De grappige muyzeval
(ca. 1815)–Anoniem grappige muyzeval, De– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
Op de wys: Sinjeur, Sinjeur de Schelde.1.
Lestmaal was al myn leven,
Ik wier gelyk gekweld,
Door Cupido gedreven,
Naar Venus zoetste Beld,
Om my wat te vermaken,
Zo heb ik myn beraên,
Met Hengels, Roey en Haken,
Wat uit Vissen te gaan.
2.
'k Ging myn Getuig probeeren,
Uit een genegenheid,
Of het niet zou mankeeren,
Maar niet voor het profyt,
Ik zogt al langs de Dalen,
Aurora die verdween,
Maar Luno met jaar stralen,
By my daar straks verscheen.
3.
Maar in Nephtunis stromen,
Ik niet veel Vis ontmoet,
Maar 'k ben op 't laast gekomen
By een schoon Maget zoet;
Die my dan wist te wyzen,
Waar ik meer vangen zou,
Ik liet haar te pryzen,
En ging met dees Jufvrouw.
| |
[pagina 21]
| |
4.
Zy sprak gy kunt niet vissen
Hier op dees Waterplas;
Ik kan dat zeker gissen,
Myn Vaêr ook Visser was,
Maar ik weet een Riviere,
Vist daar g'hebt vry consent,
Hebt gy nog Aes of Piere,
'k Zy ja ik was content.
5.
Zy wees my dan een Beekje,
Daar niet veel Water liep,
Een smal en aardig streekje,
Maar doch den grond heel diep,
En myn hertje dat vlamde,
Op den stroom der Rivier,
Die ik spoedig aanrande,
Zonder plons of getier.
6.
Ik leid'myn Hengels Roede,
Teffens in die Rivier,
En ik my dapper spoede,
Want het deed my plysier.
z' Had ook daar in vermake,
Sprak Visser dat gaat goed,
Maar 'k verloor Aas en Hake,
Door de Vis overvloed.
7.
Zy sprak uit hert en zinne,
't Is beter als gy waart,
Ik sprak schoon Engelinne,
Gy zult ook hebben paart,
Van al het geen wy vangen,
| |
[pagina 22]
| |
Myn Lief houd u gerust,
Zy sprak 't is myn verlangen,
Vist zo veel als 't u lust.
8.
Het Aes ging my mankeeren,
Ik en had niet gemist,
Zy zag het vissen geeren,
Maar ik was uitgevist.
Want als het Aas of Eeten,
Ten eenmaal is verbruid,
Schoon men van 't vissen zweeten,
Doch is het vissen uit.
9.
Naar wy daar dan uitscheiden,
'k Bedankte deze Maagd,
Zy vraagde my g'heel blyden,
Heeft u den vangst behaagd,
Ach ja myn Lief met lusten,
g'Hebt my vissen geleerd,
En ik haar adieu kusten,
'k Heb haar den vangst vereerd.
|
|