| |
| |
| |
De Grote Verandering
Door Nida Voerman
Vader Duynstee is onlangs tot burgemeester benoemd van Limperen. Na een drukke verhuizing is de hele familie te gast bij de plaatsvervangend burgemeester, boer Vermaak. Vooral Toby Duynstee valt de overgang van Delft naar het kleine Limperen erg moeilijk....
De boerderij ‘De Volharding’ onderscheidde zich in niets van andere grote boerderijen in de omgeving. De hoeve lag temidden van een groep hoge peppels in het weiland, dicht achter de rivierdijk en bestond uit een ruim engeriefelijk woonhuis met aangebouwde stallen. Achter de boerderij stonden nog een paar kleinere schuren en een hooiberg tot in de nok van de kap gevuld.
Vrouw Vermaak was een kleine pezige vrouw, heel anders dan ze zich hadden voorgesteld. Ze ontving hen hartelijk en toch met een zeker respect. Aan alles was te merken, dat ze het als een eer beschouwden, dat de brugemeester met zijn gezin met hen de maaltijd wilde delen.
Ze zaten aan een ovale uitschuiftafel in de gezellige grote woonkeuken en voelden zich wel een beetje onwennig. Maar de boerin stelde hen al gauw op hun gemak.
‘'t Is wel een groot verschil met de stad, hè?’ zei ze tegen Ineke, die naast haar zat. ‘Op zo'n dorp gaat alles veel gewoner en gemoedelijker, maar daar zul je wel aan wennen. Jullie moeten maar eens gauw terugkomen als onze kinderen ook thuis zijn.’
‘We hebben er ook vier,’ vertelde de boer hun. ‘Net zo'n beetje van jullie leeftijden. Maar ze komen in 't middaguur nooit thuis. Ze gaan alle vier in Waaldam op de h.b.s.’
‘Daar moeten wij ook heen,’ zei Tom verrast. ‘Morgen al, is 't niet, paps?’ Dit laatste klonk hoopvol. Hij verwachtte
| |
| |
blijkbaar, dat paps hun
nog een paar dagen respijt zou geven. Maar dan kwam hij toch bedrogen uit.
‘O ja, morgen al,’ bevestigde paps. ‘Misschien kunnen jullie met de kinderen van meneer Vermaak opfietsen. Dan weet je meteen de weg.’
‘Natuurlijk,’ knikte de laatste. ‘Ze gaan trouwens altijd met een heel troepje. Dat is wel zo gezellig, 't Is een hele rit, zie je.’
Mams keek een beetje bezorgd. Ineke wist wel, dat ze hen liever met de bus naar school zag gaan, maar daar hadden ze zich alle drie tegen verzet. Ze hielden van fietsen en zagen er tegenop iedere dag met de bus heen en weer te moeten.
De warme maaltijd smaakte hun heerlijk. Ze merkten nu pas hoe hongerig ze wel waren. Nu, dat was zo'n wonder niet. Ze waren die morgen al heel vroeg uit de veren geweest en hadden hard gewerkt. Na het eten liet de boer hun de hele boerderij zien. Hij was er geweldig trots op, dat konden ze goed merken. Hij had liefde voor zijn dieren.
Maar toen ze een uurtje later weer thuis kwamen, zei Toby toch bezorgd: ‘Ik zie ons straks ook nog allemaal op klompen en in een blauwe kiel of met een wit schort voor rondlopen’.
Tom moest er om lachen. Hij was ineens met Limperen verzoend. Al het nieuwe, waar hij al zo lang tegenop had gezien, oefende opeens een grote aantrekkingskracht op hem uit. Hij ontdekte allerlei nieuwe mogelijkheden, sprak al van zeilen en roeien op de rivier, van vissen en kievitseieren zoeken in 't voorjaar en stak met zijn geestdrift ook Bert aan.
| |
| |
Maar de meisjes waren minder enthousiast. Ineke moest telkens aan haar vriendinnen van school denken. Ze was in Delft klassevertegenwoordigster geweest en voorzitster van hun meisjesclub. Nu stond ze natuurlijk overal buiten. Ze voelde zich op en top een stadsmeisje en geloofde nooit aan het dorp te kunnen wennen. Een boerderij mocht heel interessant zijn ze voelde zich er als een kat in een vreemd pakhuis, zo was ze met de stad vergroeid.
Ze had die middag echter geen gelegenheid er nog over na te denken. Er viel in huis zo veel te doen. Om twee uur kwamen de gemeentewerklieden, de gasfitter en de elektricien terug en daverde het huis weer van het gehamer. Maar de kamers begonnen er toch al meer bewoonbaar uit te zien. De lege kisten werden in de tuin opgestapeld. En toen paps om half zeven thuis kwam, stond hij er verbaasd van zoveel als ze al gedaan hadden.
Ze werkten die avond tot tien uur door. Toen waren de slaapkamers alle aan kant. Alleen in de huiskamer en de keuken heerste nog een volslagen chaos. Hoewel ze het er allen over eens waren, dat het nieuwe huis nooit die gezellige sfeer zou hebben van het oude in Delft, waren ze er toch ieder op z'n eigen manier mee ingenomen. Ineke en Toby voelden zich rijk met hun eigen kamertjes. Ze hadden altijd een grote kamer moeten delen en dat had tot heel wat ongenoegen aanleiding gegeven.
Ze dronken met z'n allen nog een kopje chocola in de keuken. En Tom lachte: ‘'t Is maar goed, dat uw gemeentenaren u niet zo zien, paps, in uw overhemd mot los boord en opgestroopte mouwen....’
‘En waarom niet, Tom?’ vroeg paps. ‘We zijn hier niet in de stad, m'n jongen. De mensen hier vinden het doodgewoon en zien het niet eens. Hoe is de kennismaking met de “loco” jullie bevallen?’
Het bleef heel even stil. Toen antwoordde Toby:
‘Wel een aardige man, maar helemaal geen type voor burgemeester.’
‘Nee. een echte boer,’ vond Tom ook.
Er verscheen een fijn glimlachje op vaders gezicht.
‘Maar dan toch een boer met heel wat in z'n mars, jongens,’ zei hij. ‘Weten jullie wel dat hij de h.b.s. afgelopen heeft en nog twee jaar op de landbouwhogeschool heeft gestudeerd? Z'n vader wilde dat hij landbouwkundig ingenieur zou worden, maar toen de oude baas stierf gaf hij de brui aan de studie en volgde z'n vader op de boerderij op.’
Daar stonden ze toch allemaal even paf van. Het was dan ook wel moeilijk te aanvaarden, dat deze stoere boer op z'n klompen en met de blauwe kiel onder z'n manchester jasje ooit geworsteld had met vierkantsvergelijkingen, de imparfait du subjonctif. Duitse voorzetsels die de derde naamval regeren, Punische oorlogen en koolwaterstofverbindingen. En tegelijkertijd voelden ze een diep respect voor deze geleerde boer, die desondanks zo eenvoudig was gebleven. Ze hadden zich een boer altijd heel anders voorgesteld en zagen zich genoodzaakt hun mening grondig te herzien.
‘Iedere boer is op zijn manier een koning,’ zei paps. ‘Zijn grond, zijn vee, zijn gewas is hem alles.’
Mams geeuwde achter haar hand. Ze stond ineens resoluut op. ‘En nou naar bed allemaal!’ commandeerde ze. ‘Bert had al lang moeten slapen. En jullie trouwens ook. 't Is warempel al kwart voor elf. En morgen moeten jullie naar school.’ ‘Moeten we u in deze rommel alleen achterlaten?’ waagde Tom nog een kansje. Maar ditmaal was het mams zelf, die zijn hoop op nog 'n vrije dag de bodem insloeg.
