'Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!'
(1996)– [tijdschrift] Groot Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBriefwisseling tussen Menno ter Braak, Frans Coenen, J. Greshoff, Van Holkema & Warendorf, H. Marsman en S. Vestdijk over de reorganisatie van het letterkundig maandschrift Groot Nederland in 1935
[pagina 1]
| |
InleidingHet is jammer dat de befaamde interviewer G.H. 's-Gravesande het voorjaar van 1935 uitkoos om J. Greshoff te ondervragen.Ga naar voetnoot1 Had hij een half jaar gewacht dan had Greshoff hem heet van de naald kunnen inlichten over het resultaat van zijn in de loop van 1935 ondernomen pogingen tot reorganisatie van het maandblad Groot Nederland, waarvan Greshoff sinds begin 1933 redacteur was. Nu moest de geïnteresseerde lezer tot eind 1938 wachten, toen Adriaan van der Veen een tipje van de sluier kon oplichten.Ga naar voetnoot2 Het dossier dat Van der Veen daarbij ten dienste stond, wordt nu volledig uitgegeven, aangevuld met andere relevante documenten over de reorganisatie van het tijdschrift. De kern van deze uitgave wordt gevormd door een in opdracht van Greshoff door zijn toenmalige secretaris Arthur van Rantwijk aangelegd ‘Dossier van de briefwisseling over de reorganisatie van “Groot Nederland”’, waarmee Greshoff indertijd, onder meer ten behoeve van de uitgever van het tijdschrift, de poging heeft willen documenteren die hij had ondernomen om de redactie van het voornamelijk door Frans Coenen en hemzelf geredigeerde Groot Nederland uit te breiden met een vertegenwoordiger van de groep rond het in verval verkerende tijdschrift Forum. Greshoffs voorkeur ging daarbij uit naar Menno ter Braak of H. Marsman, maar als compromis legde hij zich na bezwaren van Coenen welgemoed neer bij een redacteurschap van S. Vestdijk. Van de kant van sommige Forum-medewerkers ging de overstap naar Groot Nederland niet van ganser harte; op 7 juli 1935 schreef Ter Braak daarover aan Doeke Zijlstra, de uitgever van Forum: ‘wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’ Liefhebbers van machiavellistische spitsvondigheden komen bij het lezen van de in dit dossier opgenomen correspondentie aan hun trekken, want in die brieven worden onbekommerd potentiële redactieleden | |
[pagina 2]
| |
Van januari 1923 tot en met december 1932 verscheen Groot Nederland met een typografisch omslagontwerp van Jan van Krimpen.
| |
[pagina 3]
| |
tegen elkaar uitgespeeld en worden ongegeneerd getalsverhoudingen binnen de redactie in stelling gebracht, vangen de redactieleden elkaar sluw vliegen af, worden de dubbelhartige manoeuvres achter de schermen van de uitgever van het tijdschrift belicht, en wordt tenslotte duidelijk hoe elk der redacteuren zijn eigen tactische hulptroepen in stelling bracht om zijn zin door te drijven. Het belang van het nu gepubliceerde dossier is echter groter dan deze petite histoire. De reorganisatie van Groot Nederland kwam op een tijdstip dat - niet alleen door interne, redactionele strubbelingen, maar mede onder druk van de tijdsomstandigheden - enkele toonaangevende tijdschriften verdwenen of van karakter veranderden.
Sommige literaire tijdschriften verkondigden tijdens de periode tussen beide wereldoorlogen soms terloops, maar ook vaak met nadruk een mening over buiten-literaire zaken en leverden commentaar op de politieke, sociale en economische ontwikkelingen. Een aantal tijdschriften, zoals het door A.A.M. Stols uitgegeven en uitsluitend aan poëzie gewijde tijdschrift Helikon (1931-1939), speelde in het intellectuele debat door hun aard geen rol, maar de algemenere literaire tijdschriften die in meerdere of mindere mate een ideologie vertegenwoordigden, deden dat, daarbij de onderlinge polemiek niet schuwend, wel degelijk. Bij die tijdschriften ontbraken socialistische literaire tijdschriften, omdat die na Nu (1929-1930) en Links Richten (1932-1933) niet meer bestonden. Van de tijdschriften die bij het intellectuele debat wel een rol speelden, zag het rooms-katholieke De Gemeenschap (1925-1941) eind 1933 belangrijke redacteuren en medewerkers als Albert Kuyle en A. den Doolaard vertrekken naar het al snel in fascistisch vaarwater komende De Nieuwe Gemeenschap (1934-1936); De Gemeenschap voegde zich vervolgens onder leiding van Anton van Duinkerken meer naar de traditie.Ga naar voetnoot3 Opwaartsche Wegen (1923-1940) koos er voor vanaf februari 1935 zijn protestants-christelijke karakter sterker te benadrukken en raakte daardoor onder meer een toonaangevend redactielid als Klaas Heeroma kwijt.Ga naar voetnoot4 Met deze verzuilde tijdschriften had de groep rond Forum weinig affiniteit.Ga naar voetnoot5 Datzelfde gold | |
[pagina 4]
| |
voor het oude, want sinds 1837 bestaande, deftig-liberale tijdschrift De Gids, dat bovendien eind 1933 in een diepe crisis verkeerde, die het vertrek van Martinus Nijhoff en A. Roland Holst uit de redactie veroorzaakte; zij werden vervangen door J.W.F. Werumeus Buning en Anton van Duinkerken, die in literair opzicht een weinig spectaculair beleid voerden.Ga naar voetnoot6 Met het humanitair-expressionistische tijdschrift De Stem (1921-1941), dat onder leiding stond van Dirk Coster en Anthonie Donker, waren de verhoudingen gespannen, zeker nadat E. du Perron in 1933 met zijn Uren met Dirk Coster de vloer had aangeveegd met Coster;Ga naar voetnoot7 en hoewel een aantal van de leden van de groep rond Forum incidenteel meewerkte aan het door Donker geredigeerde Critisch Bulletin (1930-1957), verliepen ook de contacten met dit bijblad van De Stem niet altijd even soepel. Het tijdschrift De Vrije Bladen (1924-1949), dat aanvankelijk de spreekbuis was van de jongere generatie waartoe ook de groep rond het latere Forum behoorde, verscheen vanaf 1931 in cahiervorm en had daarmee veel van zijn actualiteit en zijn gezag verloren; bovendien waren de verhoudingen binnen de groep verstoord sinds het verschijnen in 1930 van Prisma, een programmatisch bedoelde bloemlezing uit de Nederlandse poëzie na 1918 door D.A.M. Binnendijk, en de daarop losgebrande polemiek.Ga naar voetnoot8 Het meest ingrijpend was echter eind 1935 de verdwijning van Forum. Voor hun boekuitgaven konden de schrijvers die tot de groep rondom dat tijdschrift gerekend werden nog steeds terecht bij uitgevers als Nijgh & Van Ditmar, Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, Stols en in een enkel geval P.N. van Kampen & Zoon, maar al sinds eind 1933 hing het voortbestaan van hun eigen tijdschrift aan een zijden draad. Daarmee dreigden zij een belangrijke spreekbuis kwijt te raken. Vandaar dat groot belang werd gehecht aan vergroting van hun invloed op Groot Nederland door middel van Greshoffs reorganisatieplannen. Op 6 september 1935 zou Greshoff aan Coenen schrijven: ‘Ik ken de litteraire kaart van Nederland als mijn zak en ik wéét dat er voor een tijdschrift als G.N. (al of niet met Forum vereenigd), tusschen De Gids en De Stem in, een plaats en een publiek is’ (nr. 5). | |
