Japansch prentje
Ik verveel mij in het landelijk hotel waar ik lang vertoef. Er is geen conversatiezaal, nooit kom ik mijn kamer uit, zelfs voor mijn maaltijden niet. Soms speel ik 's avonds gehurkt op de mat ‘go’ met de oude tuinman, Hij speelt beter dan ik, altijd verlies ik. Maar ik bewonder hem meer om de witte haarkrans, die hij eerwaardig draagt om zijn aardkleurig gezicht. Ook laat ik wel eens een klein gheisha'tje komen uit het Klimophuis. Aiko, jonkvrouw teederliefje is mijn uitverkorene geworden. Ze is nog kind en eerst was ze bang voor mij en bracht met mijn goedvinden een vriendin mee. Nu durft ze alleen maar ze is niet graag bij mij.
Haar komst maakt de kamer lichter, op haar gewaad vliegen de vogels met uitgespreide vlerken tusschen de bloemen.
Haar gordel sluit een groote vlinder, blauw en goud.
Zij groet knielend onder het glashelder gekletter van haar hoofdsieraden. Om haar te vermaken heb ik nieuwe gramofoonplaten gekocht, maar het zware nadrukkelijke rythme van de Engelsche marschen vermoeit haar. Voor de afwisseling leg ik geldstukken op de plaat. De middelpuntvliedende kracht doet de blinkende schijven door de kamer vliegen. Voor 't eerst zie ik Aiko ongedwongen glimlachen.
Wij doen ook wel eens behendigheidsspelletjes met knikkers, die in glazen doosjes zitten en die langs een weg vol hinderpalen naar het doel gebracht moeten worden. Zij is 't handigst. Terwijl mijn stukken telkens in de hinderlaag vallen, speelt zij het klaar in enkele seconden. Op de maat van de gramofoon wil ik haar een boston leeren. Ik raad dat het te innig contact haar mishaagt, maar ze is te wel opgevoed om dit te toonen. Pas als de dans gedaan is, staat het mij helder voor den geest. Ik in kimono op bloote voeten. Mijn kleine danseuse draaide om mij heen op witte sokjes