't Groot achter-hofken
(1639)–Anoniem Groot achter-hofken, 't– AuteursrechtvrijGeplant met verscheyden Gheestelijcke Liedekens, tot stichtinghe der Ieught, by verscheyden Autheuren gemaeckt ende t'samen gestelt
Stemme: Hoe legg' ick hier in dees ellende.ISrael most de EerstelinghenGa naar margenoot+
Van haer, van 't Vee, en van haer Landt,
Gheheylight tot den Heere bringhen,
In sijn huys tot een Offerhandt:
Dit leert ons dat ons eerste daghen,
Van onse Ieught hem best behagen.Ga naar margenoot+
Ieremias in sijne klaghen
Spreeckt: Het is een kostelijck dingh,
Het Iock in sijne Ieught te draghen,
Waer mee hy selfs gheladen gingh:
Dit Iock is het Ghebodt des Heeren,
Wilt dat te recht doch draghen leeren.
Neemt dit Iock op, wilt Christus volghen,
Sijn Iock is soet, licht is sijn last,Ga naar margenoot+
Al is de Werelt daerom verbolghen,
En onvernoeght, houdt u doch vast
Aen Gods Ghebodt, ons hier gegeven,
Tot onderwijs in ons jongh leven.
Vliedt doch de lusten der jonckhede,Ga naar margenoot+
Maer jaeght de Gherechtigheydt nae,
Gheloof, de Liefde, en de Vrede,
In al uw wandel vroegh en spae,
| |
[pagina 4]
| |
Met alle die van herten reyne,
Ga naar margenoot+Den Heer aenroepen in 't ghemeyne.
In uwe Jeught wilt doch gedencken
Vws Scheppers, eer u overkomt
Den quaden dagh, die u sal krencken
Als outheydt u ter aerden kromt,
En uwe Sonn' verliest haer luyster
En Maen, en sterren worden duyster.
Ick eysch niet dat ghy niet soudt lustigh,
Noch deughdigh vrolijck moghen zijn.
Ga naar margenoot+Maer dat ghy u wacht voor 't wellustigh,
Welcx eynde loopt tot droeve pijn,
Wat mach ons sulcke vreughde baten,
Daer door ons Godt soude verlaten?
Kinderkens wilt doch niet beminnen
Ga naar margenoot+De Werelt, noch wat daer in is,
Hangt ghy daer aen met hert en sinnen
Soo loopt ghy 's Heeren wegen mis
En wordt door schoonen schijn bedroghen,
Dus wilt haer doen te recht beoogen.
Ga naar margenoot+Haer Vorst sal u voor oogen stellen,
Hoog-moet, vleesch-lust, en oogen-lust,
Om u daer door neder te vellen,
Hierom 't gemoedt doch wel toe-rust
Ga naar margenoot+Met 't Harnas Gods om uwe leden,
Soo meught ghy 's vyants macht vertreden.
Vertrouwt u Gheloofs Mede wercker,
Die 's vyants macht verwonnen heeft,
Al was hy sterck, de Heer was stercker,
Die ons oock t'overwinnen gheeft:
| |
[pagina 5]
| |
Om hulp wilt soecken, bidden, kloppenGa naar margenoot+
Sijn oor sal hy voor u niet stoppen.
Moet gy in droefheyts water zwemmen
Heel diep, dat ghy haest most te grond,Ga naar margenoot+
Verheft tot hem uws herten-stemmen,
Hem, die de vroom in noodt by stond:
Geen leedt hoe groot kan u bestelpen,
Alst hem belieft hy kan uyt helpen.
Hy besoeckt niet boven vermoghen:Ga naar margenoot+
Maer geeft ons tot verdragen kracht,
Wilt u veel neerstiger dan pogen
Dat ghy zijn wille wel betracht.
Ist 's Heeren wil ons te bedroeven
In tijtlijck, 't schiet om ons proeven.Ga naar margenoot+
Het God'lijc treuren werckt verblijden
Een blijdtschap die niet en vergaet,Ga naar margenoot+
Het is maer Vaderlijck kastijden
Als Godt zijn kind'ren somtijdts slaet:Ga naar margenoot+
'Tis niet dat hy haer wil bederven,
Maer dat sy 't Eeuwigh mogen erven.
In 't eeuwigh sal duysent jaer wesenGa naar margenoot+
Soo kort als by ons eenen dach,
Met reyne herten wilt hem vreesen:Ga naar margenoot+
Want gheen onreyn daer komen mach,
Maer die hier gaen van deugt tot deugden
Die komen inde Vreugt der Vreugden.
Een vreugt diemen niet kan beschrijven,Ga naar margenoot+
Noch niet uytspreken met de mond,
Die hier tot eynd volstandigh blijven,
En winningh doen met 's Heeren PondGa naar margenoot+
Verkrijgt, maer diet in d'aerde spitten,
Sullen Gods Rijcke niet besitten.
Elck sie toe.
|
|