[pagina 5]
| |
Het maandblad Groot-Nederland (na 1932 zou het verbindingsstreepje uit de naam worden weggelaten) was in 1903 opgericht door Cyriel Buysse, Louis Couperus en de criticus W.G. van Nouhuys, die daartoe een maatschap aangingen met S. Warendorf jr. en A.B. van Holkema, de vennoten van de uitgeverij Van Holkema & Warendorf te Amsterdam, en die dus mede-eigenaar van het tijdschrift waren. In 1914, na het overlijden van Van Nouhuys, trad Frans Coenen (1866-1936) tot de redactie toe; hij maakte echter blijkens het in oktober van dat jaar tussen Van Holkema & Warendorf, Couperus en Buysse enerzijds en Coenen anderzijds opgestelde contract geen deel uit van de in 1902 opgerichte maatschap.Ga naar voetnoot9 Net als in de periode dat Van Nouhuys het redactiesecretariaat voerde, speelden Couperus en Buysse ook nu een voornamelijk representatieve rol en kwamen de redactiewerkzaamheden in de praktijk op de schouders van Coenen neer. Coenen was sinds 1895 conservator van het museum Willet-Holthuysen te Amsterdam, een positie die als sinecure beschouwd kan worden. Na Couperus' dood in 1923 werd diens weduwe, Elisabeth Couperus-Baud (1867-1960), in de redactie opgenomen, hoewel zij blijkens het contract daarop formeel geen recht kon doen gelden.Ga naar voetnoot10 Het tijdschrift, dat tot 1936 de ondertitel ‘Maandblad voor den Nederlandschen Stam’ zou dragen, zou gedurende zijn gehele bestaan worden uitgegeven door Van Holkema & Warendorf te Amsterdam. Vanaf 1925 werd de uitgeverij, die in dat jaat werd omgezet in een naamloze vennootschap, geleid door A.B. van Holkema (1873-1953) en M.E.H. Warendorf (1896-1994), de zoon van de in 1918 overleden S. Warendorf jr.
In juli 1932 overleed Buysse, die Groot Nederland mede had opgericht en vanaf het begin van de redactie had deel uitgemaakt. In zijn plaats werd de dichter en criticus J. Greshoff (1888-1971) benoemd, die van januari 1933 tot en met oktober 1941 redacteur zou zijn. Op het tijdstip van Greshoff benoeming bestond de redactie van Groot Nederland uit Frans Coenen en Elisabeth Couperus-Baud, die haar pro forma redactielidmaatschap eind 1935 opgaf. De onderhandelingen over Greshoffs redacteurschap begonnen onmiddellijk na Buysses dood, en | |
[pagina 6]
| |
Niet uitgevoerd ontwerp van J. Greshoff voor het omslag van de nieuwe jaargang van Groot Nederland, eind 1932.
| |
[pagina 7]
| |
leidden er aanvankelijk toe dat Greshoff uitsluitend verantwoordelijk zou worden voor de in Groot Nederland opgenomen poëzie; in december 1932 stond hij voor het eerst als zodanig in het colofon vermeld, maar zijn werkzaamheden was hij al eerder begonnen. Op 2 november 1932 schreef Coenen hem: ‘De HH uitgevers hebben er zich “bij neergelegd”, wat reeds op weinig geestdrift duidde. Doch het voornaamste is het “neerleggen”. Ik wacht nu nog even consent van mevrouw C.[ouperus], dat natuurlijk niet twijfelachtig is, doch dient afgewacht.’Ga naar voetnoot11 Greshoff woonde sinds 1927 in Brussel, waar hij als correspondent voor Het Vaderland, Nieuwe Rotterdamsche Courant en Haarlems Dagblad werkzaam was; ook was hij medewerker voor Franse literatuur van De Groene Amsterdammer. Vanaf begin 1934 redigeerde Greshoff daarnaast het Hollandsch Weekblad voor België. Naast zijn redactielidmaatschap van Groot Nederland zou Greshoff vanaf november 1936 bovendien deel uitmaken van de redactie Kroniek van Hedendaagsche Kunst en Kultuur. Voor zichzelf maakte hij echter een duidelijk onderscheid tussen zijn verschillende activiteiten. Zo schreef hij op 2 maart 1937 aan Giacomo Antonini: ‘Wil je er goed rekening mee houden dat Gr.N. andere eischen stelt, dan K.K.K. Voor K.K.K. is journalistieke informatie gewenscht, voor G.N. verwacht ik een studie: beknopt en in de diepte.’ Leo Braat, Greshoffs mederedacteur en oprichter van Kroniek van Hedendaagsche Kunst en Kultuur beleefde Greshoffs taakopvatting anders, omdat hij gemerkt had dat Greshoff lustig met kopij heen en weer schoof: ‘Al redigerend maakte hij het, vond ik destijds, wel eens wat bont. Ik had gezien hoe hij in zijn Brusselse stamcafé de Pourquoi Pas over drie stoelzittingen kopy verdeelde, bestemd voor het door hem mede-geredigeerde Groot Nederland, het idem Hollands Weekblad, en de Kroniek. Achterdocht begon in mij te kroelen... Even later betrapte ik hem er op, een artikel [...] bestemd voor ons, naar het Hollands Weekblad te willen overhevelen.’Ga naar voetnoot12 De romanschrijfster Eva Raedt de Canter (pseud. van Anna Elisabeth Johanna de Mooy, 1900-1975) werd door Coenen gelijktijdig met Greshoffs komst tot tweede redactie-secretaresse gebombardeerd, maar zij maakte geen deel uit van de redactie. Greshoff vertelde tegen Van der | |
[pagina 8]
| |
Veen dat Coenen vervolgens herhaaldelijk probeerde haar in de redactie opgenomen te krijgen, maar dat hij en de door hem in januari 1934 als mederedacteur binnengehaalde Jan van Nijlen zich tegen die pogingen steeds met succes wisten te verzetten ‘omdat wij meenden, dat zij daartoe alle bekwaamheid miste. Zij was door Coenen eigenmachtig op de omslag geplaatst als 2de secretaresse. Zij had echter geen stem en woonde de redactievergaderingen niet bij, maar verlichtte Coenen's correspondentie-arbeid.’Ga naar voetnoot13 Greshoff zou later op zijn beurt veel van het administratieve redactionele handwerk overlaten aan zijn secretaris, Arthur van Rantwijk (1910-1993).
