De nieuwe Hollandsen Boots-gesel, Ofte Bataviers helden-stuk
(1704)–Anoniem Groote nieuwe Hollandsche boots-gezel– AuteursrechtvrijBehelsende de voor-naamste geschiedenisse, die in 't veroveren van de Spaense silver vloot te Vigos, en in meer andere zee en veldt-slagen is voor-gevallen: als mede verscheydene vryagie, vermakelijke kluchten, herders en matroose gezangen
Op een aengename Voys.Klarinde mijn Beminde,
Ach mijn soetste Engelinne,
Voor wien ick dach en nagt,
Storte mijn droeve klacht,
Want u bevalligheden,
En u begaeftheydt schoon,
Sijn d' oorsaeck van mijn reden,
Ach mijn Engelinne schoon.
Jk sucht, ik ween, en ik kerme,
Lief wilt u doch ontferme,
Jck sterf als ick u zie,
Van puer melancholie,
En om dat ick niet mach naken,
Met mijne bedroefde mont,
| |
[pagina 32]
| |
Ach d' Roosjes van u kaecken,
Hebben mijn jonck hert doorwont.
Jck sucht, ick klaegh, en ick weene,
Lief wilt mijn troost verleene,
Geeft mijn een troostelijck woordt;
Of jaegter mijn van u voort,
Gy sult het Vonnis strijcken,
Dat ick moet sterven van pijn,
Jck en sal van u niet wijcken,
Lief wilt mijn genadigh zijn.
Jck hoop nog in u armen,
Soete Lief mijn te verwarmen,
Want u oogjes vol van gloet,
Bewegen mijn gemoet,
En doen ick de heldere stralen,
Van mijn Lief had ontfaen,
Doen most mijn zieltje dwalen,
Want u licht schijnt als de Maen.
Hoe sout ghy konnen lijden,
Een die u komt verblijden,
Te helpen uyt de noot,
Eer dat de droeve doodt,
Mijn doorschiet met scherpe pijle,
Ach ach wat groote noodt,
Ach mijn Engel wilt doch lijden,
Dat mijn graf mach zijn u schoot.
Kan ick dan geen troost ontfangen,
Daer ick so na verlangen,
Al mijn vreugden en pleysier,
Js gelijck een Blixems vier,
En dat ick van u moet scheyden,
Jck sterf van groote pijn,
En mijn geest die sal u quellen,
Als ick sal begraven zijn.
|
|