Kousbroek ziet af van de realistische-romanconventies en gebruikt het spel met de gravures als de logische motor van zijn roman. De gebeurtenissen volgen elkaar op, maar zoals in een sprookje of een droom, waarin visioenen, erotiek, angst en magie elkaar afwisselen. De hoofdpersoon, Vincent, kan het vehikel worden voor de verbeelding van een levensgevoel, juist omdat hij als een onnozele, naar logische verklaringen zoekende jongeling door de wereld doolt. Hij is goedgelovig, en snel afgeleid; vervolgens regelmatig radeloos, omdat hij bang is alle tekens en verwijzingen verkeerd te begrijpen. Hij wordt voortdurend misleid, hij maakt de verkeerde keuzes. Hem overkomt hetzelfde als Kousbroek: ter bezwering van de angst voor het feit dat de wereld als systeem van tekens helemaal geen achterliggende betekenis of bedoeling heeft, produceert hij in het wilde weg logische verklaringen. Al die imaginaire oplossingen vormen samen een beeld voor hoe hij in elkaar zit. Je kunt zeggen, zijn lot. Een vrolijk verteld wanhopig lot.
Wat overkomt Vincent? Als zijn vader onder raadselachtige omstandigheden verdwijnt en zegt dat er een geheim bewaard moet worden, gaat Vincent op zoek. Al snel blijkt dat het vinden van zijn vader nauw samenhangt met het vinden van een meisje, Tristouse, dat mensen die dicht bij haar komen helderziend kan maken. Helderziend maken, zo heet het in de roman, ‘dat wil zeggen in staat om iets in iemand zijn hoofd te laten ontstaan, een gedachte die er eerst niet was’.
Eerst lijkt dit vermogen te berusten op een erotische kracht, want Tristouses vermogens gaan op hem over zodra ze de liefde bedrijven en ze haar maagdelijkheid verliest. Maar nog belangrijker blijkt een vermogen om ‘wensen in werkelijkheid te veranderen’, en dat heet in het boek Wollstonecraft. Een echt leven hebben, dat je vormgeeft naar je wensen en verlangens, zodat je geen lijdend voorwerp of toeschouwer van je leven bent, maar de schepper ervan. Die kracht berust in een Wollstone, in Vincents geval een verstandskies, die hij bij toeval in handen krijgt. Hij verliest hem, vindt hem opnieuw.
Aan het slot komt hij, in het Schrödingerhuis aan de Rue Mystagogue, waar het verhaal van zijn zoektocht begon, zijn vader tegen. Dat huis is een ruimte tussen het werkelijke leven en de dood in. Een parallelle wereld, waar tegenstrijdige feiten het geval kunnen zijn. Een melancholieke, virtuele wereld. Vincents vader, die niet meer terug kan naar de wereld van de levenden, onthult dat hij de baarvader van Tristouse is. Tristouse is zijn halfzus en dus: ‘Vincent had een baarvader!’ En hoe was die dochter van wie hij bevallen was verwekt? Door Wollstonecraft, de wens is de vader van de gedachte, zegt Vincents vader. Ook Tristouse bevindt zich inmiddels in het Schrödingerhuis en