Het aanbod van Groot Nederland aan Greshoff was eervol. Het tijdschrift stelde zich vanaf de oprichting op een breed standpunt en had daardoor een sterk anthologisch karakter. Coenen omschreef bij het vijfentwintig jarig bestaan in januari 1928 in Groot Nederland het programma als ‘voor Holland en Vlaanderen een gematigd litterair tijdschrift, dat voor den gemiddeld intellectueelen lezer onderhoudende lectuur zou brengen van de beste auteurs, zonder onderscheid van richting of school’ en tekende daarbij aan dat het programma zich in de loop der jaren had uitgebreid tot toneel, beeldende kunst en filosofie. Ook al was het tijdschrift enigszins in kwaliteit teruggelopen, vroeger was het een toonaangevend tijdschrift geweest, en in potentie was het dat nog wel. De uitgever had met de redactiewijziging een voornamelijk economisch motief, want het tijdschrift was verlieslijdend: in 1935 was er een verlies van ruim tweeduizend gulden, in 1936 zou het verlies nog altijd vijftienhonderd gulden bedragen, en 1937 werd afgesloten met een minimale winst.Ga naar voetnoot14 Greshoff was (niettegenstaande het door Coenen in november 1932 gesuggereerde gebrek aan enthousiasme voor zijn komst bij Van Holkema & Warendorf) mede door de uitgevers van het tijdschrift in de redactie gehaald om het een modernisering te laten ondergaan en zodoende een breder publiek aan te spreken. Dat ook onvrede met de rol van Coenen bij de uitgevers een rol speelde, blijkt uit de brief van 5 april 1935 van Van Holkema & Warendorf aan Greshoff waarmee zij | |
[pagina 9]
| |
J. Greshoff (midden) voor zijn huis met de redactie van Forum. V.l.n.r.: Everard Bouws, Maurice Roelants, Greshoff, E. du Perron en Menno ter Braak, Brussel 12 november 1932.
hem lieten weten ‘dat ons ook niets liever is dan den gang van zaken bij Groot Nederland zoo te wijzigen, dat hiermede een bevredigende oplossing voor alle partijen wordt verkregen’ (nr. 1); deze brief was kennelijk het slotstuk van een al eerder begonnen gedachtenwisseling. Tijdens de beraadslagingen over Greshoffs redactielidmaatschap van Groot Nederland - toen verjonging kennelijk al wenselijk werd geacht - had Coenen hem op 15 september 1932 geschreven: ‘En wat nu de “jongeren” betreft? Ik heb, zover mij bewust, altijd voor hen “open gestaan”. Marsman werkte indertijd mee, Du Perron “droeg” vaak “bij”. Ik begrijp niet goed, dat zij nu Uw intermediair behoeven, want natuurlijk wil ik graag hun medewerking. Maar ik vond het ook niet meer dan natuurlijk, dat zij hun eigen “organen” hadden en liever bij elkaar zaten. Wij hebben tenslotte ook maar weinig ruimte en... Gr.N. is allesbehalve een post d'avant garde. Zoo zal er op stuk van zaken nog maar weinig van hun vele producten in ons tijdschrift te plaatsen zijn. Wat tot teleurstelling kan leiden en de meening, dat het mij aan waardeering en goeden wil ontbreekt. Als gij Uw vrienden voor dit alles wilt waarschuwen, zie ik verder niet in waarom gij ze niet naar Gr.N. zoudt verwijzen.’ Coenen had aan het begin | |
[pagina 10]
| |
van de jaren twintig, toen hij zijn tweewekelijkse blad De Nieuwe Kroniek redigeerde, daarin bijdragen van de hand van latere Forum-medewerks als Marsman, J. Slauerhoff en Victor E. van Vriesland opgenomen en ook waren sommige Forum-medewerkers zijn collega bij het weekblad De Groene Amsterdammer, waaraan Coenen sinds 1927 was verbonden; desondanks was Coenens houding tegenover het tijdschrift Forum gereserveerd.Ga naar voetnoot15 Na Greshoffs toetreding tot de redactie lukte de beoogde verjonging, mede door de geringe tijd die hij aanvankelijk aan het tijdschrift besteedde, maar moeizaam. Wel zou nog vanaf januari 1934, de net als Greshoff in Brussel woonachtige, Vlaamse dichter Jan van Nijlen (1884-1965) de redactie van Groot Nederland komen versterken, maar gezien diens leeftijd zal zijn komst toch wel niet als verjonging bedoeld zijn. Greshoff kende Van Nijlen al sinds 1909 en had, zeker nadat hij in 1927 naar Brussel was verhuisd, een intensief contact met hem.Ga naar voetnoot16 Het is daarom niet onlogisch te veronderstellen dat Van Nijlen op voorspraak van Greshoff ter vervanging van de in 1932 overleden Buysse als Vlaamse redactielid de gelederen van Groot Nederland kwam versterken; vanwege zijn gezondheid heeft Van Nijlen nooit veel aan de redactionele werkzaamheden kunnen bijdragen. De eerste jaren na Greshoffs komst in de redactie van Groot Nederland heerste er een soort patstelling: Van Holkema & Warendorf hadden hun bedenkingen tegen Coenens redactiepolitiek, maar durfden dat (mogelijk ook omdat Coenen verbonden was aan het ook door hen uitgegeven weekblad De Groene Amsterdammer) niet bij hem aan de orde te stellen; ze wensten bovendien een verjonging van het tijdschrift, mede om hun economische belangen veilig te stellen. Coenen op zijn beurt beleed met de mond het streven naar verjonging, maar wenste tegelijkertijd geen grote veranderingen. Greshoff ten slotte wilde Groot Nederland omvormen tot een breed tijdschrift voor zijn generatiegenoten, wier belangen hij wilde veilig stellen. In september 1935 zou Greshoff aan Coenen in een terugblik schrijven: ‘Toen je mij vroeg om zitting te nemen in de redactie van Gr.N. heb je mij royaal gezegd dat je er niets voor voelde groote wijziging in de loop der zaken te brengen. | |
[pagina 11]
| |