‘Ik krijg morgen weer hulp,’ zei ze. ‘Jullie zouden me maar voor de voeten lopen. Allez, naar boven allemaal, 't Is morgen weer vroeg dag!’
Ze stommelden in optocht de trap op. De meisjes en paps en mams hadden hun kamers op de eerste verdieping, de jongens sliepen elk in een zolderkamer.
Ineke vond het toch wel even vreemd, toen ze de deur van haar kamertje achter haar sloot. Dat kwartiertje voor het naar bed gaan was altijd zo gezellig geweest.
| |
| |
Al hadden Toby en zij tien keer op een dag gekibbeld, vóór het slapen gaan hadden ze het toch altijd weer goed gemaakt en elkaar van alles te vertellen gehad. Ze voelde zich opeens een beetje eenzaam. Het raam stond op een kier. Ze deed het wijd open en stak haar hoofd naar buiten, 't Was een milde avond voor oktober. Buiten heerste een diepe rust, die slechts werd verstoord door het geblaf van een hond heel in de verte. Onwillekeurig vlogen Inekes gedachten terug naar Delft, waar het 's avonds om deze tijd nog druk kon zijn op straat, vooral wanneer de studenten feest vierden.
Toch deed de stilte haar weldadig aan. Maar toen de kille wind naar binnen woei en haar deed huiveren, trok ze gauw het raam dicht en sloot de gordijnen.
Ze kleedde zich snel uit en wilde juist in bed stappen, toen de deur zachtjes open ging en Toby op blote voeten en in haar pyjama naar binnen sloop.
‘Dag,’ zei ze zacht, ‘mag ik nog even. 't Is zo saai om alleen te gaan slapen.’ Ineke was haar er dankbaar voor. Hoe zeer Toby en zij ook in karakter verschilden en hoe slecht ze elkaar dikwijls ook konden verdragen, ze voelde toch een diepe genegenheid voor haar jongere zuster. Ze scheelden maar een jaar en zaten op school in dezelfde klas. In de vijfde klas van de lagere school had Toby haar ingehaald, doordat ze wegens ziekte een jaar had verspeeld. Nu werkten ze op de h.b.s. gelijk op, wat dikwijls erg gezellig was. Het vervelende was alleen, dat de leraren hen er altijd van verdachten het huiswerk van elkaar te hebben overgeschreven, wat nooit het geval was geweest. Wel overhoorden ze elkaar gewoonlijk en het gebeurde bijna dagelijks, dat ze elkaar met moeilijke thema's hielpen. Maar vraagstukken of thema's van elkaar over te schrijven, achtten ze beneden hun waardigheid. Daarvoor waren ze allebei te trots.
Ze kropen samen in Inekes bed en babbelden nog een poosje, zij het ook fluisterend.
‘Brrr, morgen naar school,’ zei Toby. ‘Zie jij er ook zo tegenop?’
| |
| |
‘Afschuwelijk gewoonweg,’ bekende Ineke. ‘Ze gebruiken daar natuurlijk allemaal andere boeken. Vervelend hoor! Je zult zien, dat we in een boel vakken achterop zijn.’
‘Mij een biet!’ vond Toby zorgeloos, ‘'t Leren kan me zoveel niet schelen. Maar al die nieuwe gezichten, 't Zullen natuurlijk wel allemaal van die flauwe dorpskinderen zijn. Prettig vooruitzicht, hoor!’
Ineke zweeg een ogenblik. Ze lag met haar ogen wijd open naar de zoldering te staren, waarop het maanlicht door een kier van de gordijnen een smalle zilveren streep tekende.
‘We zullen nooit meer zo'n pret hebben als we in Delft vaak hadden,’ geloofde ze. ‘Voor mijn part hadden ze paps nooit tot burgemeester benoemd, 't Is hier een akelig klein gat, hoor....’
‘Je kunt de huizen tellen,’ beaamde Toby. ‘En heb je die kleine winkeltjes gezien? Nergens een mooie etalage.’
‘Waaldam is ook niet veel zaaks,’ nam Ineke het van haar over. ‘Dat heb ik wel gezien toen we er met paps doorheen reden, 't Zal mij benieuwen in wat voor gebouw we terecht komen.’
‘Natuurlijk zo'n ouderwetse school met 'n hoge muur er omheen en kleine raampjes met matglas er in,’ fantaseerde Toby er op los. Ze werden hoe langer hoe somberder in hun voorspellingen. Totdat Ineke kramp in haar schouder kreeg van het op de rand liggen. Ze werkte Toby er uit. 't Werd trouwens hoog tijd. De kerkklok had al elf uur geslagen en mams zou hen om half zeven wekken. Maar toen ze eenmaal alleen in bed lag, kon Ineke nog niet slapen. Haar gedachten gingen maar door. De stilte buiten hinderde haar zelfs. Ze betrapte zichzelf er op, dat ze lag te wachten op het voorbijkomen van de tram, of op de claxon van een late autobus.
Toen mams haar de volgende morgen kwam roepen, had ze het gevoel een kwartiertje geleden te zijn ingeslapen. Over het algemeen had Ineke nooit last met opstaan. Ze was geen langslaapster zoals Toby, die iedere morgen zo lang mogelijk in bed bleef en zich dan in vliegende vaart moest wassen en aankleden. Ineke nam er graag de tijd voor. Maar deze morgen viel het haar toch erg zwaar uit haar warme bed te komen. Ze hoorde mams naar de badkamer gaan. Op zolder klonk gestommel. Dat zou Bert wel zijn. Die was meestal het eerst van allemaal op. Maar in Toby's kamertje heerste nog doodse stilte.
Plotseling drong het tot Ineke door, dat ze al een heel poosje een ander geluid had gehoord, zonder dat het tot haar was doorgedrongen. Het was een eentonig geruis. Nu besefte ze pas dat het regende. En hoe!
Ze wierp de dekens van zich af en sprong uit bed. In drie stappen was ze bij het raam en rukte het gordijn open. De regen stroomde langs het vensterglas. Dat was geen erg opwekkend begin van de eerste nieuwe schooldag! Het vooruitzicht een half uur in de stromende regen over een dijk te moeten fietsen was niet bepaald aanlokkelijk. Met tegenzin ging ze zich wassen en aankleden. Mams kwam in haar kimono nog even om het hoekje kijken of ze al op was. ‘Naar weer, hè kind?’ zei ze. ‘Jullie moeten toch maar met de bus gaan, hoor! Je zult anders door en door nat op school komen en misschien nog ziek worden.’
‘Welnee, mams,’ stelde Ineke haar gerust. ‘Ik trek m'n lange broek aan en doe m'n plastic regenjas over m'n gewone regenmantel heen aan, dan kan ik er best tegen.’ Voor de bus voelde ze nog veel minder. Ze koesterde een heimelijke vrees, dat die nog eens van die hoge, bochtige dijk af in een sloot zou rijden. De weg was maar zo akelig smal. Twee auto's konden elkaar niet eens passeren, behalve op de uitwijkplaatsen.
‘Is Toby al op?’ vroeg mams.
Ineke haalde de schouders op. ‘Ik heb haar nog niet gehoord, mams,’ antwoordde ze. En ze dacht er bij: ‘Nu ze alleen slaapt, komt ze natuurlijk helemaal niet haar bed uit....’ Ze zag Toby pas aan de ontbijttafel in de kille keuken waar
| |
| |
alles nog rommelig was. Ze waren allemaal even zwijgzaam, behalve Bert, die voortdurend het woord voerde, maar op geen van z'n vragen antwoord kreeg. Mams was druk bezig de boterhammen klaar te maken, die ze moesten meenemen. Er stonden drie opvouwbare trommeltjes gereed.
