| |
| |
| |
De Pensioenverordening 1932. (zie G B. 1932 No. 52)
Eischen voor het pensioengerechtigd worden:
Onder ‘ambtenaar’ verstaat deze verordening de landsdienaar, die in vasten dienst een betrekking bekleedt, waaraan bezoldiging is verbonden ten laste van 's Landsbegrooting. Indien een landsdienaar gedurende 3 jaren tijdelijk heeft gediend dan wordt bij geacht eveneens in vasten dienst een betrekking te bekleeden.
Voor benoeming in vasten dienst komt evenwel niet in aanmerking hij:
1. | die den leeftijd van 18 jaren nog niet bereikt heeft; |
2. | die bij eerste indiensttreding den leeftijd van van 35 jaren reeds heeft bereikt; |
3. | wiens betrekking naar het oordeel van den Gouverneur een tijdelijk karakter draagt; |
4. | voor wien zulks bij de indiensttreding uitdrukkelijk is bepaald; |
5. | die niet volledig geschikt wordt geacht voor zijne betrekking, mits hem dit vóór het vervullen van een tijdelijken diensttijd van 5 jaren door den Gouverneur behoorlijk gemotiveerd, ter kennis wordt gebracht; |
6. | die niet bij geneeskundig onderzoek voor den, dienst geschikt is verklaard. |
Voor de landsdienaren die door de Koningin worden benoemd, geldt de leeftijdsgrens van 35 jaren onder 2 bedoeld, niet, terwijl voorts bij benoemingen die uitgaan van den Gouverneur of een ander daartoe bevoegd Gezag, in bijzondere gevallen, ter beoordeeling van den Gouverneur, den Raad van Bestuur gehoord, van den hierbedoelden eisch kan worden afgeweken.
De eisch ten aanzien van het geneeskundig onderzoek geldt niet voor hen, die binnen den tijd van 2 jaren na hunne tijdelijke indienststelling in de gelegenheid zijn gesteld zich aan dit onderzoek te onderwerpen, zoomede voor hen, die in Suriname een niet wezenlijk onderbroken diensttijd van 10 jaren hebben vervuld.
Aan eene betrekking waarvoor niet geregeld een volle dagtaak wordt vereischt, kan geen pensioenaan- | |
| |
spraken worden ontleend. Dergelijke betrekkingen worden door den Gouverneur bij besluit aangewezen.
| |
Recht op pensioen voor de Ambtenaren.
Na bekomen ontslag hebben recht op pensioen, ambtenaren:
a. | die hij het verlaten van den dienst bij een leeftijd van 55 of meer jaren een diensttijd van ten minste 25 jaren, waarvan minstens 5 in Surinaamschen dienst hebben vervuld; |
b. | die bij Koninklijk besluit zijn benoemd of eene betrekking bekleeden, waaraan een minumum bezoldiging van f 4200. - 's jaars is verbonden en bij het verlaten van den dienst bij een leeftijd van 50 of meer jaren een diensttijd van ten minste 20 jaren, waarvan ten minstens 5 jaren in Surinaamschen dienst en in eene zoodanige betrekking hebben vervuld. |
c. | die naar de onderscheiding hiervoren gemaakt bij een leeftijd van 55 of 50 jaren, een diensttijd van onderscheidenlijk 20 en 15 jaren hebben vervuld, mits van die diensttijd ten minste 5 jaren in Surinaamschen dienst en voor wat de onder b bedoelde betrekkingen aangaat tevens een tijd van minstens 5 jaren in eene dergelijke betrekking is doorgebracht; |
d. | die voor den verderen dienst ongeschikt zijn verklaard uit hoofde van ouderdom of van ziels- of lichaamsgebreken, tenzij deze ter beoordeeling van den Gouverneur, den Raad van Bestuur gehoord, het gevolg zijn van eigen moedwillige handelingen; |
e. | die na, op grond van de opheffing van hunne betrekking of wegens reorganisatie van den dienst, in het genot van wachtgeld te zijn gesteld, bij het vervallen van het wachtgeld een diensttijd van tenminste 20 jaren hebben vervuld met dien verstande dat minstens 5 jaren van dien tijd in Surinaamschen dienst moet zijn doorgebracht. |
| |
Toekenning van pensioenen bij wijze van gunst.