Je stelde mij het zoo voor, dat ik er goed aan zou doen die zetel in beslag te nemen, opdat niet een ander er zich in nestelen zou’ (nr. 5). In november 1931 was de eerste aflevering van het tijdschrift Forum verschenen. De redactie van her door Nijgh & Van Ditmar uitgegeven maandblad werd gevormd door Ter Braak, Du Perron en Maurice Roelants, bijgestaan door Everard Bouws als redactiesecretaris mer slechts een adviserende stem. Bij de oprichting van Forum was Greshoff wel nauw betrokken geweest, maar hij nam geen zitting in de redactie. Al eind 1930, na het mislukken van pogingen De Vrije Bladen te reorganiseren, hadden Du Perron en Bouws plannen gehad voor een nieuw tijdschrift, iets ‘tusschen De Gids en De Vrije Bladen in’, zoals Du Perron aan Constant van Wessem, de toenmalige redactiesecretaris van De Vrije Bladen, schreef.Ga naar voetnoot17 Aan het einde van de tweede jaargang werd Forum gereorganiseerd. Verschil van inzicht over de taak van de redactie en over de toelaatbaarheid van onderlinge controle speelde voortdurend, maar de doorslag gaf de weigering van Nijgh & Van Ditmar Du Perrons Uren met Dirk Coster uit re geven. Weer was er sprake van een samengaan met De Vrije Bladen, maar uiteindelijk werd gekozen voor een ten opzichte van elkaar autonome Vlaamse en Nederlandse redactie. Vanwege de reorganisatie ruimden eind 1933 Du Perron en Bouws beiden het veld. De Vlaamse redactie zou naast Roelants bestaan uit Marnix Gijsen, Raymond Herreman en Gerard Walschap, terwijl de Nederlandse reductie werd uitgebreid met Vestdijk en Van Vriesland.Ga naar voetnoot18 Vestdijk werd eind 1933 eveneens genoemd als mogelijke redacteur van De Gids;Ga naar voetnoot19 Van Vriesland was sedert januari 1932, als opvolger van Marsman, redacteur van De Vrije Bladen en zou dat tot en met december 1938 blijven. Er werd op dat moment al overwogen Groot Nederland om te vormen tot het orgaan van de Forum-groep. Aanvankelijk wilde Ter Braak - die per november tot redacteur van het Haagse dagblad Het Vaderland was benoemd - het voorbeeld van Du Perron volgen, maar hij bedacht zich tot teleurstelling van Greshoff toen Doeke Zijlstra, de directeur van Nijgh & Van Ditmar, Forum toch bleek te willen voortzetten. | |
[pagina 12]
| |
Op 21 oktober 1933 schreef Du Perron aan Ter Braak: ‘Heeft Jan [Greshoff] je geschreven van de reorganisatie-plannen van Gr. Nederland? Als men werkelijk iets van dat tijdschrift maken kan, dan lijkt het mij niet 10 × maar 100 × verkieslijker dat jij met Jan in die redactie gaat, dan met Van Wessem [...] in de V.B. Je kunt dan ook voor “ons” oneindig meer doen, dunkt mij.’ Een dag later drong Du Perron daarop nog eens aan bij Ter Braak met de woorden dat hij in Ter Braaks plaats honderd maal liever met Greshoff samen in de redactie van Groot Nederland zou gaan zitten, omdat: ‘1o heb je daar een veel belangrijker plaatsruimte, 2o is het dan Coenen die ontkracht wordt, want niet alleen is hij oud en au fond onverschillig, maar Jan en jij samen vormen daar dan de meerderheid. Het schijnt dat Holkema en Warendorf er heel veel voor voelen om van Gr. Ned. juist een “actueeler” literair blad te maken.’ Ter Braak wees hem echter op de onzekerheid van de plannen met Groot Nederland; ‘En dan: Met Coenen in een redactie lijkt me ook niet erg
V.l.n.r.: H. Marsman, J. Greshoff en E. du Perron, Schaerbeek 1936.
leuk’. Toen Greshoff Ter Braak het redacteurschap van Groot Nederland aanbood, weigerde hij. Greshoff voelde dat in eerste instantie als verraad; Du Perron voelde dit met hem mee, want op 23 november schreef hij aan Ter Braak: ‘Gisteravond thuiskomende [...] vond ik hier een wanhopige brief van Jan [Greshoff] over het gebeurde. Hij heeft alles gedaan om je in de red. van Gr. Ned. te krijgen en nu laat je hem in den steek; hij vindt dat je hem een figuur laat slaan tegenover Coenen, en dat je “de onzen” het tegendeel van | |
[pagina 13]
| |
een dienst bewijst. Ik wacht nu op een brief van jou voor ik me hierover een opinie vorm, en in ieder geval weet ik één ding zeker: je hebt je natuurlijk nooit zoo verbonden gevoeld tegenover Jan, als hij het gevoeld heeft. Maar als het waar is dat hij je tot het laatste toe op de hoogte heeft gehouden en dat jij hem tot het laatste toe gezegd hebt dat je er wel voor voelde, is de manier waarop je met hem omspringt toch wat kras [...] in ieder geval wisten wij allemaal toch dat Jan zich heelemaal toelegde op het nemen van jou in Gr. Ned.! Hij had een absoluut vertrouwen in je, en ik kan me voorstellen dat hij zich nu lamgeslagen voelt.’ Du Perron schreef voorts dat hij Greshoff zou laten weten zelf wel beschikbaar te zijn voor een redacteurschap van Groot Nederland.Ga naar voetnoot20 Voor hij deze brief verzond, berichtte hij inderdaad aan Greshoff: ‘Ik raad Menno in ieder geval aan om èn Forum èn Gr. Ned. te nemen, als dat gaat; maakt men daar bezwaren tegen, dan kan hij nog kiezen en waarom niet Gr. Ned. kiezen, after all? [...] Ik wou heelemaal dat ik iets doen kon in deze penibele historie; ik zou me zelfs beschikbaar stellen om Menno te vervangen op de post die hij open laat, maar daar zal wel geen schijn van kans op zijn? Als ze voor Menno [ter Braak] al niet veel voelden, hoeveel te minder dan voor mij.’Ga naar voetnoot21 Greshoff schreef later in een terugblik: ‘Op dat ogenblik heb ik vele en lange gesprekken met Menno [ter Braak] gehouden en hem, mede uit naam van mijn vriend Frans Coenen, een preponderante plaats in de redactie van Groot Nederland aangeboden [...]. Tenslotte besloot Ter Braak het voorstel van Groot Nederland af te wijzen [...]. Uit dit noodlottig besluit kwam Forum-tweede-formule tot stand. Vormde Forum gedurende de eerste jaren van zijn bestaan een eenheid, nu zou het in het vervolg gesplitst worden in een Nederlands en zogenaamd Vlaams gedeelte.’Ga naar voetnoot22 Van Holkema & Warendorf, de uitgevers van Groot Nederland, hadden op 21 november al aan Greshoff bericht dat Ter Braak weigerde tot de redactie van Groot Nederland toe te treden, maar deelden mee dat ‘de heer Ter Braak veel lust gevoelde om het volgend jaar alsnog tot de redactie van Groot Nederland toe te treden’. Aan die mededeling verbonden ze het voorstel de reorganisatie van Groot Nederland nu maar te laten rusten tot het jaar daarop, maar, schreven zij, ‘uw plan om met den heer | |