‘Bah, wat ongezellig,’ mopperde Toby. ‘Overblijven op school.... Dat heb ik altijd het ergste gevonden, dat er bestaat....’
‘Wees dan maar blij, dat je al in de derde zit,’ zei mams. ‘Je hebt het al die jaren niet hoeven te doen. Dat is dus winst.’
Ineke zag de humor er van in en glimlachte, maar Toby keek stuurs voor zich uit.
‘Nu moeten jullie werkelijk opschieten,’ zei mams, toen de torenklok half acht sloeg, ‘'t Is toch zeker wel een uur rijden?’
‘Welnee, een half uur maar, mams,’ antwoordde Tom. ‘Als we nu weggaan, zijn we om acht uur op school, dat is toch heus een beetje te gek.’
‘Maar niet later dan kwart voor acht!’ besliste mams. ‘Jullie kennen de weg nog niet. De afstand kon wel eens tegenvallen.’
Om tien over half acht schrokken ze echter op van een heftig gebel op straat. Bert draafde naar de voordeur en kwam opgewonden terug met de mededeling, dat er wel acht of tien jongens en meisjes met fietsen voor de deur stonden. ‘Is 't heus? Die komen ons natuurlijk halen!’ riep Toby zenuwachtig uit. ‘O, waar heb ik m'n tas nou gelaten? Heeft iemand m'n tas gezien? Ach, Bert, help me even zoeken.... Jij hebt toch niks te doen....’
't Was het oude liedje weer. Toby was op het kritieke ogenblik altijd alles kwijt. Tom was al in de garage om z'n fiets te halen. Ineke wurmde zich in haar twee jassen. Even later volgde ze Tom naar de garage. Ze voelde zich vreemd opgewonden en belachelijk verlegen, nu ze kennis moest maken met haar dorpsgenoten en nieuwe medeleerlingen. Ze miste alle zelfvertrouwen en daaraan had
het haar toch nooit ontbroken.
Toen ze met haar fiets buiten kwam, vond ze vijf meisjes en drie jongens voor het hek van de tuin op hen wachten. De jongens hadden oliejassen aan en een van hen droeg een soort zuidwester op het hoofd. De meisjes hadden zich ook al ingebakerd tegen de regen met capes om en plastic schortjes voor, om het inslaan van de regen te voorkomen.
Veel plichtplegingen maakten ze niet. Ze keken alleen even nieuwsgierig naar de nieuwelingen en spoorden hen aan op te schieten.
‘Zijn jullie niet met je drieën?’ vroeg de grootste van de jongens. Hij was blootshoofds. Zijn blonde haar stond piekerig overeind en de regen stroomde langs zijn bolle rode wangen. Hij blaakte van gezondheid en zijn donkere ogen, die helemaal niet bij z'n haar leken te passen, keken strijdlustig de wereld in.
‘M'n zus komt nog,’ vertelde Ineke hem. ‘Die is altijd te laat. Moeten jullie allemaal naar Waaldam?’
‘Allemaal,’ verzekerde de leider van 't troepje haar. ‘O, daar is je zus al.
| |
| |
Kom op, jij! We moeten weg! Ik zal eerst de hele troep aan jullie voorstellen. Die kleine daar met die kaboutermuts op is m'n jongste broer, Aatje Vermaak. Die zit in de eerste klas. Die twee gichelbekjes zijn m'n dierbare zussen. Gertje en Trudy, allebei in de derde. Dan volgen Coby Burg en Clara Lekkerbek, allebei in de tweede klas, en Corry Sprik uit de derde....’
‘Niet, vierde!’ verbeterde het meisje hem, ‘Best, vierde dan. Ik kijk niet op 'n jaartje! Dit hier is m'n beste vriend, Frans Westphal, en ik ben Freek, 'k Hoop dat jullie 't allemaal onthouden kunnen, anders leer je 't gauw genoeg. En nou jullie?’ Hij keek afwachtend naar Tom, die warempel met z'n mond vol tanden stond. Maar Ineke had haar zelfvertrouwen plotseling teruggevonden.
‘O, dat is gauw verteld,’ antwoordde ze. ‘Tom is de oudste. Die zit in de vijfde, Toby is de jongste van ons drieën en zit net als ik in de derde.’
‘Dan ben jij Ineke,’ zei een van de meisjes Vermaak, Gertje of Trudy. Ineke kon ze niet uit elkaar houden. Ze waren precies even groot en leken op elkaar als twee druppels water, zodat het niet moeilijk te raden viel dat ze tweelingen waren. ‘Klopt,’ lachte Ineke. ‘Zullen we dan maar gaan?’
De hele troep steeg op en Ineke wilde al met Toby de rij sluiten, toen de zusjes Vermaak hen wenkten dat ze naast hen moesten komen rijden. Frans Westphal sloot met Aatje de rij en Tom ging naast Freek rijden.
Niemand mopperde op de regen. Ineke merkte niet eens meer dat het regende. Ze was al meteen in een gesprek gewikkeld met Gertje. Het ging natuurlijk over de school en de leraren. Wonderlijk genoeg voelde ze zich dadelijk op haar gemak met de meisjes. Eigenlijk verschilden ze in niets van de meisjes in Delft stelde ze bij zichzelf vast. En dat verzoende haar alweer een beetje met de school.
Toen ze Waaldam binnen reden, kon ze haast met geloven, dat ze ruim een half uur gefietst hadden. De tijd was omgevlogen. Tot haar grote verrassing bleek de school helemaal niet aan hun voorstelling te beantwoorden. Het was een nieuw gebouw, aan de rand van het stadje, met grote, vriendelijke ramen en een indrukwekkende hal. Er was een ruime, betegelde plaats, die om het gehele gebouw heen liep en door een hoge heg van de straat gescheiden was. Zodra ze met de fietsen aan de hand de plaats overstaken, op weg naar de fietsenloods, zagen ze zich omringd door wel een dozijn klasgenoten, die al van hun komst op de hoogte waren.
‘Leuke school, hè?’ fluisterde Toby haar in de fietsenloods opgewonden toe. ‘Die Vermaakjes zijn ook erg aardig, vind je niet?’
Ineke knikte. Ze zag Toby's ogen opgewonden glinsteren en vroeg zich af of ze er zelf ook zo stralend uitzag. Het had er tot nog toe alle schijn van, dat de nieuwe school honderd procent zou meevallen. En naar wat ze over de leraren gehoord hadden, waren hun verwachtingen hoog gespannen.
Die werden niet beschaamd. Ze hadden die eerste schooldag alle gelegenheid om te constateren, dat ze er zeker niet op achteruit waren gegaan. Natuurlijk voelden ze zich nog een beetje onwennig, maar er heerste een prettige sfeer in de school. Het middaguur vloog om. Bijna de helft van de leerlingen bleef over, omdat ze van ver buiten het stadje kwamen. Ze zaten in groepjes bijeen in de lokalen, overhoorden elkaar, schreven brieven of maakten achterstallige thema's en vraagstukken en amuseerden zich best.
In dat middaguur hoorden ze ook, dat er op de zaterdag voor de kerstvakantie een schoolavond zou worden gehouden in een zaal in het stadje. De repetities waren al in volle gang. De vierde klas zou een groot toneelstuk opvoeren, de meisjes van de derde vormden een balletgroepje, dat vier dansjes instudeerde onder leiding van juffrouw Krayendonk, de gymnastieklerares.
