't Groot Achterhofken, Beplant ende op nieuw vermeerdert met verscheyden seer stichtelijcke Liedekens
(1664)–Anoniem Groot achter-hofken, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Stemme: Hoe legg' ick hier in dees ellende.1. ISrael most de eerstelingen
Van haer, van 't Vee, en haerGa naar margenoot+ landt,
Geheylight tot den Heere bringen,
In sijn huys, tot een offerhandt:
Dit leert ons dat ons eerste dagen,
Van onse Ieught hem best behagen.Ga naar margenoot+
2. Ieremias in sijne klagen,
Spreeckt: het is een kostelijck dingh,
Het jock in sijne Ieught te dragen,
Daer mee hy selfs geladen gingh:
Dit jock is het gebodt des Heeren,
Wilt dat te recht doch dragen leeren.
3. Neemt dit jock op, wilt Christus volgen,
Sijn jock is soet licht is sijn last,
Al is de Wereldt daerom verbolgen,Ga naar margenoot+
En onvernoeght, hout u doch vast
Aen Gods gebodt, ons hier gegeven,
Tot onderwijs in ons jongh leven.
4. Vliedt doch de lusten der jonckhede,Ga naar margenoot+
Maer jaeght gerechtigheydt na,
't Geloof, de liefde, ende vrede,
In al u wandel vroegh en spae,
| |
[pagina 4]
| |
Met alle die van herten reyne,
Den Heer aenroepen in 't gemeyne.
Ga naar margenoot+5. In uwe Ieught wilt doch gedencken
Uws Scheppers, eer u overkomt
Den quaden dagh die u sal krencken,
Als outheydt u ter aerden kromt,
En uwe Sonn' verliest haer luyster,
En Maen en sterren worden duyster.
6. Ick eysch niet dat ghy niet soudt rustigh,
Noch deughdigh vrolijck mogen zijn:
Ga naar margenoot+Maer dat ghy u wacht voor 't wellustigh,
Welcks eynde loopt tot droeve pijn,
Wat mach ons sulcke vreughde baten,
Daer door ons God soude verlaten?
7. Kinderkens wilt doch niet beminnen
Ga naar margenoot+De Wereldt, noch wat daer in is,
Hanght ghy daer aen met hert en sinnen
Soo loopt ghy 'sHeeren wegen mis:
En wordt door schoonen schijn bedrogen,
Dus wilt haer doen te recht beoogen.
Ga naar margenoot+8. Haer vorst sal u voor oogen stellen
Hoog-moet, vleesch-lust, en oogen-lust,
Om u daer door neder te vellen,
Hierom 't gemoedt doch wel toe-rust,
Ga naar margenoot+Met 't Harnas Godts om uwe leden,
Soo meught ghy 's vyands macht vertreden.
9. Vertrouwt u geloofs mede-wercker
Die 'svyands macht verwonnen heeft
Al was hy sterck, de Heer was stercker,
Die ons oock t'overwinnen geeft:
| |
[pagina 5]
| |
Om hulp wilt soecken, bidden, kloppenGa naar margenoot+
Sijn oor sal hy voor u niet stoppen.
10. Moet ghy in droefheydts water zwemmen
Heel diep, dat ghy haest most te grondt,Ga naar margenoot+
Verheft tot hem uws herten-stemmen,
Hem, die de vroom, in noodt by stondt:
Geen leedt hoe groot kan u bestelpen,
Alst hem belieft hy kan uyt helpen.
11. Hy besoeckt niet boven vermogen:Ga naar margenoot+
Maer geeft ons tot verdragen kracht,
Wilt u veel neerstiger dan pogen
Dat ghy zijn wille wel betracht.
Ist 'sHeeren wil ons te bedroeven,Ga naar margenoot+
In tijdlijk, 't schiet om ons te proeven.
12. Het God'lijk treuren werkt verblijden
Een blijdtschap die niet en vergaet,Ga naar margenoot+
Het is maer Vaderlijck kastijden
Als Godt zijn Kind'ren somtijds slaet:Ga naar margenoot+
't Is niet dat hy haer wil bederven,
Maer dat sy 't eeuwigh mogen erven.
13. In't eeuwigh sal duysent jaer wesen
Soo kort als by ons eenen dagh,Ga naar margenoot+
Met reyne herten wilt hem vreesen:
Want geen onreyn daer komen magh,
Maer die hier gaen van deugt tot deugden
Die komen in de vreught der vreugden.
14. Een vreught diemen niet kan be-Ga naar margenoot+
schrijven,
Noch niet uytspreken met de mondt,
Die hier tot eynd volstandigh blijven,
En winningh doen met 'sHeeren PontGa naar margenoot+
Verkrijgt, maer diep in d'aerde spitten,
Sullen Gods rijcke niet besitten.
Elck sie toe. |
|