[pagina 14]
| |
Coenen te gaan spreken om het volgend jaar een verjongingskuur te ondergaan, juichen wij van harte toe’. Dat spoorde met Ter Braaks voornemens. Op 26 november 1933 schreef hij aan Du Perron: ‘Het lijkt me nu toch nogal logisch, dat ik dit jaar probeer Forum door te zetten; gaat het niet, dan laten we het ding vallen en jij of ik gaat als redacteur in Gr. Ned. zitten, al dan niet in den vorm van een fusie met Forum.’Ga naar voetnoot23 Greshoff had Ter Braak enkele dagen daarvoor geschreven: ‘Wij kunnen dus rustig een jaar afwachten en dan verder zien. Over een fusieplan spreek ik met niemand. Hoe dat eventueel zou moeten geschieden, kunnen wij op ons gemak bespreken wanneer je bij ons bent.’ Begin december besprak Greshoff de mogelijkheden van een toekomstig redacteurschap van Ter Braak nog met Coenen. Hij schreef op 9 december 1933 aan Ter Braak: ‘Wij waren en zijn er nog van overtuigd dat jij de ware man was om op het ogenblik in de redactie te treden. Ook zou Coenen niet ongeneigd zijn geweest om op je te wachten, zooveel prijs stelde hij op je aanwezigheid, maar dan alleen wanneer je je vast kon verbinden om 1 Januari '35 in functie te treden. We hebben deze zaak samen besproken toen je hier was. Ik weet dat je, ten eerste, die verzekering niet geven kunt en ten tweede dat je zelf even goed inziet als ik dat wij niet ongelimiteerd kunnen wachten. Daarna zijn alle mogelijke persoonlijkheden de revue gepasseerd en ik heb voortdurend, wanneer alle kwaliteiten besproken werden, gedacht aan de waarde die de betrokkene had voor ons; ik bedoel in hoeverre de betrokkene een waarborg zou zijn dat onze menschen aan het woord zouden komen. Slauerhoff, Marsman, Donker, Kelk, etc. etc., niemand voldeed aan alle eischen. Coenen had Eddy [du Perron] wel gewild, maar ik meen dat daarmee niemand gebaat zou zijn omdat ik een samenwerking van Eddy met Coenen eenvoudig onmogelijk acht. [...] We hebben ten slotte, vastknoopende aan de traditie, dat een van de directeuren een Vlaming moest zijn, Jan van Nijlen gekozen. Ik geloof niet dat het mogelijk is een betere keuze te doen, eenmaal aangenomen dat jij elders gebonden bent.’ De posities van Greshoff en Ter Braak beleven dus zoals zij waren. | |
[pagina 15]
| |
In 1935 ontstonden er opnieuw moeilijkheden bij Forum, nu tussen de formeel gescheiden Vlaamse en Nederlandse redacties. Steen des aanstoots was de novelle ‘Virginia’ van Victor Varangot, de voorganger van Arthur van Rantwijk als Greshoffs secretaris. Met Gijsen op kop meende de rooms-katholieke meerderheid van de Vlaamse redactie dat deze novelle strijdig was met haar roomse moraal; op grond daarvan dacht ze de met de Nederlandse redactie overeengekomen autonomie wel te mogen en zelfs te moeten schenden.Ga naar voetnoot24 Al eerder had de Vlaamse redactie dergelijke bezwaren laten gelden bij de opname van een bijdrage. Begin 1934 zou Tsjip van Willem Elsschot in Forum verschijnen. Ook bij de publicatie van die roman maakten Gijsen en Walschap bezwaar tegen het in hun ogen beledigende karakter van een enkele passage. Al zou Elsschot de gewraakte passage uiteindelijk bij de tijdschriftpublicatie supprimeren, om haar daarna in de bij P.N. van Kampen & Zoon te verschijnen boekuitgave weer op te nemen, de Forum-redactie was in zijn geval uiteindelijk bereid geweest de passage voor lief te nemen. De publicatie van Tsjip in Forum was overigens tegen de zin van Greshoff, die met instemming en zelfs ondersteuning van Elsschot zelf nog pogingen in het werk stelde de roman voor Groot Nederland te bemachtigen.Ga naar voetnoot25 In het geval van Varangots novelle bood Greshoff eveneens plaatsruimte in Groot Nederland als oplossing van het gerezen conflict. Ter Braak besloot echter, mede op sterke aandrang van Du Perron, het been stijf te houden, en niet te wijken voor de druk van de Vlaamse redactie. Hij zag in haar eis af te zien van publicatie van ‘Virginia’ met recht een aanslag op zijn vrijheid van meningsuiting waaraan principiële kanten verbonden waren. Dat betekende het einde van Forum, ook al omdat Nijgh & Van Ditmar uit angst voor het verlies van de Belgische abonnees de zijde van de Vlaamse redactie koos. Het hoeft, gezien de gebeurtenissen van eind 1933 toen Greshoff geprobeerd had Ter Braak in de redactie van Groot Nederland op te nemen, geen verbazing te wekken dat Greshoff de plannen op de een of andere manier een verbintenis tussen Groot Nederland en Forum aan te gaan en Ter Braak als redacteur aan Groot Nederland te verbinden, nieuw leven inblies.Ga naar voetnoot26 | |
[pagina 16]
| |
Voorstel van Van Holkema & Warendorf N.V. aan J. Greshoff over de te volgen tactiek bij de reorganisatie van Groot Nederland, 5 april 1935.