‘We zullen vragen of jullie ook mee kunnen doen,’ beloofden Gertje en Trudy. ‘We hebben pas twee keer gerepeteerd, dus zal 't heus wel gaan. We moeten vier verschillende jurken dragen, omdat we de lente, zomer, herfst en winter moeten uitbeelden. Het hele programma wordt een soort krant, zie je. Wij zijn het weerbericht....’
| |
| |
‘Vier jurken?’ schrok Toby. Ze keek
Ineke vluchtig aan. Maar Trudy stelde haar gerust.
‘Eigenlijk zijn 't er twee. hoor,’ zei ze. Een wit jurkje met een wijde rok met stroken en een glad lijfje en een soort bolerootje er bij met vleugeltjes op de rug. Dat moeten sneeuwvlokken voorstellen. De winter wordt uitgebeeld door dansende sneeuwvlokjes, begrijp je? In de zomer zijn we bloemen. Dan dragen we dezelfde jurken, maar zonder het bolerootje en met een grote bloem op het lijfje vastgespeld.’
‘En die andere jurk?’ vroeg Toby nieuwsgierig.
‘O. die is heel eenvoudig. Een jurkje van groene zijde met een kort plooirokje. De lente is een elfendansje, die vol blijdschap de terugkeer van de zon verkondigen. We krijgen allemaal een stralend zonnetje op de borst en weer vleugeltjes op onze rug .... dat bolerootje van de andere jurk, weet je wel? En de herfst wordt uitgebeeld door dwarrelende dorre blaadjes....’ Toby was een en al geestdrift. ‘Hebben jullie je jurken al?’ vroeg ze. ‘Of moeten ze nog gemaakt worden?’
‘Juffrouw Krayendonk heeft ons de patronen gegeven,’ vertelde Gertje. ‘Moeder maakt onze jurken. Ze kan het wat goed. 't Hoeft maar goedkope stof te zijn. Kraai zal binnenkort de stof voor ons allemaal kopen.’
Toen ze om vier uur gezamenlijk naar Limperen terugreden, begon Toby weer over het balletgroepje. Ze was er vol van en stak met haar enthousiasme ook Ineke aan.
Ze kwamen in een heel wat betere stemming thuis dan waarin ze 's morgens naar school waren gegaan.
Thuis wachtte hun eveneens een verrassing. De keuken en de huiskamer waren kant en klaar en zagen er erg gezellig uit.
‘De mensen hier in 't dorp zijn schatten,’ zei moeder met een zucht. ‘Zoals ze me vandaag allemaal geholpen hebben.... En kijk eens wat we gekregen hebben....’
Ze deed de deur van de provisiekast open. Daar stond op een van de planken een grote taart, waarop in sierlijke letters van chocolade het woord ‘Welkom’ was gespoten.
‘Vader heeft beloofd bijtijds thuis te komen voor de thee,’ zei mams, toen ze de taart allemaal bewonderd hadden. ‘Dan zullen we hem met zijn allen keuren. En vertellen jullie me nu eens van jullie school. Ik brand van nieuwsgierigheid. Is de kennismaking goed bevallen?’
Ze keken elkaar even aan. En toen begonnen ze alle drie tegelijk te praten, zodat zelfs Bert er geen woord tussen kon krijgen....
De weken gingen voorbij. Ineke voelde zich in Limperen en op school al helemaal ingeburgerd. Maar dat kon van Toby niet gezegd worden. In het begin was Toby juist de meest geestdriftige van hen beiden geweest. Ze had de school veel leuker
| |
| |
gevonden dan de h.b.s. in Delft, ze had vriendschap gesloten met Trudy en was op vrije middagen en in de avonduren vaker op ‘De Volharding’ dan thuis te vinden geweest.
Maar dat had niet lang geduurd. Toby was een meisje van bevliegingen, dat wist Ineke uit ervaring. De ommekeer was dan ook al gauw gekomen. Het was begonnen met gemopper op de lange fietstocht. Toby was van nature een beetje traag. Niet voor niets schold Tom haar dikwijls voor ‘slome’. Misschien kwam dat ook wel een beetje door haar lichaamsbouw, want Toby was veel te dik voor een meisje van vijftien. Daardoor was ze dan ook niet in aanmerking gekomen voor het balletgroepje, hoewel juffrouw Krayendonk het toch met haar geprobeerd had.
Die dikte was echter haar eigen schuld. En ook wel een beetje de schuld van mams, die het blijkbaar helemaal niet erg vond en er zelfs wel prat op ging, dat Toby zo'n dikkertje was. ‘Hollands Welvaren,’ noemde ze haar vaak. Toby zou 's morgens nooit de deur uitgaan zonder twee borden dikke havermoutpap en drie of vier boterhammen te hebben gegeten. In haar trommeltje nam ze dagelijks acht boterhammen mee naar school en aan het avondmaal wedijverde ze met Tom wie het meest kon eten.
Als het daar alleen bij was gebleven zou het misschien nog niet zo'n vaart gelopen zijn. Maar Toby was bovendien een snoepster, die haar hele zakgeld in chocola en zuurtjes omzette, tot grote ergernis van Ineke, die zelf juist heel matig was en niet van snoep hield.
Sedert enkele dagen had ze het nu ook met Trudy aan de stok. Waar de ruzie eigenlijk om ontstaan was, wist Ineke niet. Het kon haar niet schelen. Toby had een paar keer geprobeerd het haar te vertellen, maar ze had haar niet laten uitpraten.
‘Jij altijd met je gezeur!’ had ze gezegd. ‘Jij hebt altijd wat. 't Ligt natuurlijk
aan jou. Trudy is geen ruziemaakster.’
Daarop had Toby zich beledigd teruggetrokken in zwijgzaamheid. Ze vertikte het eenvoudig om met de anderen op te fietsen, maar zorgde er steeds voor een paar minuten later te zijn. Erg verstandig was dat niet van haar, want 't kon licht gebeuren, dat ze onderweg een lekke band of andere pech aan haar fiets kreeg en dat zou betekenen, dat ze het hele eind in haar eentje moest lopen. De anderen hadden het wel vreemd gevonden. En Freek, die zich een beetje verantwoordelijk voelde voor de hele troep, had er al een paar maal wat van gezegd, maar hij kon even goed tegen een lantaarnpaal praten. Toby deed eenvoudig alsof ze hem niet hoorde. De enige die er aandacht aan schonk was mams. Maar veel wijzer werd ze niet van Toby. En Tom zei kalmpjes: ‘Laat haar toch in haar vet gaar smoren, mams. Ze zal vanzelf wel bijdraaien, 't Zijn alleen maar kuren.’ Toch hinderde het Ineke. Ze was er zo aan gewend samen met Toby haar huiswerk te maken. Maar nu sloot de
| |
| |
laatste zich in haar eigen kamertje op. Ze kwam zelfs voor het naar bed gaan niet meer een babbeltje maken. En toen Ineke dan maar naar haar toe wilde gaan, vond ze de deur op slot.
Vanmorgen was het weer net zo gegaan als de afgelopen week steeds het geval was geweest. Toby kwam pas beneden, toen de anderen van de ontbijttafel opstonden en aanstalten maakten hun boekentas te gaan inpakken.
Mams liep hoofdschuddend naar de keuken om haar pap op te doen. ‘Je moet de boterhammen maar meenemen, kind,’ zei ze bezorgd. ‘Anders kom je veel te laat.’
Maar Toby haalde alleen haar schouders op en at zwijgend haar twee borden pap en drie boterhammen op. Ze dronk er twee glazen melk bij en haastte zich niet in het minst. Ze zat nog aan de ontbijttafel, toen de anderen al wegreden.
