Grappig liederen-album(ca. 1885)–Anoniem Grappig liederen-album– Auteursrecht onbekend48 der nieuwste en meest geliefkoosde coupletten en comique scènes Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] XXXVII. Mosterd na den maaltijd. Een van de meest ge-schik-te za-ken Om goed een maal-tijd klaar te ma-ken, Dat is de mos-terd be-ven-al, Die hoort er bij in elk ge- val. En wil men ham of roast-beef e-ten, Men mag den mos-terd niet ver- ge-ten. Maar toch be-staat er een ge-val, Dan deugt de mos-terd nie-men- dal: Dat is wan-neer hij on-ver-wacht En na den maal tijd wordt ge- bracht, En na den maal-tijd wordt ge-bracht. 2. Een neef bemint zijn tante innig, Al is de dame ook nog zoo vinnig; Ze is tachtig jaar en heeft veel geld, Waarop ons neefjen is gesteld. Weldra is tantelief weer jarig En neef met zijn cadeaux niet karig, Stuurt haar een tandenborstel thuis. Maar zij wordt boos om dit abuis En zegt met drift: ‘Neem 't ding weer mee! Voor mij is 't mosterd na 't diné. 3. Een koopman stelde 't grootst vertrouwen In zijn kassier dra zou 't hem rouwen, Want toen de schelm het flikken kon Vertrok hij met de noorderzon. De koopman op 't kantoor verschenen Vindt leeg de kas en 't geld verdwenen Ja, nu vertrouwt hij niemand meer, Zoo roept hij woedend keer op keer, Ziet elken dag zijn boeken na, - Maar ach, die mosterd kwam te spa! [pagina 79] [p. 79] 4. In zeker dorpjen in Westfalen Besloot de raad, dat zonder dralen Een uur vóórdat er brand ontstond Zich ieder op zijn post bevond. Vóórdat de brand was uitgebroken Zou men met kracht het vuur bestoken. ‘Want’, zei de hooggeleerde raad, ‘Want, wachten tot er brand ontstaat, En dan pas komen op 't terrein Zou mosterd na den maaltijd zijn.’ 5. Boer Noel had onder al zijn paarden Een prachtig ros van groote waarde, Maar in het land van pachter Noel Bevindt zich nog een diepe poel. Laatst is zijn paard er in gezonken. En is er reddeloos verdronken. Des andren daags kwam onze Noel En dempte den fatalen poel. ‘Dat’, zei zijn neef de korporaal, ‘Is mosterd na het middagmaal.’ 6. 't Is marktdag, Jaap maakt goede zaken En wil zich nu eens flink vermaken. Daar spreekt een dame op eens hem aan En vraagt hem of hij mee wil gaan. Champagne werd er nu gedronken En dra was Jaapje in slaap gezonken. Maar 's avonds merkt hij tot zijn spijt, Zijn duiten is hij alle kwijt. Doch al 't berouw was nu, o wee! Zoo goed als mosterd na 't diné. 7. Verleden Zondag zijn wij buiten, Mijn vrouw en ik en zeven spruiten En bovendien nog tante Trui Toen ons verraste een donderbui Een rijtuig was niet te bekomen, Dus fluks den weg naar huis genomen! Vlak bij ons huis roept eensklaps tante, ‘Daar is een leege vigilante!’ Ik antwoord met een barsch gelaat: ‘Nu! Ja, die mosterd komt te laat!’ 8. Narcis, een echte modejonker, Een fijne en opgeprikte pronker, Houdt zijn gezicht steeds in den plooi En denkt met trots: ‘wat ben ik mooi!’ Hij kreeg de pokken: in zijn trekken Is thans geen schoonheid meer te ontdekken. Nu wendt Narcis gansch desperaat Zich tot Robijn den arts om raad, ‘Thans vaccineeren’, zegt Robijn ‘Zou mosterd na den maaltijd zijn!’ 9. En is er wellicht een van allen, Aan wien mijn lied niet mocht bevallen, Ik had voor hem wel goeden raad, Maar ach, die raad komt nu te laat. Wie toch mijn lied niet wil verdragen Moet mij, vóórdat 'k begin, verjagen. Daar thans reeds 't lied gezongen is, Zoo helpt dit middel niet naar 'k gis. Al raast en tiert gij ook voor twee 't Blijft altijd mosterd na 't diné. Vorige Volgende