Voor zooveel betreft de nalatenschap van den voor-overleden echtgenoot wordt de langstlevende echtgenoot voor de toepassing der bepalingen van dezen Titel met een wettig kind des overledenen gelijkgesteld met dien verstande, dat bij tweede en verder huwelijk, indien er kinderen of nakomelingen uit hel vroeger huwelijk aanwezig zijn, de nieuwe echtgenoot niet meer mag erven dan het minste gedeelte hetwelk een dier kinderen of bij voor overlijden deszelfs nakomelingen, bij plaatsvervulling, genieten, en zonder dat in eenig geval, het erfdeel het vierde deel van de goederen des erflaters mag te boven ga an.
Is ten voordeele van den echtgenoot uit een tweede of volgend huwelijk reeds bij uitersten wil beschikt dan wordt, indien het gezamenlijk bedrag van hetgeen bij versterf en bij uitersten wil word verkregen, overschrijdt de grenzen van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, het versterfdeel zoodanig ingekort, dat het gezamenlijk bedrag blijft binnen de grenzen.
Wanneer de beschikking bij uitersten wil gedaan voor het geheel of een gedeelte bestaat in een vruchtgebruik, zal de waarde van het vruchtgebruik worden geschat en het gezamenlijk bedrag, bedoeld in het voorg aand lid, wordt berekent naar de geschatte waarde.
Hetgeen de latere echtgenoot geniet ingevolge dit artikel wordt in mindering gebracht bij de berekening van hetgeen aan dien echtgenoot mag opkomen of worden besproken.
Wanneer de langstlevende echtgenoot tezamen met anderen dan kinderen of verdere afkomelingen uit een vroeger huwelijk erft, is hij bevoegd den inboedel geheel of gedeeltelijk tot zich te nemen.
Voor zoover deze inboedel behoort tot de nalatenschap van den erflater, komt de waarde daarvan als dan, inmindering van het erfdeel van dien echtgenoot.
Overtreft de waarde die van het erfdeel, dan moet het verschil aan de mede-erfgenamen vooraf worden vergoed.
Bloedverwanten, welke den overledene verder dan in den zesden graad in de zijlinie bestaan, erven niet.