Onder het rijden tobde Ineke er toch over. Het was een onhoudbare toestand. Toby bedierf de hele stemming in huis. Dat moest haar maar eens aan 't verstand gebracht worden. Jammer genoeg had paps het veel te druk om zich met dergelijke kleinigheden in te laten. Hij was altijd gehaast, verscheen soms helemaal niet aan de maal tijden en was meestal ook nog de hele avond druk bezig in z'n studeerkamer of op het raadhuis.
‘Wat is er toch aan de hand met Toby?’ vroeg Gertje, die naast Ineke fietste. ‘We zien haar niet meer op de boerderij. Trudy begrijpt er ook niks van.’
‘Hebben ze dan niet gekibbeld?’ vroeg Ineke.
‘Trudy zegt van niet. Ze denkt dat het alleen om het balletgroepje is. Dat schijnt ze zich erg te hebben aangetrokken. Trudy gelooft, dat ze verwachtte, dat zij zich ook terug zou trekken. Maar dat is natuurlijk....’
‘Wat een onzin!’ viel Ineke haar in de rede. ‘Trudy was er van 't begin af bij. 't Is haar eigen schuld, dat ze niet mee kan doen.’
‘Och, dat moet je niet zeggen,’ kwam Gertje daar vergoelijkend tegenop. ‘Zij kan het niet helpen, dat ze dik is.’
‘Dat kan ze wel,’ hield Ineke vol. ‘Ze eet te veel en ze kan 't snoepen niet laten. En mams stijft haar daarin. Maar ik zou niet zo dik willen zijn op m'n vijftiende jaar. Als we hard tegen de wind in moeten trappen, zit ze op de fiets te hijgen als een trekpaard. Dat komt er van als je niet zorgt dat je slank blijft.’
Gertje stapte maar gauw van het pijnlijke onderwerp af. Ze merkte wel dat Ineke er zelf ook verdriet van had, dat haar zusje zo vreemd deed, al probeer deze net te doen alsof het haar niet kon schelen. Ze zat telkens om te kijken of ze Toby al in de verte zag aankomen. Maar die was nog in geen velden of wegen te ontdekken. Toen ze op school kwamen, was Toby er nog niet. En ze hadden toch heus niet zo hard gereden. Met de wind in de rug had Toby hen makkelijk kunnen inhalen, geloofde Ineke.
Ze wandelde met haar vriendinnen de plaats op en neer, maar hield daarbij toch voortdurend de poort in het oog. Toen de bel ging was Toby er nog niet.
‘Misschien komt ze wel te laat,’ zei Gertje.
‘Eigen schuld,’ vond Ineke. ‘Voor mijn part stuurt Blonk haar naar de baas. Dan mag ik lijden, dat ze een flinke schrobbering krijgt. Misschien geeft ze die idiote houding dan wel op.’
Van die woorden kreeg ze echter al spoedig spijt. Meneer Blonk, de geschiedenisleraar, was al lang klaar met overhoren en aan de bespreking van de nieuwe les begonnen: een uitvoerige uiteenzetting van de wijze, waarop de Akte van Navigatie tot stand was gekomen, en nog was Toby niet komen opdagen.
Ineke hoorde niets van de les. Ze voelde zich helemaal niet op haar gemak zo lang de plaats naast haar leeg bleef. Telkens weer betrapte ze zichzelf er op, dat haar blik naar buiten zwierf. Ze kon juist een hoekje van de plaats overzien, met de ingang van de fietsenloods. Ze luisterde scherp naar ieder gerucht in de gang en keek telkens op haar horloge.
Nu was ze al een kwartier te laat. Ineke begon ongeduldig in haar bank te schuifelen. Achter haar fluisterde Gertje: ‘Waar blijft ze?’
| |
| |
Ineke haalde de schouders op. Ze begon nu toch wel ongerust te worden. Zo ver kon Toby onmogelijk achterop geraakt zijn.
De zeurderige stem van de leraar drong van heel ver tot haar door. Meneer Blonk verstond niet de kunst boeiend les te geven. De klas zat van verveling te geeuwen. Sommigen waren stilletjes bezig hun Frans na te kijken. Het tweede uur stond er een Franse repetitie op het programma.
De wijzers van de klok draaiden onverstoorbaar door. Het werd half tien en nog geen Toby. Ineke hield het niet langer uit. Ze was er nu zeker van, dat er iets gebeurd moest zijn. Als Toby in zo'n opstandige bui was, kon je alles van haar verwachten, 't Was natuurlijk mogelijk, dat ze een lekke band had gekregen, of dat de ketting van haar fiets was gelopen. Maar ze kon even goed een ongeluk hebben gekregen op de bochtige dijk. De bussen reden zo hard. Ze lieten je soms ternauwernood genoeg ruimte, zodat je drommels goed moest uitkijken niet in de berm te belanden en het steile talud van de dijk af te tuimelen. In gedachten maakte ze zich al de akeligste voorstellingen. Opeens ging haar vinger met een ruk omhoog.
Meneer Blonk onderbrak zijn verhandeling.
‘Wat is er, Ineke?’ vroeg hij.
Het bloed vloog Ineke naar de wangen. Ze vond het ineens gek van zichzelf, dat ze zich zo ongerust maakte en was bang te worden uitgelachen. Haar stem haperde een beetje, toen ze antwoordde: ‘Toby is er nog niet, meneer.... Vindt u 't goed, dat ik haar ga zoeken?’
Ze zag de wenkbrauwen van de leraar omhoog gaan. Hij staarde haar een beetje verbouwereerd aan.
‘Jullie komen uit Limperen, hè? Zijn jullie dan niet samen gekomen?’
Er klonk een onderdrukt gegrinnik in de jongenshoek en Inekes kleur verdiepte zich.
‘Ze was een beetje te laat vanmorgen, meneer. Ik heb niet op haar gewacht, maar ben met de anderen meegereden. Maar ze had er nu al lang moeten zijn.’
‘Zo. Mmm.... Nou, dat is voor de verantwoording van de jongedame zelf. Blijf jij maar rustig zitten. Ze zal wel boven water komen.’
Ineke leunde teleurgesteld achterover in haar bank. Inwendig was ze boos op de leraar. Nou ja, die voelde het tenslotte niet. begreep ze wel. Een leerlinge die te laat kwam. Ze kon moeilijk van hem verwachten, dat hij zich daar iets van zou aantrekken.
Toch hinderde het haar, dat hij er zo geringschattend over deed en zijn les gewoon voortzette alsof er niets aan de hand was. Ze kon haar gedachten er nu helemaal niet meer bijhouden, maar snakte naar het einde.
De bel was nauwelijks gegaan of Ineke stond al overeind. Meneer Blonk klapte zijn boek dicht en deed het in z'n tas. Hij merkte niet eens, dat Ineke de klas uitliep.
Ze draafde regelrecht naar buiten en ging in de fietsenloods kijken. Maar de fiets van Toby was er niet. Toen ze weer binnen kwam, zag ze juist juffrouw Planten de trap op gaan. Het was de Franse lerares, van wie ze het tweede uur een repetitie hadden.
‘Zo, Ineke,’ zei ze vriendelijk, toen de laatste haar hijgend halverwege de trap inhaalde. ‘Had je iets vergeten?’
‘Nee, juffrouw. Maar Toby is er nog niet,’ flapte Ineke er dadelijk uit. ‘Ik begrijp er niets van. Ze was een beetje te laat vanmorgen, maar ze is helemaal niet komen opdagen. Mag ik haar gaan zoeken? Ik heb 't ook al aan meneer Blonk gevraagd, maar die zei....’
Juffrouw Planten keek glimlachend op haar neer. ‘Gaan zoeken?’ herhaalde ze verbaasd. ‘Maar dat is toch wel een beetje overdreven, Ineke? Vind je dat nu zelf ook niet?’ Ineke schudde heftig het hoofd, ‘'t Is zo'n nare weg juffrouw,’ ging ze haastig verder. ‘Ik ben bang dat er een ongelukje is gebeurd.’
