De Gids. Jaargang 173(2010)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 897] [p. 897] Jan Baeke Wat is het dat dit denken zo aantrekkelijk maakt? 1. Hoe krampachtig klampen dagjesmensen en forensen zich niet aan het landschap vast, net als de bezoekers die gillen om niet alleen te moeten zijn niet dat geluidloze van het heelal. Hoe onverbiddelijk moet het daarboven dan niet zijn, in het zwart van de ijskoude vertelling dat alsmaar uitdijende niets waaraan geen einde komt. Een nachtmerrie leek het voorafgaande toen je zwetend wakker werd, dat zei je tenminste en ik zag dat het je menens was die gedachte dat we naar onszelf stonden te kijken een fractie later. Niet in de spiegel maar tastbaar, vlak bij ons een aan te raken, levende kopie van onze lichamen en van de stemmen die bij die schrik horen. Wat wij zien zien zij ook en het is even verschrikkelijk. [pagina 898] [p. 898] Mooi zou het zijn als we die oneffenheden het gekift en de kilte erbuiten hadden kunnen houden nu we allebei ook daar waren vlak naast en in hetzelfde zwart naar boven en beneden vallend maar daar gaat die kwelling natuurlijk om de ontdekking van een heelal vol zwarte gaten en verblindende sterren maar nooit dichtbij genoeg om ons van elkaar te verlossen. Dus zweven wij om elkaar heen als een commentaar op de menselijke mislukking. Ik zal een volgende keer graag vertellen over de wereld van Winnie de Poeh of het kleine huis op de prairie die van hetzelfde licht gebruik maken dat van enige tijd geleden. [pagina 899] [p. 899] 2. De verte ligt daar en de wereld is hier. In de verte ligt hetzelfde nog een keer. Ik stond ergens naar te kijken. Ik wilde zeker weten dat het onvoldoende was. Een stad die voller oogt en in meer hoofden van meer mensen claxonneert en het licht opzettelijk laat branden omdat het allemaal niet op kan een zomernacht die ook niet op kan en een volmaakte vorm van denken wilde worden dat alleen al was genoeg en dat liet ik merken maar in mij knaagde iets dat stil bleef. Na afloop kon ik niet op zijn naam komen en meer bleef zwart maar ik wist dat het over de verte ging het woord vooral maar ook in het echt en wat we kunnen weten door te denken. Echte onderwerpen zoals heeft somberte ons abstract gemaakt? Na afloop gaat mijn lichaam naar huis op de fiets. Het durft mij niet mee te nemen hoopt dat er afvalt wat praat over alles liever gezegd, hoeft die praatjes niet. Zo kan je vertellen wat je wilt zeggen en verzwijgen wat je over de nacht te bazelen hebt, alsof het wetenschap is, wetenschap en dat het iets uithaalt. [pagina 900] [p. 900] 3. We kunnen uitrekenen hoe een stapel schoenen, kunstgebitten, werkkleding ruimte inneemt hoe stapelbaar de herinneringen de landschappen zodra de stapel op ons gaat lijken die silhouetten de gebleekte botten en wij kunnen verklaren dat we niets met de stapel van doen hebben dat de stapel niet meer te zien is het licht is buigzaam immers en wordt verbogen. Het liefst zoek ik een onderwerp dat geruststelt maar dat ligt moeilijk bij de beelden die me uit mijn slaap houden waar ik in val ten slotte en wakker schrik omdat iedereen erin gevallen is en niet alleen het huis maar heel de straat verlaten in de regen staat. [pagina 901] [p. 901] 4. Mij trof de naam van de wetenschapper en ik zag te laat dat de helderheid van onderzoek zoals we dat fotograferen zich zou mengen met een dodelijke ziekte. Eigenlijk was het geen ziekte maar een planetaire drift. In de metingen waaraan wij richting gaven hadden we het meeste op met uiteenvallende constructies. Kleinere deeltjes die zich gedragen als pluisjes en roddels. We plukten de plooien schoon, raakten nek en liezen aan, riepen iets tegen de laborantes. Er kwam lucht de avond binnen die onze huid verschrompelde. Zo had de professor het bedoeld zeiden wij als zijn sympathie de dermatologie was toegedaan. We warmden onze handen in de gedachte dat we het liefst onze fouten zouden inzien, het liefst zouden weigeren de vader en moeder te zijn van de ziektes die uit onze affaires voortkwamen en het medicijn daartegen. Onze enige troost: dat halfslachtigheid het winnen zal van onze goede voornemens. Vorige Volgende