Grooten Hollandschen nachtegaal(na 1815)–Anoniem Groote Hollandschen nachtegaal– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan jong getrouwden, Wijs! Is men jaloers als men gaat paren. Wilt gij in den echt gelukkig leven, o Jonggetrouwd en jeugdig paar, Blijft dan gehoor aan rede geven, En volgt haar wetten altijd naar. bis. Laat nimmer tweedragt u verdeelen, Terwijl ge een grijzend wezen toont: De duivel heerscht, waar twee krakeelen, De minnegod, waar vrede woond. bis. Hoe teer ge elkaar moogt beminnen, Er rijst wel eens een klein verschil, Men is altoos niet één van zinnen; 's Mans wil is juist niet vrouwtjes wil. bis. Dan, eer de twiststorm op moog steken, Voorkome hem door heusch gedrag: De man moet slechts door kusjes spreken, De vrouw bescheid doen met een lach. bis. Slijt gij op deze wijze u dagen, Vermijd gij alle huiskrakeel, [pagina 5] [p. 5] Dan zal u het echtjuk nooit mishagen, Maar 't wordt bekleed met zacht fluweel. bis. Begint het buiten eens te waaijen, Sluit voort uw deur en vensters digt, Bij u moet nooit de weerhaan draaijen, Maar naar een windstreek zijn gerigt. bis. Zoo jonge luidjes! zal uw leven, Door liefde en eendragt heilig zijn, Elk dag u nieuwe blijdschap geven. Gelijk een lente zonneschijn, bis. En als gij eind'lijk, hoog van jaren, Gekromd van kin, elkaar nog kust. Dan zult gij zeggen, dat het paren, Geen schaa deed aan uw minnelust. bis. Vorige Volgende