‘Kom, kom, heb je je fantasie niet een beetje te veel de vrije teugel gelaten?
| |
| |
Zo'n vaart zal 't heus niet lopen. Misschien is ze nog wel thuis. Niet lekker geworden of zo.’
Nu schudde Ineke heftig het hoofd. ‘O, nee, dat zeker niet, juffrouw,’ antwoordde ze dadelijk. ‘Ze heeft gewoon ontbeten, zoals altijd. Maar ze is niet met ons allemaal opgefietst.... Ik begrijp er niets van.’
‘We zouden even je huis kunnen opbellen. Dan is het raadsel opgelost,’ stelde juffrouw Planten voor. Ze was nog betrekkelijk jong en had een vriendelijke, zachte stem. Ze kon niet zo erg goed orde houden en werd vooral in de hogere klassen dikwijls geplaagd, maar Ineke vond haar toch wel aardig.
Ze wachtte buiten de kamer van de directeur tot juffrouw Planten terugkwam. Dat duurde maar een minuutje.
‘Ik krijg geen gehoor,’ zei ze. ‘Er schijnt niemand thuis te zijn.’
Nu was Ineke helemaal gealarmeerd. Ze staarde juffrouw Planten met grote, bange ogen aan.
‘O, maar dan moet ik haar dadelijk gaan zoeken,’ zei ze. ‘Ik wist wel, dat ze niet thuis zou zijn. Er is iets gebeurd, dat weet ik zeker.’
‘Vooruit dan maar,’ gaf juffrouw Planten zich gewonnen. ‘Nu missen jullie allebei de repetitie.’
Die laatste woorden hoorde Ineke al niet meer. Jachtig trok ze haar jopper aan en knoopte haar das om. Nog voordat juffrouw Planten het lokaal van de derde betrad, was Ineke de trap al af. Haar hart bonsde, toen ze even later de poort uit fietste en uit alle macht begon te spurten. Ze maakte zichzelf verwijten, dat ze Toby in de steek had gelaten. Toby maakte het zichzelf dikwijls zo moeilijk. Ze had haar niet in de steek moeten laten. Het was niet eerlijk. Ze hadden altijd alles samen gedaan. Als ze zich meer van haar had aangetrokken, zou dit nare vast niet gebeurd zijn.
Waaruit dat nare bestond, wist ze niet. Maar ze was er zeker van, dat er een ongeluk
| |
| |
gebeurd was. Verder durfde ze niet te denken.
Binnen een paar minuten was ze het stadje uit. Ze wipte over de hoge ophaalbrug aan het begin van de smalle dijkweg naar Limperen en zette zich schrap tegen de wind, die venijnig uit het noordoosten blies. De lucht was egaal grijs. De hoge peppels langs de dijk waren al kaal en zwiepten in de wind.
Verbeten vocht Ineke tegen de wind. Ze kwam lang niet vlug genoeg naar haar zin vooruit. Haar ogen zochten speurend de verte en het dijktalud af. Het was natuurlijk mogelijk, dat Toby werkelijk een lekke band of andere fietsenpech had gekregen en lopen moest. Maar zelfs in dat geval had ze haar dan nu toch al tegen moeten komen. Hoe ze echter ook keek, nergens viel het rode jack van Toby te ontdekken. Ze naderde Limperen al. De stompe toren van de hervormde kerk was duidelijk te onderscheiden in het landschap. Met iedere pedaaltrap nam Inekes ongerustheid toe. Ze vond het vreemd, dat juffrouw Planten geen gehoor had gekregen, toen ze mams opbelde, al was het natuurlijk mogelijk dat mams juist om een boodschap was geweest. En Stien, het dagmeisje, was natuurlijk boven bezig, waar je de telefoon niet kon horen. Het toestel stond in de huiskamer.
Tien minuten later reed Ineke het dorp binnen. Buiten adem en trillend op haar benen van de grote inspanning kwam ze thuis. Ze ging door de achterdeur naar binnen. Boven hoorde ze Stien met lange uithalen zingen. Mams was niet in huis. Ze draafde meteen naar boven, waar Stien vreemd opkeek. ‘Ben je nou al terug?’ vroeg ze verbaasd. ‘Je moeder is op “De Volharding”.’
‘Waar is Toby?’ bracht Ineke er ademloos uit.
‘Toby? Dat weet ik niet, hoor. Ik dacht dat jullie allebei op school waren.’
‘Heb je haar vanmorgen nog gezien?’ drong Ineke aan.
Toen pas merkte Stien op dat Ineke er opgewonden uitzag. ‘Wat is er?’ vroeg ze. ‘Nee, toen ik hier kwam waren jullie allemaal al naar school.’
‘Ben je haar onderweg ook niet tegengekomen?’ Ineke staarde met spanning naar het gezicht van Stien.
Die schudde nu langzaam het hoofd. ‘Nee, ik was 'n beetje aan de late kant. 't Was ook 'n hele trap tegen de wind in. Wat is er met Toby? Zijn jullie dan niet tegelijk weggegaan?’
Ineke slaakte een diepe zucht van verslagenheid. Ze begreep er nu niets meer van. Het was duidelijk, dat Toby gewoon naar school was gegaan. Maar waarom was ze daar dan niet aangekomen? En waarom was ze haar niet onderweg tegengekomen, als ze werkelijk pech had gehad. Hoe kon Toby zo raadselachtig en spoorloos verdwijnen? Ze was er nu absoluut zeker van, dat er een ongeluk gebeurd moest zijn. Ze dacht aan de gevaarlijke bochten in de weg, aan de diepe, brede sloten ter weerszijden langs de dijk, aan het steile talud. Haar hart kromp ineen.
Ze had geen zin het Stien allemaal uit te leggen. Paps moest hier van weten, be- | |
| |
sefte ze. Het kon geen uitstel lijden. Ze moest dadelijk naar hem toe. Hij zou wel weten wat er gedaan moest worden....
Even later zat ze weer op de fiets en haastte zich naar het raadhuis. Ze smeet de fiets tegen de kettingpaaltjes voor het bordes van het raadhuis, draafde de uitgesleten hardstenen treden op en liep de kille, marmeren gang in.
Ze was nog maar enkele malen op het gemeentehuis geweest, maar wist de werkkamer van paps toch te vinden. Zonder te kloppen holde ze zijn kamer binnen. Vader zat aan zijn bureau en keek verstoord op, maar toen hij Ineke herkende kwam er een verbaasde uitdrukking in zijn ogen. Met een ruk stond hij op van z'n stoel.
‘Ineke!’ riep hij uit. ‘Is er iets? Wat doe je hier?’
s‘Toby is weg,’ antwoordde ze. En plotseling was het met haar zelfbeheersing gedaan. Ze snikte het uit en de tranen stroomden haar over de wangen.
Paps was in een paar stappen bij haar en sloeg beschermend een arm om haar heen.
‘Wat vertel je me nu?’ vroeg hij ongerust. ‘Toby weg? Wat is er dan gebeurd?’ Maar Ineke was de eerste minuten niet in staat om verslag uit te brengen. Pas toen paps haar kalmerend had toegesproken, wist ze zichzelf weer enigszins te bedwingen. En nu kwam met horten en stoten het verhaal er uit.
‘O, maar kindje, maak je je daarover zo van streek?’ vroeg paps. ‘Je moet je niet dadelijk zulke gekke dingen in je bol halen. Als er een ongeluk gebeurd zou zijn, had ik het immers al lang gehoord.’