Ambtenaren die naar de hiervoren onder a en b gemaakte onderscheiding, vóór zij den dienstiijd van 25 of 20 jaren hebben vervuld, uit den dienst worden
| |
| |
ontslagen wegens ongeschiktheid, om andere redenen dan ziekte of ouderdom, dan wel wegens opheffing van hunne betrekking of ten gevolge van reorganisatie van den dienst, kan, wanneer zij een diensttijd van ten minste 10 jaren - waarvan minstens 5 in Surinaamschen dienst - hebben vervuld, door den Gouverneur pensioen, of tijdelijk pensioen dit laatste naar de regelen die gelden voor de toekenning van wachtgeld uit 's Landskas, worden verleend.
| |
Diensttijd.
Voor de regeling van het pensioen komt in aanmerking als diensttijden:
1. | de tijd in vasten dienst van Suriname doorgebracht in burgerlijke en kerkelijke betrekkingen of in betrekkingen bij het bijzonder onderwijs hier te lande, indien deze aanspraak geven op pensioen; |
2. | de tijd in dienst van Nederland, Nederlandsch Indië of Curaçao doorgebracht, indien die tijd, volgens de daar te lande geldende pensioensbepalingen, in aanmerking kan komen voor pensioen, met dien verstande, dat de diensttijd in Nederland vervuld, voor de helft telt; |
3. | de tijd gedurende welke onder genot van bezoldiging:
a. | eene betrekking in tijdelijken dienst is waargenomen, |
b. | dienstverrichtingen in tijdelijken dienst in of mede in het belang van Suriname zijn opgedragen bij Koninklijk besluit, door den Minister van Koloniën of door den Gouverneur - mits voor een en ander geregeld een volle dagtaak wordt vereischt,
indien daarop aanstonds, zonder wezenlijke onderbreking eene benoeming in vasten dienst is gevolgd. |
|
Is de benoeming in vasten dienst niet aanstonds zonder onderbreking op vorenbedoelden tijd gevolgd, dan komt de tijdelijke diensttijd alleen dan in aanmerking, wanneer de waarneming of dienstverrichting tenminste 12 op elkaar volgende maanden heeft geduurd.
| |
| |
Als diensttijd telt voor den ambtenaar mede, de tijd gedurende welke hij:
a. | belast wordt met de tijdelijke waarneming van eene betrekking waarvan de bezoldiging ten laste van het Rijk komt; |
b. | door den Gouverneur in of mede in het belang van Suriname tijdelijk ter beschikking van derden wordt gesteld; |
c. | tot lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal, benoemd als zoodanig zitting neemt; |
d. | tijdens zijn verblijt buiten Suriname, bij Koninklijk besluit, door den Minister van Koloniën of door den Gouverneur wordt belast met werkzaamheden in of mede in het belang van Suriname, waarvoor geregeld een volle dagtaak wordt vereischt, mits die werkzaamheden langer dan 6 maanden hebben geduurd; de diensttijd telt jaar voor jaar, wanneer hij is doorgebracht binnen de keerkringen en 2 jaren dienst voor één gerekend wanneer hij is doorgebracht buiten de keerkringen; |
e. | in het genot is gesteld van vrijstelling van dienst, binnenlandsch of buitenlandsch verlof, met dien verstande dat wanneer die tijd is doorgebracht buiten de keerkringen, hij voor de helft telt; |
f. | op wachtgeld is gesteld en wel 2 jaren voor één gerekend. |
Als diensttijd komt echter niet in aanmerking de tijd gedurende welken de ambtenaar:
a. | verlof had buiten bezwaar van den Lande, |
b. | geschorst was in zijne betrekking, tenzij de schorsing wegens het instellen van een onderzoek is geschied en dat onderzoek te zijnen gunste uitvalt, |
c. | diensten heeft vervuld vóór zijn 18e levensjaar. |
| |
Berekening van het pensioen.