| |
[pagina 17]
| |
Zodra de strijd over Varangots ‘Virginia’ ontbrandde, begon Greshoff zijn manoeuvres om de boedel van Forum te redden, hoewel hij daarvoor eerst de verwachte tegenstand van Coenen moest zien te overwinnen. Na overleg met Van Holkema & Warendorf besloot Greshoff de gewenste wijzigingen in de redactie van Groot Nederland opnieuw met Coenen te bespreken. De suggestie van Van Holkema & Warendorf behoefde Greshoff geen tweemaal gedaan te worden. Want, hoewel hij waardering voor Coenen en zijn werk had, ergerde hij zich mateloos aan Coenens manier van het redigeren van Groot Nederland. In het interview dat Van der Veen Greshoff in 1938 afnam, zei Greshoff later over Coenen: ‘Hij was in de omgang de hartelijkste en betrouwbaarste man die men zich kan denken, maar hij toonde in de laatste jaren in Gr.N. een eigengereidheid die het tijdschrift niet ten goede kwam. Hij was omgeven door een soort hofhouding, die wel eens misbruik maakte van zijn grenzelooze goedheid. Tallooze bijdragen werden door hem geplaatst, niet omdat hij ze waardeerde, doch omdat de auteurs hun nood bij hem kwamen klagen.’Ga naar voetnoot27 Ten tijde van dit interview schreef Greshoff, al weer wat milder dan uit zijn besprekingen met Van Holkema & Warendorf bleek, in een kort levensbericht van de in 1936 overleden Coenen: ‘Het is in jarenlange vriendschappelijke samenwerking mij nimmer gelukt een litterair argument te doen gelden, wanneer Frans Coenen zich aan een menselijk motief gehecht had. In alle andere gevallen konden wij gedaan krijgen wat wij maar wenschten en hij zou zijn eigen belangen gaarne achtergesteld hebben om ons ter wille te zijn; doch wanneer “hij of zij het zoo bitter noodig had”, viel er niets meer met hem te beginnen, dan werd alles ter zijde geschoven; helpen ging voor. Ik zou niet gaarne volhouden dat met deze opvatting een tijdschrift gediend is’, besloot Greshoff, om er aan toe te voegen dat ze wel pleitte voor Coenen.Ga naar voetnoot28 Vestdijk, aan wie gezien zijn betrokkenheid bij de latere reorganisatie van Groot Nederland een zekere partijdigheid niet valt te ontzeggen, schreef in zijn herinneringen dat Greshoff, toen hij tot de redactie van Groot Nederland toetrad, Coenen ‘zoal niet verving, dan toch tot een strikt noodzakelijke onbeduidendheid doemde, zulks op verzoek van | |
[pagina 18]
| |
de uitgever van het tijdschrift. Coenen namelijk vulde de afleveringen alleen nog maar met vervolgromans van literaire vriendinnen en vrouwelijke noodlijdenden (“Ze heeft het zo nodig”), en verwaarloosde zijn redacteurstaak [...] dermate, dat men na de dood van deze sympathieke en begaafde parasiet een kist vond vol ongeretourneerde bijdragen, onbeantwoorde brieven, expresse-brieven, brandbrieven en telegrammen, alles van Groot-Nederland. Maar Coenen was een groot stoïcijn, hij bleef gewoon met Greshoff, Van Nijlen en mij in de redactie [...]’.Ga naar voetnoot29 Maar ook de Coenen niet ongenegen schrijfster Annie Salomons herinnerde zich over hem: ‘Hij was ook redacteur van Groot Nederland en dit gaf dikwijls aanleiding tot drama's: hij stopte bijdragen in een diepe la, waar hij ze niet meer vinden kon; hij maakte lijvige handschriften weg en verzuimde soms jarenlang een inzender te antwoorden.’Ga naar voetnoot30
Tijdens de schermutselingen over en weer, op 7 juli 1935, schreef Ter Braak aan Zijlstra: ‘Verdwijnt Forum, dan wordt de situatie voor de schrijvers van onze generatie zeer hachelijk. Er is nog maar één practische mogelijkheid: Groot Nederland, en ik voel er al buitengewoon weinig voor om bij Holkema & Warendorf onderdak te gaan zoeken voor mijn publicaties in tijdschriftvorm. Er zou een of ander belabberd compromis met Coenen moeten worden gesloten om nog iets te bereiken; en dan nog, wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’ Een maand eerder had hij aan Du Perron geschreven: ‘Ik vraag mij nu ook weer af, of er toch niet iets met Groot Nederland te doen is. Zonder enthousiasme, maar zuiver en alleen als noodschot. Kon Coenen maar worden weggewerkt en Vestdijk in zijn plaats worden gecoöpteerd, dan was er veel gewonnen.’Ga naar voetnoot31 Op dit moment was Greshoff met Vestdijk gebrouilleerd vanwege het feit dat deze het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden had geaccepteerd, hoewel het bestuur van deze zelfde Maatschappij tegen het advies van de Commissie voor Schoone Letteren geweigerd had Marsman de C.W. van der Hoogt-prijs 1935 toe- | |
[pagina 19]
| |
te kennen voor diens bundel Porta Nigra.Ga naar voetnoot32 Greshoffs respect voor Coenen was er mogelijk de reden voor dat hij, voorzover is na te gaan, niet rechtstreeks op het wat jezuïtische voorstel van 5 april 1935 (nr. 1) van Van Holkema & Warendorf inging, maar in plaats daarvan Coenen na geruime tijd rechtstreeks benaderde. De brief van Greshoff (nr. 5) is echter wel doortrokken van dezelfde overwegingen als welke hij in het interview met Van der Veen te berde zou brengen. In zijn brief bracht hij Coenen het fusieplan van twee jaar tevoren in herinnering. De met vertegenwoordigers van Forum uitgebreide redactie Groot Nederland zou dan moeten bestaan uit Ter Braak, Coenen, Greshoff, Vestdijk en een Belg. Voor die laatste plaats suggereerde Greshoff een zekere dr. A. Brulez.Ga naar voetnoot33 Kort hierop, op 10 september, lichtte Ter Braak Greshoff in over de stand van zaken met ‘Virginia’ en drukte hij hem op het hart toch in elk geval de hervorming van Groot Nederland door te zetten. Van Holkema & Warendorf reageerden met instemming op Greshoffs voorstel tot reorganisatie aan Coenen. Zo niet echter Coenen zelf, die goed in de gaten had dat Greshoffs voorstel hem zou terugdringen in een volmaakt ondergeschikte en te verwaarlozen positie. In zijn antwoord van 15 september schreef Coenen aan Greshoff: ‘En nu je voorstel van fusie met Forum. Ik voel er niets voor, vriend, om de volgende redenen. Gr.N. kan commercieel leven en Forum niet. Dat breng ik voor een goed deel terug op de wijze van redactie, op de scherpte van richting, op de hatelijke polemiek, het extremisme enfin, dat de lezer van het gewone soort tegenstaat. Dit te introduceren bij ons lijkt mij volmaakt ongewenscht [...]. Alle deze Forummedewerkers kunnen immers bij ons terecht, maar ik zou hun geen beslissende stem willen geven. Wat gebeuren zou, als ik alleen tegen jullie drieën of vieren stond. Gr. Nederland zou dan eenvoudig in Forum op- en mèt F. ondergaan. Daarbij verheel ik niet, dat Ter Braak, met alle erkenning van zijn gaven, mij niet sympathiek is [...]. Maar wèl voel ik [...] voor een redacteurschap van Vestdijk, die mij een eenvoudig mensch en een begaafd auteur lijkt’ (nr. 9). Menno ter Braak (1902-1940) die van Du Perron | |
[pagina 20]
| |
Op het moment dat J. Greshoff de reorganisatie van Groot Nederland begon, verscheen het tijdschrift met een typografisch omslagontwerp van A.A.M. Stols, dat met de komst van Greshoff in de redactie in januari 1933 tot en met december 1935 gebruikt werd.
