zeer het mij spijt. Ter Braak is een van de loyaalste, oprechtste en zuiverste kameraden, die ik mijn leven ontmoet heb.
Verder begrijp ik werkelijk niet, ook nu zelfs nog niet, je reactie op mijn eerste brief. Ik ben bereid om aan te nemen, dat de fout bij mij ligt, maar ik heb met die zaak maandenlang rondgeloopen om vooral niet overijld te handelen en het zoo te doen, dat jij er vooral niet de minste aanstoot aan kon nemen. Ik kwam tot de conclusie, dat het beste middel daartoe was, geheel en al buiten alle persoonlijke verhoudingen om, de zaak als zaak en dus zoo zakelijk mogelijk te stellen. Ik heb mij hierin dus misrekend, hetgeen mij ten zeerste spijt. Er was in mijn gedachten geen sprake van een overrompeling, geen sprake ook van een complot of een verraad. Nu moet je mij toch nog even toestaan precies te zeggen, wat dan wel mijn opzet is geweest. Terecht of ten onrechte bevredigde de bestaande toestand mij niet. Er stonden mij dus twee dingen te doen: a) het bijltje erbij neer gooien, b) te trachten de toestand conform aan mijn wenschen te maken. a vond ik niet aardig tegenover jou, dus koos ik b, en deed dit (zie boven) in de meening er goed aan te doen, zoo zakelijk mogelijk. Door jouw laatste brief zijn wij weer op ons punt van uitgang gekomen en sta ik wederom voor de keuze: a of b! Wanneer jij mij zegt, dat je de oplossing a verkiest retireer ik mij oogenblikkelijk en sans rancune. Kiezen wij b, dan hou ik je aan je vorige voorstel en vraag je de pertinente toestemming om de onderhandelingen met Vestdijk te openen. Wij hebben dan drie generaties in de redactie vertegenwoordigd, wat met het oog op de toekomst ook wel geschikt is.
Het is nu het oogenblik gekomen om op een bepaald punt van je eerste brief terug te grijpen. Je verwijt mij daarin mijn weinige medewerking en je hebt daaraan groot gelijk. De schuld daarvan ligt bij een samenloop van omstandigheden, maar voor een zeer belangrijk deel ook bij iets heel anders: mijn gebrek aan liefhebberij. De toestand bij G.N. was zoo, dat ik werkelijk geen enthousiasme en belangstelling kon hebben en het is bij mij nu eenmaal zoo, dat wanneer die ontbreken ook de liefhebberij tot schrijven verdwijnt. Maar er is in verband hiermede iets anders: men kan een zeer goed tijdschriftredacteur zijn zonder zelf veel te schrijven, maar ik kreeg niet de gelegenheid een goed tijdschriftredacteur te zijn. Vind je het - summa summarum - goed,