Het pensioen van den ambtenaar wordt berekend naar zijn diensttijd op het tijdstip van het verlaten van den dienst en naar het gemiddelde van zijn pensioengrondslagen gedurende de laatste 2 jaren welke voor hem als diensttijd ten volle in aanmerking komen. Indien dit gemiddelde niet kan berekend worden over 2 jaren dan zal de berekening daarvan geschieden over het kortere tijdvak waarover de pensioengrondslagen loopen.
| |
| |
Het pensioen bedraagt voor de ambtenaren:
1. die bij een leeftijd van 55 jaren en een diensttijd van 25 jaren, aanspraak op pensioen verkrijgen, bij een diensttijd van 25 jaren en een grondslag van: van 25 jaren, aanspraak op pensioen verkrijgen, bij een diensttijd van 25 jaren en een grondslag van:
f 500,- |
en daarbeneden |
50% |
f 501,- |
tot f 600,- |
49% |
f 601,- |
tot f 700,- |
48% |
f 701,- |
tot f 800,- |
47% |
f 801,- |
tot f 900,- |
46% |
f 901,- |
tot f 1000,- |
45% |
f 1001,- |
tot f 1100,- |
44% |
f 1101,- |
tot f 1200,- |
43% |
f 1201,- |
tot f 1300,- |
42% |
f 1301,- |
tot f 1400,- |
41% |
f 1401,- |
en hooger |
40% |
niet dien verstande evenwel dat hef pensioen voor een hoogeren grondslag nimmer minder zij dan het hoogere voor een lageren grondslag;
2. die bij een leeftijd van 50 jaren en een diensttijd van 20 jaren aanspraak op pensioen verkrijgen, bij een diensttijd van 20 jaren 40% van den grondslag hiervorenbedoeld.
Wanneer het pensioen wordt verleend vóór de vervulling van den voormelden, normalen diensttijd van 25, respectievelijk 20 jaren, dan ondergaat het voor die diensttijden bepaalde pensioen eene vermindering van onderscheidenlijk 1/25 en 1/20 voor elk aan die diensttijden ontbrekend jaar.
Ingeval het pensioen wordt verleend nà de vervulling van de normale diensttijden hierbovenbedoeld dan ondergaat het voor die diensttijden bepaalde pensioen eene verhooging van 1/20 voor elk jaar boven die diensttijden vervulde dienstjaar, met dien verstande evenwel dat voor een diensttijd boven de onderscheidenlijk 35 en 30 jaren eene zoodanige verhooging niet meer wordt verleend.
Aan pensioen wordt nimmer een hooger bedrag dan f 4500, - per jaar toegekend.
Het bedrag van het pensioen van:
a. | ambtenaren, die in en door de uitoefening van hun ambt of ter zake van die uitoetening hetzij tengevolge van gewelddadige aanranding of verzet, hetzij van met gevaar gepaard gaande dienstverrichtingen, een en
|
| |
| |
| ander mìts niet aan hunne schuld te wijten, ziels- of lichaamsziekten of gebreken bekomen hebben, die hen volstrekt ongeschikt maken langer te dienen, |
b. | de voor het leven benoemde leden der rechterlijke macht, die tegen hun wil worden ontslagen wegens ongeschiktheid door meer dan 60-jarigen ouderdom of door aanhoudende ziels- of lichaamsziekte of omdat zij onder curateele zijn gesteld, |
wordt bepaald naar hun vervulden diensttijd, doch niet lager dan op de helft van het pensioen voor een diensttijd van onderscheidenlijk 25 of 20 jaren, terwijl in bijzondere gevallen - ter beoordeeling van den Gouverneur - het hierbedoelde pensioenbedrag tijdelijk, of blijvend, kan worden verhoogd, echter tot geen hooger bedrag, dan dat, hetwelk zou zijn verleend bij een diensttijd van 35 of 30 jaren.
| |
Bijdragen voor pensioen.
De ambtenaren dragen bij van hunne bezoldiging: 1. voor het ambtenaarspensioen 3%,
2. het weduwen en weezenpensioen 6% (door mannelijke ambtenaren),
3 het weezenpensioen 4% (door vrouwelijke ambtenaren).
