Het liedeken van Cats
1.[regelnummer]
Wanneer de dagen van mijne jeugd,
Mij lestmaal kwelde tot venus vreugd.
Hoe dat mijn zinnen, geheel tot minnen
Afkeerde van bacchus vreugd
Ik overweegde den zwaren last
Die mij met boeien had gebonden vast
Hoe dat de vonken der minnelonken
Mijn jong hert schier had verrast. (bis)
2.[regelnummer]
Ik wierd gewaar alsdat het minnespel
Aan mij verbeeldde een tweede hel
Hoe dat het leven, haar wou begeven,
Al door den reuk van een zoete roos
En door den keus in haren bloos
Zoo bij dat riekte, hij hem verschrikte
Dat zijn hert bij 't vuur vervroos. (bis)
3.[regelnummer]
Ik ging vandaar al bij mijn Rosalijn
Die klaagde mij haar hart en minnepijn
Hoe dat het leven, haar wouw begeven
M'naar had getrokken uit schieten rood
Die haar zoo kweld' in haar maagdenschoot,
Hoe dat den ader, van haren vader
Hielp haar moeder uit den nood. (bis)
4.[regelnummer]
Ik vatt' den zin al van dees jonge meid
Ik heb de zaak eens wel overleid,
Die wilt bedaren het zijn de jaren
Die vrouw venus van den maagdom scheidt,
Die zij verbeeldt tot een laatste kwaad
't Is zoo dikwijls tot groot ongemak,
Hoe dat veel maagden, die zoo waagden,
Droegen tot groot ongemak. (bis)
5.[regelnummer]
Ik leze van een Diana schoon
Wat gaf de wereld voor haren loon
Naar het verzaden, en bloedig baden.
Doorstak haar een konings-zoon
Op hooi en stroo, is de lichtste dant
In 's werelds vuur door de min verbrand,
Naar het verzaden, en bloedig baden
Op het laatst een droef ellend. (bis)
6.[regelnummer]
Ik kreeg voor antwoord van dees godin
Dat Cupido den God der min,
Die met zijn pijlen, zoude verzijlen,
Doorstak ook een koningin,
Maar die 't kompas van den maagdom kent,
Staat in vrouw venus haar testament
Die zal erven, al naar het sterven,
Indien Cats zijne wereld kent. (bis)
7.[regelnummer]
Jongheid die trouwen om het plezier,
Springt eerst in 't water en dan in 't vier,
Omsteekt de banden, der grieksche landen
Niet als droefheid naar 't plezier,
Maar in dien stroom, is de lichtste dant
In 's werelds vuur door de min verbrand,
Sa jongheid spoedig, houd u maar moedig,
Jaagt de dwaze min van kant. (bis)
8.[regelnummer]
Dat is de moeder al van de min,
Die uit den band is die wil er in,
Wil zijn gebonden, wil zijn gezonden
Zoo algauw den eersten zin
Couragie jongheid 't is al van bacchus nat
Waarin men ons zat gedronken had
En laat maar varen, vrouw venus scharen,
Drinkt u liever driemaal zat. (bis)
|
|