Kleine Ouverture
Niet wanneer wij eenmaal ‘zee’ zijn, zullen wij danken! Niet bij het einde hoort een Magnificat; de dankbaarheid staat aan het begin, zoals het danklied van de Moedermaagd het praeludium was van haar levensgang om en met haar Kind.
Levensdankbaarheid, daaruit wordt elk lied met elk leven geboren, en wat wij schrijven voor de mens, móeten wij schrijven omwille van het Leven. Elke jeugd is als een zee die wast, onstuimig doorstormd soms, maar zeker veroverend; een zee die aanruist met de oneindigheid van haar heimwee, naar de eindige werkelijkheid toe.
En wat gebeuren moet, is een communie van zeeën, uit de oceaan van hun Godsdrang oprukkend naar dezelfde, helaas zo ontzielde werkelijkheid. Maar láát ze ontzield zijn, en láát ze verlaten; wij zullen ze vullen met onze ziel, want jeugd moet groeien, en groeiend winnen, en winnende toebehoren...
Dát is het lot van elk mensenkind: een magnificat van het levensbegin tot het einde toe...
RENINCA.