Bovendien moet de ambtenaar, die een vrouw huwt, die op het tijdstip van het sluiten van het huwelijk 20 of meer jaren jonger is dan de ambtenaar zelf, ten behoeve van het weduwen en weezenpensioen, nog een extra bijdrage voor eens storten, welke gelijk staat aan zijne bezoldiging over 2 maanden.
De uit 's Landskas bezoldigde Roomsch Kathol. geestelijken dragen alleen voor het ambtenaarspensioen bij, dus 3%.
De vorenbedoelde percentages worden tot de helft teruggebracht wanneer de bijdrage verschuldigd is over diensttijd die voor de helft mede telt.
Bij hun in diensttreden in Suriname moeten de ambtenaren, die tevoren in Nederland, Nederlandsch Indië of Curaçao in dienst zijn geweest, over hun elders vervulden diensttijd, welke niet reeds met pensioen vergolden is, voor Surinaamsch pensioen de bijdragen van respectievelijk 3%, 6% of 4% storten, berekend over de bezoldigingen die zij gedurende hun
| |
| |
vroeger dienstverband hebben genoten, waarbij over diensttijd welke voor de helft telt, eveneens de halve percentages worden gestort.
Het bovenstaande geldt ook voor militairen of gewezen militairen die in burgerlijken dienst treden.
Gepensionneerde mannelijke ambtenaren die gehuwd zijn of gewettigde of wettige minderjarige kinderen hebben, dragen van hun pensioen voor eventueel weduwe- en weezen pensioen 6% bij.
Voor gepensionneerde vrouwelijke ambtenaren, die minderjarige wettige of gewettigde kinderen hebben bedraagt de bijdrage voor weezenpensioen 4% van haar pensioen.
| |
Pensioen voor weduwen en weezen.
De weduwen en minderjarige weezen van een ambtenaar hebben recht op pensioen, wanneer het huwelijk of de wettiging, waaraan dat recht zou kunnen worden ontleend, niet is gesloten of niet heeft plaats gevonden:
a. | gedurende de ziekte, welke den dood van den ambtenaar binnen 3 maanden na het aangaan van het huwelijk of de wettiging ten gevolge heeft gehad; |
b. | nadat de ambtenaar den leeftijd van 65 jaren had bereikt. |
Het vorenstaande geldt ook voor de weduwe en weezen van een gepensionneerd ambtenaar; evenwel komen niet aanmerking voor pensioen de weduwe en weezen van gepensionneerde ambtenaren ingeval het huwelijk is gesloten of de wettiging is geschied na de pensionneering van den betiokkene.
| |
Bedrag van het weduwen en weezenpensioen.
Het weduwenpensioen bedraagt de helft van het pensioen van den ambtenaar of van den gepensionneerd ambtenaar, met dien verstande dat het niet minder zal bedragen dan de helft van het pensioen berekend naar een diensttijd van 15 jaren, terwijl het jaarlijksch bedrag daarvan niet boven f 1500, - mag stijgen.
Het weezenpensioen bedraagt:
a. | voor halve weezen, dat zijn kinderen wier moeder ook recht op pensioen heeft, van het pensioen der weduwe als hierboven vastgesteld: 30% voor 1
|
| |
| |
| kind, 45% voor 2 kinderen, 60% voor 3 kinderen, 70% voor 4 kinderen en 75% voor 5 of meer kinderen; |
b. | voor volle weezen, waaronder ook worden verstaan de kinderen van overleden vrouwelijke ambtenaren, van het weduwenpensioen als hierboven vastgesteld: 40% voor 1 kind, 70% voor 2 kinderen, 100% voor 3 kinderen, 110% voor 4 kinderen en 115% voor 5 of meer kinderen; |
met dien verstande dat het jaarlijksch bedrag van het weezenpensioen, onder a bedoeld, niet boven f 900, - en dat onder b, niet boven f 1500, - mag stijgen.
Indien de ouders beide ambtenaar waren, wordt aan de kinderen 't hoogste van de pensioenen toegekend.