‘Maar 't is toch niet gewoon, paps! Ze is niet thuis en niet op school. En onderweg heb ik haar nergens gezien. Ze kan toch niet zo maar verdwenen zijn....’
‘Nee, gewoon is het natuurlijk niet,’ antwoordde paps. ‘Maar er kan zoveel gebeurd zijn. Een ongelukje met haar fiets.... Misschien is ze er mee een boerderij binnen gestapt. Of ze is in Waaldam een beetje gaan rondfietsen, omdat ze te laat was en niet halverwege de
les wilde binnenkomen, 't Is niet in orde, natuurlijk, maar 't lijkt me lang niet onmogelijk.’
Zijn woorden stelden haar toch een beetje gerust.
‘Weet mams het al?’ vroeg paps. Ineke schudde het hoofd. ‘Mams is niet thuis,’ berichtte ze. ‘Stien zegt, dat ze op ‘De Volharding’ is. Zal ik 't haar gaan vertellen?’
‘Kom maar mee,’ zei paps, ‘dan doen we dat samen. En dan rijden we meteen even met de auto naar Waaldam. Of wacht, ik bel eerst de directeur van de h.b.s. even op. Misschien zit ze al hoog en breed op school....’ Maar toen hij even later de hoorn op het toestel legde, was hij nog even wijs als tevoren. Toby was nog niet verschenen. De directeur had beloofd hem dadelijk te zullen opbellen, wanneer ze op school mocht komen.
Als paps ook ongerust mocht zijn, dan liet hij het toch niet merken. Hij nam Ineke mee naar buiten en ze stapten samen in de auto. Ze vonden mams op de boerderij, waar vrouw Vermaak haar hielp met het knippen van de
| |
| |
stof voor de balletjurkjes van Ineke. Onder andere omstandigheden zou Ineke er opgetogen over geweest zijn, maar nu had ze er niet de minste aandacht voor. Ondanks de kalmte van paps en diens geruststellende woorden kon ze toch de beklemmende gedachte niet van zich afzetten, dat er een ongeluk gebeurd moest zijn en dat het ten dele haar schuld was. Ze had Toby niet in de steek mogen laten. Ze had niet genoeg geduld met haar jongere zusje gehad, niet genoeg begrip getoond voor haar teleurstelling, dat ze niet aan het ballet mocht meedoen. Zoals ze wel verwacht had, was mams ook dadelijk gealarmeerd. Die geloofde net als zij in een ongeluk. Maar vrouw Vermaak bleef even kalm als paps.
‘Er is natuurlijk niets bijzonders aan de hand.’ zei ze. ‘De oplossing zal wel heel eenvoudig blijken te zijn. Dat gaat meestal zo in dergelijke gevallen. Straks horen we wel wat er precies gebeurd is en kunnen we er om lachen.’
Ineke wilde wel, dat ze er net zo licht over kon denken, maar dat lukte haar toch niet.
Ze reden met z'n drieën naar Waaldam, doorzochten het hele stadje en keerden langs dezelfde weg terug. Paps stopte bij iedere boerderij. Dan wipte Ineke de wagen uit. om te gaan vragen of men Toby misschien ook had gezien. Maar alle nasporingen bleken vergeefs. Om twaalf uur was ze nog niet gevonden. Toen begon ook paps zich werkelijk ongerust te maken. Er verscheen een diepe frons in z'n voorhoofd. Mams moest er telkens om huilen. Dan snikte Ineke dapper mee. Paps bracht hen thuis.
‘We kunnen toch niets doen,’ zei hij. ‘Bewaren jullie alsjeblieft je kalmte. Ik zal maatregelen treffen op het gemeentehuis. Mocht Toby intussen boven water komen, laat 't me dan dadelijk weten.’
Met die belofte verdwenen mams en Ineke in huis.
Lang hield Ineke het in huis niet uit. Het gelaten afwachten maakte haar dol. Ze dwaalde door het dorp en klampte iedereen aan, En daarbij deed ze een verrassende ontdekking. Slager Vording had Toby die ochtend aan de andere kant van het dorp gezien. Ze fietste in de richting van de binnenweg naar Ellendaal en had blijkbaar grote haast.
‘Weet u het zeker?’ vroeg Ineke verwonderd. ‘Is 't niet een ander geweest?’ Maar de slager schudde pertinent het hoofd.
‘Ze had zo'n rood jasje aan, met wit bont gevoerd.... En haar schooltas was op de bagagedrager gebonden.’
‘Ja, dat komt wel uit,’ moest Ineke toegeven. ‘Hebt u haar niet terug zien komen?’
‘Nee, ik denk dat ze doorgereden is naar Ellendaal. Ik vond het wel vreemd en zei nog tegen m'n vrouw: die moet zeker een boodschap doen voor de burgemeester....’
Terwijl Ineke naar huis terugkeerde, werkten haar gedachten koortsachtig. Ze twijfelde er niet aan dat de slager Toby gezien had. Maar wat had Toby bewogen om de andere kant uit te fietsen? Waaldam lag ten zuidoosten van Limperen, maar Ellendaal in het noordwesten.
Plotseling schoot haar iets in gedachten. Toby zou toch niet van huis weggelopen zijn? Gisteren nog had ze woedend uitgeroepen: ‘Niemand trekt zich iets van me aan. Ik kon er net zo goed niet meer zijn....’
Onwillekeurig begon Ineke te hollen, zodat ze buiten adem thuis kwam.
‘Wat is er? Wat is er? Weet je iets?’ vroeg mams verschrikt. Haar ogen hadden rode randjes en ze snuffelde verdacht in een zakdoekje.
Maar Ineke schudde kortaf het hoofd. Ze liep regelrecht door naar boven en ging Toby's kamertje binnen. Het zag er keurig opgeruimd uit. Stien werkte vlug en netjes. Maar toen Ineke Toby's pyjama zocht, bleek deze onvindbaar te zijn. Met een strakke trek op haar gezicht liep Ineke naar de badkamer. Het was zoals ze verwachtte: Toby's tandenborstel was verdwenen. Tien tellen later was ze beneden.
| |
| |
‘Toby is naar Delft,’ verklaarde ze vol overtuiging.
‘Naar Delft? Maar kind.... Hoe kom je aan die onzin?’ Mams keek haar verbouwereerd aan.
Ineke knikte heftig. ‘Naar Delft,’ herhaalde ze. ‘Ik weet 't zeker, mams. Ze heeft haar pyjama en tandenborstel meegenomen en wie weet wat nog meer. De slager heeft haar de weg naar Ellendaal op zien fietsen.’
‘O, lieve help, wat nou?’ riep mams uit. Ze sloeg de handen voor haar gezicht. Maar Ineke had even plotseling haar kalmte terug. Het was een grote geruststelling voor haar, te weten, dat Toby nu waarschijnlijk veilig en wel op de fiets zat en reed wat ze kon om voor de avond in Delft te kunnen zijn. Ze was er zeker van, dat Toby van plan was naar oma en opa te gaan. Vooral oma had haar altijd erg verwend.
‘Ik kan het niet geloven,’ verzuchtte mams. ‘Waarom zou ze dat doen? Dan zou ze het ons toch wel gezegd hebben? Er is geen enkele reden om zo maar stilletjes te verdwijnen? Naar Delft.... Nee. dat wil er bij mij niet in....’
Maar toen Ineke paps opbelde en hem vertelde wat ze ontdekt had, was deze het dadelijk met haar zienswijze eens.
‘Ik kom meteen naar huis,’ beloofde hij. ‘Zo heel ver kan ze nog niet zijn. We moeten haar gemakkelijk kunnen inhalen.’
