D.
1555. - 12 Maart.
Rechtover de kapel, tusschen de Elisabethgracht en de straat, lag een stuk open grond, toebehoorende aan het Begijnhof. De voogden van het Godshuis hadden het in cijns genomen, opdat geen andere het vóór hen zou gedaan en er een huis op gebouwd hebben: van die plek immers had men door de kapel zicht op de zaal, waar de proveniersters samenkwamenom te arbeiden. Devoogden vragen aan de schepenen of deze als oppervoogden toestemmen, dat het Godshuis dien cijns blijft houden. Het wordt hun toegestaan.
An mijne heeren scepenen vander kuere
Supplieeren ende vertooghenjn alder Reuerentien Pieter vander Zwalmen ende Lieuen de Ruddere voochden vanden godshuuse van Sente Jan ende Sente Pauwels bijde Waelpoorte binnen deser stede, hoe dat jeghens ouere de duere vanden zeluen godshuuse ouer de strate vp twatere licht zeker plecke erfuen tusschen den waterloope vanden rabotkene ende den huuse van vander moortele, die de supplianten ten behouf vanden voornomden god-