eugène Fasquelle. 1898. 18o.
3 fr. 50 |
La sagesse et la destinée.? e-14e mille. Paris, Eugène Fasquelle. 1902. 18o.
3 fr. 50 |
Weisheit und Schicksal. Eingeleitet von Friedrich von Oppeln-Bronikowski.
Neue Deutsche Rundschau. Berlin, S. Fischer. 1898. Nr. 11. |
Wisdom and destiny. Translated by Alfred Sutro. London, George Allen. 1898. 8o.
6 sh. net. |
Wijsheid en levenslot. Met inleidend woord van dr. J.D. Bierens de Haan. Vertaling van mev. G.M. van der Wissel-Herderscheê. Amsterdam, C.L. Veldt. 1899. M. se. portret.
f 1.90; geb. f 2.50 |
Weisheit und Schicksal. In die deutsche Sprache übertragen von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. Autoris. Ausgabe. Mit Schmuckleisten von Alart du Hameel und den Totentanz - Initialen von Holbein. Leipzig, Eug. Diederichs. 1899. 8o.
M. 4.50; geb. M. 5.50 |
| |
| |
Weisheit und Schicksal. In das Deutsche übertragen von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. 2. verb. Aufl. Mit Schmuckleisten und Initialen von Wilhelm Müller-Schoenefeld. Leipzig, Eug. Diederichs. 1902. 8o.
M. 4.50; geb. M. 5.50 |
Weisheit und Schicksal.
Heimgarten. Graz. 1900. 5. Lfg. (Febr.) |
Ariane et Barbe - bleue. Zie: Sister Beatrice. |
Blaubart und Ariane oder die vergebliche Befreiung. Drama in 3 Acten. Aus dem Manuscript übersetzt von Friedrich von Oppeln-Bronikowski.
Wiener Rundschau. 1899. 17. Lfg. (15 Juli.) |
Blaubart und Ariane, oder die vergebliche Befreiung. - Schwester Beatrix, nach einer alten Klosterlegende. - Zwei Singspiele. Deutsch von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. Autoris. Ausgabe. Leipzig, Eug. Diederichs. 1901. Kl. 8o.
M. 3. -; geb. M. 4. -
Maurice Maeterlincks Werke. Uebertragen v. Frdr. von Oppeln-Bronikowski. VI. Bd. |
Soeur Beatrice. Zie: Blaubart und Ariane. |
Schwester Beatrix. Drama in 3 Akten. Aus der noch unveröffentlichten Handschrift Maurice Maeterlincks übertragen von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. M. 7 Zeichnungen v. G. Minne. Berlin-Leipzig, Insel-Verlag. 1900. Kl. 4o.
M. 3. -
Die Insel. 1900. Nr. 6 (Mrt.) |
Sister Beatrice, and Ariane and Barbe-bleue, two plays, translated into English verse from the manuscript of Maurice Maeterlinck by Bernard Miall. London, Georg Allen. 1901 [New-York, Dodd. Mead & Co.]. 12o.
3 sh. 6 d. net. |
Napoleon.
Die Zukunft. Berlin. 1899. Nr. 24. |
Das moderne Drama.
Die Insel. Berlin-Leipzig. 1900. Nr. 4. |
Le mystère de la justice.
La Revue de Paris. Paris 1900, no. 9.
‘Les pages qui suivent forment la conclusion d'une étude qui paraîtra prochainement sous ce titre’ (Rev. de Par. 1900. no. 9. p. 93). |
Die Entwicklung des Mysteriums.
Die Insel. Berlin-Leipzig. 1900, 10/11. |
Aeuszere und innere Gerechtigkeit.
Neue Deutsche Rundschau. Berlin, S. Fischer. 1900. Nr. 11. |
L'essaim.
La Revue de Paris. Paris 1901, no. 6.
‘Les pages qui suivent forment le chapitre II d'un livre intitulé ‘La vie des abeilles’ qui paraîtra prochainement’. (Rev. de Par. 1901, no. 6, p. 225). |
Aus dem Bienenleben.
