Huismuziek
In het hoge Noorden gaat een verhaal hoe de eerste mens met de goddelijke gave der muziek gezegend werd...:
‘Toen Ask door het woud verwittigd werd dat de zon ging rijzen ging hij naar zijn veld dat hij gewonnen had op de ruwe den.
Boven op het duin keek hij naar Embla die, badend in het zonlicht, hem lachend toewuifde. Ask wist de krachten in zijn lichaam en wanneer hij ploegend over zijn veld stapte, voelde hij hoe hij wekker van rijke oogsten werd.
Plots stond de Eeuwige naast hem. Beiden keken elkaar lang in de ogen en het was Ask alsof in hem vuren oplaaiden. Hij keerde terug naar de hut en werkte lang aan een boog waarop hij vele snaren spande.
De avond viel. Het geheim van het leven vulde de donkere hoeken der hut.
Toen ruisten ongekende geluiden door de ruimte: een stem verhief zich en over donkere akkoorden bruiste een melodie, zingend als de wind in kruinen van eiken, als de branding van een nabije zee, als de echo van de roep in afgronden.
Ask zong! Voor de eerste maal was de vlam, brandend in de ziel van de eerste mens, naar buiten geslagen en had bevrijding gebracht. Alle muziek der Schepping, die in hem was gevloeid, kon hij thans uitzingen met eigen kracht, hoorbaar. Als een bouwer van nieuwe werelden was hij...
Verheugd lachte de Eeuwige hem tegen!’
Want dit is ten slotte de goddelijke eigenschap die ons gegeven werd: het vermogen om zelf te zingen, zelf te musiceren! De mogelijkheid om melodie en ritme, levend in ons, met eigen krachten tot een hoorbare werkelijkheid te maken. Een lied, een brok muziek als het ware uit ons zelf voelen geboren worden, en eigen hartklop en eigen ziel in kunnen leggen.
En dit is dan tevens de diepste kern van heel de huidige huismuziek- en volksliedbeweging: het terug willen laten beleven aan ieder mens, wat het betekent uit eigen stem een melodie te laten groeien, met een zelf-bespeeld instrument muziek te herscheppep, haar door eigen vlees en bloed weten gaan alvorens haar tot werkelijkheid te maken.
Er ligt inderdaad een kloof tussen dit zelf-musiceren en -zingen en tussen het louter beluisteren van muziek. Wij kunnen de klassiekers volgen in het voortschrijden van hun gevoelens, er kunnen voor ons poorten van ongekende werelden opengaan wannneer we hun boodschap vernemen, we kunnen moe en volledig bevredigd de concertzaal verlaten en toch iets onvoldaans telkens weer in ons voelen ontwaken. Omdat dit luisteren niet volledig was! Omdat het oer-principe van alle muzikaal beleven ontbrak: het ZELF muziek tot leven brengen!
Niet dat iedereen er zich moet toe aangespoord voelen een der gangbare instrumenten te gaan studeren! Integendeel: konden we de muzikaliteit van velen in andere banen dan deze leiden, dan zouden onze conservatoria niet overbevolkt zijn met een boel minderbegaafden en zouden het werkelijk de opleidingscentra kunnen worden voor de hoogbegaafden die geroepen werden de klassiekers uit te voeren.
Andere uitwegen moeten gezocht voor datgene wat in ons volk aan verlangen naar musiceren en zingen leeft. Reeds schonk de volksliedbeweging