| |
[pagina 21]
| |
hoorde dat Coenen bezwaar tegen hem maar niet tegen Simon Vestdijk (1898-1971) maakte, adviseerde kort daarop Greshoff geen rekening met hem te houden en maar met Vestdijk genoegen te nemen, ook al omdat die iemand was ‘wiens karakter het midden houdt tusschen dat van jou en Coenen [...]; misschien een heel geschikte trait d'union’ (nr. 14). Greshoff, die immers brouille had met Vestdijk, stelde vervolgens - voor het geval Coenen zijn veto met betrekking tot Ter Braak mocht handhaven - H. Marsman (1899-1940) voor als redacteur in plaats van Vestdijk.Ga naar voetnoot34 Marsman werd door Coenen als fini beoordeeld, ‘niet zoozeer een actieve kracht meer’ (nr. 17), reden voor hem aan Vestdijk de voorkeur te blijven geven, al kon hij ook heel goed zonder Vestdijk verder en kon de vernieuwing van Groot Nederland wat hem betreft nog wel wat wachten. Met dat laatste wenste Greshoff geen genoegen te nemen, maar bij het eerste legde hij zich neer. Op dat moment overwoog Em. Querido's Uitgeversmaatschappij de uitgave van een nieuw tijdschrift om de door de opheffing van Forum dreigende leemte te vullen. Vestdijk, die met onder meer Marsman en Ter Braak de beoogde redactie zou gaan vormen, schreef Ter Braak Greshoff voorlopig niet van deze plannen op de hoogte te brengen (nr. 18). Daarnaast circuleerden er nóg enkele plannen. Vestdijk stipte bij Ter Braak verder de mogelijkheid aan van een door Nijgh & Van Ditmar uitgegeven combinatie van Forum en Den Gulden Winckel en van een (opnieuw) gereorganiseerd De Vrije Bladen (nr. 24). Bij al deze plannen was Vestdijk betrokken. Vestdijk schreef in oktober 1935 aan Ter Braak dat ook Nijhoff, die immers eind 1933 uit de redactie van De Gids was getreden, tegen hem gezegd had er voor te voelen een nieuw tijdschrift op te richten.Ga naar voetnoot35 Ook het poëzietijdschrift Helikon lonkte met begerige blik naar de boedel van Forum. Op 27 november 1935 schreef Jo Landheer, de pas aangetreden redacteur van dit door A.A.M. Stols uitgegeven tijdschrift: ‘Mijns inziens is de omvang nog altijd te groot en zou het beter zijn die nog iets te verkleinen. Het aantal goede bijdragen is uiterst gering, dat is mij erg tegengevallen. Maar misschien zal de opheffing van Forum aan Helikon ten goede komen.’Ga naar voetnoot36 | |
[pagina 22]
| |
Frans Coenen, ca. eind jaren twintig.
Al deze plannen liepen op niets uit. Vestdijk moest uiteindelijk genoegen nemen met Groot Nederland. Vanaf januari 1936 maakte hij deel uit van de redactie. Van een fusie tussen Forum en Groot Nederland is evenmin iets gekomen, al zijn er exemplaren bekend van de januari- en februari-aflevering van Groot Nederland waarop de titel op de voorzijde luidt: ‘Groot Nederland // vereenigd met Forum’ // Letterkundig Maandschrift / onder leiding van Frans / Coenen, J. Greshoff, Jan / van Nijlen en S. Vestdijk' (afb. p. 82). Vermoedelijk is Groot Nederland in deze vorm gedurende twee afleveringen gezonden aan de voormalige abonnees van Forum ten einde hen te bewegen hun abonnement voort te zetten in de vorm van een abonnement op Groot Nederland. | |
[pagina 23]
| |
De vernieuwde voorzijde van de gewone oplage draagt als titel: ‘Groot Nederland // Letterkundig Maandschrift onder leiding van // Frans Coenen / J. Greshoff / Jan van Nijlen / S. Vestdijk’ (afb. p. 78).
Frans Coenen zou op 23 juni 1936 overlijden. Een maand later gaf Eva Raedt de Canter, al dan niet na zachte aandrang, haar functie bij het tijdschrift op. In het in memoriam dat de overgebleven redacteuren in juli in Groot Nederland publiceerden, schemerde iets van de strubbelingen in de redactie door, toen zij schreven: ‘De meenings- en waardeeringsverschillen, welke in een veelhoofdige redactie bestaan moeten, omdat zij getuigenis van leven zijn, werden door onzen nestor met een onnavolgbare humor opgelost en hij aarzelde nimmer zich te laten overtuigen, wanneer hij de waarde der argumenten erkende. Het is kenmerkend voor Coenen's nobel wezen, dat de eenige tegenstelling, welke in onzen kleinen redactiekring wel eens tot uiting kwam, die was tusschen gemoed en verstand. Bij hem, hoezeer ook met critisch vernuft begaafd, lag steeds het accent op het hàrt’. Er spreekt een piëteit uit deze woorden die ongetwijfeld gemeend was, maar dat neemt niet weg dat er nog tot voor een maand onenigheid over het tijdschrift was geweest tussen Coenen enerzijds en Greshoff en Vestdijk anderzijds. Greshoff had op 27 mei bij Coenen bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen plaatsing van ‘Op onbekend terrein’ van Andrea Brevis, dat Vestdijk, Van Nijlen en hij niet onder ogen hadden gehad: ‘Vind je het nu waarlijk te verdedigen, dat wij drieën met onze volle naam op het omslag aansprakelijk moeten zijn voor de publicatie van een bijdrage, welke wij verafschuwen en meer dan rot vinden? Wij laten ons niet leiden door eenig vooroordeel en wij zijn alle drie bezield met de oprechte en hartelijke wensch je in alles zooveel mogelijk ter wille te zijn. Heusch, wanneer we de bijdrage in quaestie niet erg goed vonden, zouden wij er niet over gekikt hebben. Maar het is hier niet te doen om “niet erg goed”, maar om een tienkeer zoo sterke afkeuring. Dit gaat naar onze smaak en voor ons gevoel alle perken te buiten. En nu rijst de vraag: heeft dan het oordeel van drie bonafide schrijvers, die je vrienden en trouwe medewerkers zijn, geen enkele waarde voor je? Is de een | |
[pagina 24]
| |
of andere vage debutant voor Groot Nederland van méér belang dan drie vierden van de heele redactie???? Ik verzoek je te bedenken, dat het publiek van onze interne verhoudingen niets afweet en dus wel degelijk ons evenzeer voor de plaatsing aansprakelijk stelt als jou en een dergelijke abdicatie van ons letterkundig eergevoel is méér dan je redelijker wijze van ons mag eischen. Hier voeg ik nog bij de overweging, dat nu we bezig zijn Groot Nederland met vereende krachten tot het beste Nederlandsche tijdschrift op te werken, een dergelijke terugval in staat is ons het vertrouwen van vele lezers te ontnemen, hetgeen het tijdschrift, dat toch al een moeilijke periode doormaakt, ongetwijfeld schaden zal.’ Twee dagen later retireerde Coenen, maar, voegde hij daar - inderdaad met ‘onnavolgbare humor’ - aan toe, ‘ik houd een beetje mijn hart vast, als ik lees, dat je van plan bent Groot-Nederland tot het beste Nederlandsche tijdschrift op te werken. Een uiterst gevaarlijke onderneming! Het laatste jaar zijn wij danig in de schuld gekomen en ik prefereer nog altijd een levenden hond boven een dooden leeuw.’ Het verhaal van de onbekende, maar ongetwijfeld uiterst aantrekkelijke Andrea Brevis zou niet in Groot Nederland verschijnen.