Neue Deutsche Rundschau. Berlin, S. Fischer. 1901. Nr. 4. |
La vie des abeilles. Paris, Eugène Fasquelle. 1901. 18o.
3 fr. 50 |
La vie des abeilles. 13e mille. Paris, Eugène Fasquelle. 1902. 18o.
3 fr. 50 |
Das Leben der Bienen. Autorisierte Ausgabe, in das Deutsche übertragen von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. M. Schmuckleisten u. Initialen v. Wilhelm Müller-Schoenefeld. Leipzig, Eug. Diederichs. 1901. Kl. 8o.
M. 4.50; geb. M. 5.50 |
Het leven der bijen. Vertaling van mevr. G.M. van der Wissel-Herderscheê. Amsterdam, C.L.G. Veldt. 1901. 8o.
f 2. -; geb. f 2.50 |
Life of the bee. Translated by Alfred Sutro. London, George Allen. 1901. 8o.
5 sh. net. |
Théatre. Vol. I. 2e et 3e éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. Paris, Per Lamm. 1901. 18o.
3 fr. 50
La princesse Maleine. - L'intruse. - Les aveugles. |
Théatre. Vol. III. 2e et 3e éd. Bruxelles, Paul Lacomblez. Paris, Per Lamm. 1901. 18o.
3 fr. 50
Aglavaine et Sélysette. - Ariane et Barbe bleue. - Soeur Béatrice. |
Théatre. Vol. II, Bruxelles, Paul Lacomblez. Paris, Per Lamm. 1902. 18o.
3 fr. 50
Pelléas et Mélisande. - Alladine et Palomides. - Intérieur. - La mort de Tintagiles. |
La chance.
La Revue de Paris. Paris 190?, no.?. |
Le temple enseveli. Paris, Eugène Fasquelle. 1902. 18o.
3 fr. 50
Cont.: La justice. - L'évolution du mystère. - Le règne de la matière. - Le passé. - La chance. - L'avenir. |
Le temple enseveli. 2e-9e mille. Paris, Eugène Fasquelle. 1902. 18o.
3 fr. 50 |
Der begrabene Tempel. Deutsch von Friedrich von Oppeln-Bronikowski. Mit Schmuckleisten u. Initialen v. Wilhelm Müller-Schoenefeld. Leipzig, Eug. Diederichs. 1902. 8o.
M. 4.50; geb. M. 5.50 |
The buried temple. Translated by Alfred Sutro. London, Georg Allen. 1902. [New-York, Dodd. Mead & Co.]. 8o.
5 sh net.
Cont.: The mystery of justice. - The evolution of mystery. - The kingdom of matter. - The past. - Luck. |
Monna Vanna. Pièce en 3 actes.
La Revue de Paris. Paris 1902, no. 10. |
Monna Vanna. Pièce en 3 actes. Paris, Eugène Fasquelle. 1902. 12o.
2 fr.
20 exempl. op hollandsch pap. genumm.: 10 fr. |
Théatre. Avec une préface inédite de l'auteur. Illustré de 10 compositions originales lithogr. par Auguste Donnay. Bruxelles, E. Deman. 1902. 8o. 3 vol.
90 fr.
110 exempl. op hollandsch papier. - De exempl.genumm. 1-10 bevatten eene dubbele reeks afdrukken der 10 steenteekeningen en een oorspr. schets van Aug. Donnay: 150 fr. |
|
-
voetnoot1)
- Hij en zijn broeder waren de eersten die in Gent een fiets bereden.
-
voetnoot1)
-
La Princesse Maleine werd, na de verschgijning in La Société Nouvelle herdrukt op 30 exemplaren (niet in den handel) op de handpers van den uitggever Van Melle te Gent. Maeterlinck zond een dezer exemplaren aan Stephane Mallarmé, die het aan Mirbeau te leen gaf.
-
voetnoot1
- Het is nog al grapping in 't voorbijgaam op te merken, dat Maeterlinck juist buitenggewoon gesteld is op sla, en geregeld iederen dag deze groente met zijn avondmaal gebruikt.
|