Het gezamenlijk bedrag aan weduwen- en weezenpensioen of aan weezenpensioen mag het pensioenbedrag van den ambtenaar zelve niet overtreffen en evenmin het maximum-pensioenbedrag van f 4500, - overschrijden
| |
Bijzondere bepalingen.
Pensioen wordt niet anders dan op aanvrage door belanghebbende, per rekest, verleend. Het pensioen binnen 18 maanden aangevraagd, gaat in:
1. | voor een ambtenaar op den dag van ontslag; |
2. | voor een ambtenaar op wachtgeld, op den dag welken het wachtgeld door pensioen wordt vervangen; |
3. | voor weduwe en weezen of voor gewettigde kinderen, met ingang van den dag na het overlijden van den ambtenaar of gepensionneeiden ambtenaar; |
4. | voor een wees, geboren na het overlijden van den ambtenaar, in de maand der geboorte. |
Het pensioen houdt op:
1. | ingeval van overlijden, met het einde van de maand na het overlijden; |
2. | in elk ander geval, met het einde der maand waarin de oorzaak tot beëindiging van het pensioen is ontstaan. De uitbetaling geschiedt als de overledene een weduwe nalaat, aan deze, en in andere gevallen aan een door den betrokkene aangewezen persoon, of bij het ontbreken daarvan, aan de rechthebbenden. |
Wanneer een pensioengerechtigde of pensioengenietende, andermaal een betrekking gaat bekleeden, waaraan opnieuw pensioen zou kunnen worden ontleend, verliest hij het genot van zijn pensioen, met dien
| |
| |
verstande dat wanneer het pensioenbedrag hooger is dan dat van de te genieten bezoldiging, het pensioen behouden blijft, echter tot geen hooger bedrag dan waarmee het pensioen die bezo diging overtreft. In bijzondere gevallen kan de Gouverneur het pensioen geheel of gedeeltelijk, doen behouden.
Eveneens gaat het pensioen verloren voor tot 3 maanden of langer gevangenisstraf veroordeelden of dengene die zich door de vlucht daaraan onttrekt.
De Gouverneur kan gedurende dezen tijd over het pensioen van den veroordeelde geheel of ten deele beschikken ten behoeve van diens echtgenoote en diens bloedverwanten in de rechte lijn. Bovendien kan Z. Ex. den veroordeelde na zijne invrijheidstelling eene uitkeering doen, die bij een straftijd van minder dan een jaar de helft van het pensioenbedrag over den straftijd en bij een straftijd van langeren duur de helft van het jaarlijksch pensioen niet te boven gaat
In de hiervoren genoemde gevallen herleeft het genot op het pensioen, zoodra de omstandigheden, tengevolge waarvan het werd verloren, ophouden.
Het recht op pensioen gaat voor goed verloren voor:
a. | den ambtenaar die ontslagen wordt op zijn verzoek, vóór hij aanspraak op pensioen heeft verkregen; |
b. | den ambtenaar die uit den dienst ontslagen wordt, tengevolge van veroordeeling tot gevangenisstraf voor den tijd van 3 jaren of tot zwaardere straf uithoofde van wangedrag, onzedelijkheid, verregaande achteloosheid of plichtsverzuim; |
c. | weduwe en weezen, veroordeeld ter zake van het ombrengen van dengenen aan wie zij de pensioenaanspraken zouden kunnen ontleenen. |
Niet geïnde pensioenbedragen vervallen na 5 jaren.
Volgens den nominatieven staat op 31 Dec. 1933, is de uit te keeren som gedurende 1935: voor pensioenen van burgerlijke ambtenaren en bijzonder onderwijzers, resp f 754813 en f 40916, totaal f 795,729, waarvan in Suriname f 505 202 en in Nederl. f 290 527, en voor weduwen en weezen f 229 682,50 en f 3 265, totaal 232 947,50, waarvan in Suriname f 138 074 en in Nederland f 94 873,50.
VERHETERING: Op pagina 176 regel 2 van boven, lees: 1933, regel 13, lees: 3 jaren, regel 35 lees: ... die niet uiterlijk binnen den tijd van 2 jaren.
|
|