De Gids. Jaargang 174(2011)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] Han van der Vegt Het leven in dingen / de dingen in leven Alle dingen krioelden nog van het leven toen ze aanvankelijk als ding werden bedacht. De sappen onder hun oppervlak klopten nog na en door hun weefsels kropen wormen rond. Het hout waaruit ze gesneden waren, de huid van dieren die voor hun bestaan waren gedood zweette onder de hand van wie ze maakte. Hoewel zij nog niet begrepen wat een ding was kenden de makers intussen uit eigen ervaring de onvoorspelbaarheid die het leven aankleeft en wilden die, hoezeer ze haar ook vierden in zichzelf, uitsluiten in al het andere. Naarmate zij hun inzicht verdiepten in de mogelijkheden die het dingschap hun bood leerden zij het in dingen te isoleren. Looien, schaven, beitsen, verhitten, zandstralen vrijwel alle technieken die het makersvernuft door de eeuwen heen had voortgebracht dienden om de dingen zo tegen elkaar in te zetten dat die elkaar wederzijds leven onttrokken. Betrouwbaar, solide, willoos in de hand van wie ze aanwendde om zijn eigen wil te doen vormden de dingen zo het betrouwbaarste deel van de menselijke beschaving, en bleven tot verbijstering van latere geslachten met onverdoft patina getuigen van wat wel eeuwigheid maar geen betekenis meer had. Maar door hun krasvaste, vochtwerende laklaag drong zich een as naar binnen, die trilde, schokte, die onderdelen ten opzichte van elkaar [pagina 143] [p. 143] liet draaien, kantelen, vlakken liet scharnieren, die zich vertakte en verfijnde tot een zenuw en met zijn subtiele aandrang tot opstanding alle materie van besef doordesemde. De dingen openden uit eigen beweging hun pantser en lieten invloeden tot zich toe, zij deelden door middel van slangen en snoeren ruimhartig hun roerselen met hun makers. Kon het toevallig zijn dat dit zijn beslag kreeg juist in het tijdperk dat de makers hun lichaam - diffuse horizon van de beheersbaarheid - ten slotte zo taai en herstelbaar hadden gemaakt dat het zelfs de grilligste drift van de zichzelf nu bedenkende dingen zou kunnen weerstaan? De dingen en hun makers, ze hadden zo veel met elkaar gemeen wat ze tussen de kaders plaatste van wat leefde en wat nooit geleefd had dat zij ertoe veroordeeld waren om voortaan elkaars innigste concurrenten te blijven tot op de dag dat een nieuwe categorie zich zou melden die zich buiten leven en dood en alles daartussen schuimend verheffen zou om het bewind over het bestaan te voeren. Vorige Volgende