ger, en begon hij kleine, onnodige leugens te vertellen, over het tijdstip van zijn repetities, zijn speelschema, dingen die ze gewoon kon nazoeken. Of begon hij ongevraagd en alsof voorgeprogrammeerd aan een reeks redenen waarom hij geen boodschappen had kunnen doen. Alsof het haar iets kon schelen dat de keukenrol bijna op was, of wiens beurt het was de Lavazza-Klote-Espresso aan te schaffen.
Zou het toen al echt begonnen zijn? Toen al? Maakt het wanneer nog iets uit?
Zij is hier, en hij daarbinnen, daar gaat het om, zij zittend, hij liggend, bereden door een of andere sloerie uit zijn toneelgroep. Sloerie, in dat soort woorden ligt nu haar bevrijding. Ze kan ervan genieten, toch wel, hoe kort ook.
Niet een of andere sloerie, corrigeert ze zichzelf. Ze weet wie het is. Al die aangeschoten avonden dat hij weer over de Toekomst van het Toneel was begonnen, alsof zij ineens het heden vertegenwoordigde, of erger, het verleden. Vergane glorie. Nooit was zij ouder geweest dan op die avonden, die eindigden in gehuil, ruzie en, ten slotte, een kater. Dat geratel over Het Meisje (hij noemde haar ‘meisje’, toen al had ze het moeten weten), zo bijzonder, talentvol, beloftevol, gevoelvol. Vol in ieder geval. Vol van hem, en hij ook van haar.
Ze omklemt haar stuur, haar knokkels zien wit, ze moet zich inhouden om niet te gaan toeteren, of in gejank uit te barsten. Ze herneemt zich, pakt de beker uit het houdertje onder het dashboard. Misschien wisselen ze wel van positie, van standje, juist op dit moment, terwijl zij nog een slok van haar meeneemkoffie neemt. Omstebeurt, het verraad eerlijk delen.
De koffie is laf geworden, misschien wel altijd geweest. Ze giet er nog een zakje rietsuiker in leeg. Zoet, dan smaakt het ten minste nog ergens naar. Orale seks, dat kan natuurlijk ook nog. Een van twee uitgestrekt, omhoogkijkend naar het plafond, starend naar een vlekje, een ontbrekend stukje kalk, iets wat nog nooit iemand is opgevallen, nooit eerder heeft iemand precies zo gelegen, precies zo gekeken. Tot hij niet meer omhoog kan kijken, zijn ogen sluit, om ze minuten later weer te openen, voldaan, klaar voor oprispingen van berouw. Een van twee was in haar gedachten een hij geworden, hoe kon het ook anders.
Waarom heeft ze toch deze dwanggedachtes? Maar hoe ze om te buigen? Hoe ze te overmeesteren?
Ze krijgt tranen in haar ogen wanneer ze denkt aan de afspraak die ze ooit hebben gemaakt.
Vreemdgaan, affaires, iedereen deed het, maar juist daarom: zij niet, zij nooit. Als die behoefte ooit zou bestaan, geen nood, dan zouden ze er gewoon mee stoppen. Simpel, duidelijk, clean. Ze hadden