Na Coenens dood bleek het tijdschrift een aanzienlijk tekort te hebben. Op 4 juni 1938 schreef Greshoff aan Garmt Stuiveling, met wie hij op dat moment onenigheid had over de hoogte van het honorarium voor een omvangrijke bijdrage van diens hand: ‘Toen ik na Coenen's dood de erfenis overnam bleek er een zes duizend gulden schuld te zijn.Ga naar voetnoot37 Hetgeen dus zeggen wilde, dat het tijdschrift alléén bleef bestaan bij de gratie van HH schuldeischers. Ik heb toen krasse maatregelen moeten nemen om het van een wisse ondergang te redden. Allereerst door het honorarium van de redacteur-secretaris af te schaffen. [...] Verder schafte ik het uitzonderingshonorarium voor redactioneele bijdragen af. [...] Ook schafte ik de maatregel af, dat boekbesprekingen, door de red.-secr. (i.c. Coenen) geschreven, met tien gld. betaald werden. Op die manier ben ik tot een nog wel labiel, maar toch niet onbevredigend evenwicht gekomen en is GN voorloopig gered.’ Tot november 1941 zou de naam van Greshoff als redacteur in de colofon | |
[pagina 25]
| |
van Groot Nederland vermeld, blijven; met ingang van die datum werd zijn naam op aandrang van de Duitse bezetter uit de colofon verwijderd. Sinds zijn vertrek in mei 1939 naar Zuid-Afrika had hij echter geen directe bemoeienis meer met het tijdschrift gehad, al diende hij de redactie van afstand nog wel van advies. In Greshoffs plaats zou vanaf februari 1940 Van Rantwijk waarnemend redacteur-secretaris van Groot Nederland zijn; hij zou pas met ingang van november 1941 officieel als zodanig in het tijdschrift worden vermeld. Nadat eind 1941 het door Van Loghum Slaterus te Arnhem uitgegeven tijdschrift De Stem wegens papierschaarste niet meer kon verschijnen, werden de abonnees van De Stem (blijkens een bij het januari-nummer van 1942 van Groot Nederland gevoegde circulaire) naar Groot Nederland overgeheveld. In 1943 werd Groot Nederland overgenomen door de Germaanse SS. Het zou tot en met juli 1944 blijven verschijnen.Ga naar voetnoot38 Na de oorlog heeft Greshoff, eerst in samenwerking met Vestdijk en Warendorf en later met behulp van Stuiveling - die hij in 1935 een redacteurschap nog niet waardig keurde - geprobeerd Groot Nederland nieuw leven in te blazen of het tijdschrift te laten fuseren met het Nieuw Vlaams Tijdschrift, maar van die pogingen is niets terecht gekomen.Ga naar voetnoot39
De jaren 1936 tot en met 1939 waren jaren waar Greshoff later met weemoed en heimwee naar terugkeek: ‘Wat mijzelf aangaat: de eenige tijd waarin ik het gevoel van doelbewuste samenwerking met een groep geestesverwanten had, was van 1936-1939, toen ik mij met Groot Nederland bezighield. Daarvoor had ik een aantal letterkundige vrienden (die ik nog heb) maar onze verhouding was een strikt persoonlijke en berustte nooit in een gezamenlijk ópgaan in één ideaal.’Ga naar voetnoot40 Dat lijkt iets te sterk uitgedrukt. Ter Braak schreef tijdens de beraadslagingen over het al dan niet opheffen van Forum op 3 oktober 1935 aan Nijgh & Van Ditmar: ‘Dat ik “ruggespraak” hield met diegenen, die mij bij de oprichting van Forum hebben gesteund en die van den aanvang aan tot de kern van Forum hebben behoord, dat ik het tijdschrift van geen belang meer achtte, wanneer de heeren Greshoff en du Perron hun (moreelen of actieven) steun aan Forum zouden onttrekken, | |
[pagina 26]
| |
Elisabeth Couperus-Baud, ca. eind jaren twintig.
ontken ik geen oogenblik. [...] Forum zou een verwaterde “Gids” of een verbeterde edite van “Groot Nederland” zijn geworden, wanneer het den steun van de principieele Forumpersoonlijkheden zou hebben moeten ontberen’. Dat duidt toch op iets meer distantie dan uit Greshoffs herinnering spreekt. Toen Du Perron in april 1936 bij Greshoff informeerde naar de mogelijkheid redactie-secretaris van Groot Nederland te worden,Ga naar voetnoot41 liet Vestdijk daarop Greshoff weten: ‘We moeten eerst nu eens zien hoe Frans C.[oenen] reageert op onze verjonging. Ik geloof nier, dat hij ernstige sabotage zal willen plegen, en ik hoop het evenmin [...]. Als je Eddy schrijft, breng hem dan vooral volledig op de hoogte van de zeer on-Forumachtige verhoudingen en mogelijkheden!’ Niettemin slaagde Groot Nederland er na de reorganisatie in een spreek- | |
[pagina 27]
| |
buis voor de Forum-generatie te worden, al besefte Greshoff goed dat het nooit het programmatische karakter van Forum zou evenaren. Greshoff streefde daar ook niet naar. In 1935, tijdens zijn onderhandelingen met Coenen, verzekerde hij hem herhaaldelijk zich bewust te zijn van de verschillen. Zo schreef hij Coenen op 10 november dat het niet in zijn bedoeling lag van Groot Nederland een ‘filiaal’ van Forum te maken: ‘Forum was een strijdtijdschrift met een zeer bepaalde beteekenis in een bepaalde periode: G.N. daarentegen mag geen strijdtijdschrift worden. Het moet zoo algemeen mogelijk een beeld geven van de actualiteit der Nederlandsche litteratuur. Iedere eenzijdigheid is uit den booze. Het mag niet afhankelijk gesteld worden van een richting, een strooming, een school, een groep, een vriendenkring’ (nr. 43). Dit standpunt herhaalde Greshoff ook in het al eerder geciteerde interview met Van der Veen: ‘Er zijn nu eenmaal twee soorten tijdschriften: Forum dat een bepaald letterkundig doel bezat in dienst van scherp bepaalde beginselen en idealen en dat dan ook een vooropgezette werkzaamheid in het geestelijk geheel te vervullen had. Groot Nederland dat zuiver anthologisch is. Het geeft, vanzelfsprekend bepaald door smaak en inzicht van de redactie, al wat belangrijk en goed geacht wordt. In Gr.N. werken katholieken, communisten, liberalen en marxisten broederlijk samen [...].’Ga naar voetnoot42 Niettemin schreef Du Perron op 5 december 1936 aan Greshoff: ‘Wat dat gezeur met Gr. Ned. betreft, inderdaad voor de eer of zoo hoef je 't niet te doen. Maar het is op het oogenblik ons eenig orgaan. Waar moeten menschen als wij anders nog aan het woord komen?’Ga naar voetnoot43 | |
[pagina 28]
| |
J. Greshoff, Schaerbeek 1933 (foto Massardo)
|
|