Nog geen vijf minuten later stond hij met de auto voor de deur. Mams en Ineke hadden hun mantels aangetrokken en stapten meteen in.
‘'t Is te gek om los te lopen,’ zei mams. ‘Ik geloof er nog niets van. 't Is niks voor Toby. Die is nooit zo ondernemend. En waarom zou ze het doen? Er is niets gebeurd.’
‘Jawel, mams,’ antwoordde Ineke. ‘Ze mag niet met het ballet meedoen en heeft ruzie gemaakt met Trudy. Ze vindt dat wij ons niets van haar aantrekken. Heus, ze deed de laatste dagen erg vreemd.’
‘Ik heb er niets van gemerkt.’ verweet mams zichzelf. ‘Ik vond haar vanmorgen nog heel gewoon. Alleen treuzelde ze meer dan anders. Ze ging wel bijna tien minuten na jullie weg.’
Al pratende reden ze het dorp al uit en de smalle weg naar Ellendaal op.
Het dorp lag dicht bij de grote weg naar Utrecht. Even later stormden ze met grote snelheid in de richting van de stad, die ze een half uur later bereikten. Mams en Ineke hadden voortdurend het fietspad langs de weg afgespeurd, echter zonder resultaat.
Dat was trouwens niet zo verwonderlijk. Als Toby werkelijk van plan mocht zijn naar Delft te fietsen, zou ze zeker al voorbij Utrecht zijn. Ze was immers al uren en uren onderweg.
‘'t Wordt nu uitkijken,’ zei paps. ‘Voor Gouda moeten we haar inhalen. We zullen de oude weg moeten rijden, want de nieuwe is verboden voor wielrijders.’ Hij minderde zijn vaart om mams en Ineke gelegenheid te geven beter uit te kijken. Gemakkelijk werd het hun niet gemaakt, want het fietspad week op sommige plaatsen een eind van de grote weg af en werd op andere plaatsen door struikgewas of een rij bomen gedeeltelijk aan het oog onttrokken. Hoe verder ze kwamen, hoe meer hun hoop afnam. Het zag er naar uit, dat ze onverrichterzake naar huis terug zouden moeten keren.
‘Ik wist het wel,’ zei mams wanhopig. ‘Die malligheid van jullie! Wat zou 't kind in Delft moeten doen?’
‘En haar pyjama dan?’ vroeg Ineke. ‘Die heeft ze toch op school niet nodig....’ Tegen dat argument viel niets in te brengen. Zelfs mams moest toegeven, dat ze er geen verklaring voor wist te bedenken.
Even later reden ze een tankstation binnen. De benzine begon op te raken. Ineke maakte van de gelegenheid gebruik om uit te stappen en naar het fietspad te lopen, dat achter het gebouwtje om voerde. Ze tuurde het brede tegelpad af, totdat paps haar riep. Juist op dat ogenblik schemerde er voorbij een bocht in de verte iets roods door de struiken.
| |
| |
Ineke draalde nog even.
‘Kom, kind, we moeten verder!’ riep paps weer.
Maar ze hoorde het niet eens, zo gespannen staarde ze naar de bocht. Opeens kwam een meisje op de fiets de hoek om. Ze had een vuurrood jack aan en een witte das fladderde achter haar aan. Ineke zou haar zelfs op een twee keer zo grote afstand zonder moeite herkend hebben.
‘Daar is ze!’ schreeuwde ze opgewonden. Tegelijkertijd begon ze Toby tegemoet te hollen. Toen ze elkaar bereikten en Toby haar herkende, werd ze krijtwit. Ze zou bijna van haar fiets gevallen zijn, als Ineke het stuur niet snel had gegrepen. Nu staarde ze Ineke aan alsof ze een spookverschijning zag. ‘Wat doe jij hier?’ wist ze eindelijk uit te brengen met een stem die schor klonk van emotie.
De tranen stroomden Ineke opeens over de wangen. Ze zou Toby regelrecht om de hals gevallen zijn, als die niet juist aan de andere kant van haar fiets was gestapt. Toby huilde nu ook. Ze trilde op haar benen van vermoeidheid en dat was geen wonder, want de wind was nog meer aangewakkerd en blies nu met kracht uit het noordwesten.
‘Kom mee,’ zei Ineke, die het eerst haar bezinning terugkreeg. ‘Kom gauw mee, To.... Mams en paps zijn er ook.... We zijn je met de auto achterna gegaan....’
Maar de moed zonk Toby opeens in de schoenen. Ze liet haar fiets naast het pad in het gras vallen en wierp zichzelf plat op de grond. Met het hoofd op de armen snikte ze het uit met lange, gierende uithalen.
Ineke knielde dadelijk naast haar neer en veegde tersluiks haar eigen tranen weg. Ze sloeg een arm om de hals van haar zusje en zei troostend: ‘Toe, Toby.... Huil nou niet.... Niemand is kwaad op je. We zijn allemaal veel te blij, dat we je hebben teruggevonden.... Kom nou.... Daar zijn ze al.... Droog je tranen af....’
| |
| |
Maar Toby was niet tot bedaren te brengen. Ze snikte wild en drukte haar gezicht in het gras.
Paps kwam op een holletje naderbij. Mams volgde hem op geruime afstand. Maar toen Toby zijn stem hoorde, begon ze nog heftiger te snikken.
‘Pak haar fiets op, Ineke,’ beval paps. Dan boog hij zich over Toby heen, pakte haar bij de schokkende schouders en trok haar overeind. Het volgende ogenblik verborg ze haar gezicht aan zijn schouder. Paps sloeg de armen om haar heen en liet haar kalmpjes uithuilen. Dat had een merkwaardige, kalmerende uitwerking op Toby. Nog voordat mams hen bereikt had, hield ze op met huilen en begon haar gezicht droog te boenen.
Het werd een vreugdevolle terugtocht. Paps had de fiets zo goed en zo kwaad als het ging dwars onder de klep van de kofferruimte geklemd en met touwen vastgebonden. Mams en Toby zaten achterin, Ineke had zich naast paps genesteld. Er werd onderweg niet veel gesproken, maar ze voelden zich allemaal gelukkig, Toby nog wel het meest. Dat was wel te merken aan de manier, waarop ze telkens naar hen keek.
Gelukkig waren paps en mams zo verstandig niets te vragen. Toby zou uit zichzelf alles wel vertellen, zodra ze geheel tot kalmte gekomen zou zijn. Nu was ze nog veel te zenuwachtig en te moe bovendien. Het was een zware fietstocht geweest tegen de storm in.
Pas toen ze eenmaal veilig en wel thuis kwamen, kwam het verhaal er bij horten en stoten uit. Het plan was pas op het allerlaatste ogenblik bij haar opgekomen, toen ze al met de tas onder haar arm klaar stond om naar school te gaan. Ze had er hevig tegenop gezien weer alleen naar school te moeten fietsen over die akelige bochtige weg. Ze was boos op alles en iedereen geweest en had ineens het besluit genomen naar Delft te gaan. Opa en oma zouden haar vast wel begrijpen en haar misschien wel in huis willen nemen. Dan had ze naar haar oude school terug kunnen gaan. Daarom was ze op het laatste ogenblik nog naar boven gegaan, had haar pyjama en tandenborstel in haar tas gefrommeld en was het dorp uit gefietst.
Ineke kon het niet begrijpen. Ze wist zeker, dat zij nooit iets dergelijks zou doen. Misschien was ze er te nuchter voor. Maar Toby was nu eenmaal heel anders. Daar zou ze nooit aan wennen.
Niemand maakte Toby echter een verwijt. Ze waren trouwens veel te verheugd, dat het avontuur tenslotte nog zo goed was afgelopen.
|
|