[Nummer 4]
Bij dit nummer
Herman Franke is de grote bewegingskunstenaar van onze literatuur. In deze stramme Groninger huist een Amsterdamse danser.
Herman is niet iemand om achterover te leunen bij een bereikt resultaat. Zijn werkzame leven wordt gekenmerkt door breuken. Zijn eerste ideaal was journalist te worden, maar eenmaal de comfortabele aanstelling bij het Nieuwsblad van het Noorden op zak, besloot hij de wetenschap in te gaan. Toen hij daar de top had bereikt - een bejubelde dissertatie, een professoraat in het vooruitzicht - dacht hij: kom, ik stap weer 's op. Hij verbrandde alle schepen achter zich en stortte zich in het ongewisse leven van de totale schrijver.
Alles of niks, daartussen bleek veel beweging te zitten. Wie terugkijkt ziet de logica. Herman deed niet veel anders dan waarvoor hij gemaakt was. Hij was altijd al een schrijver, hij had alleen een omweg nodig om het te worden. De omweg van de werkelijkheid, de alledaagse werkelijkheid van de journalist, de geanalyseerde werkelijkheid van de wetenschapper. Daarna kon hij het verder zelf wel af.
Zoveel moed als ervoor nodig is sociale erkenning en welstand aan je laars te lappen, zoveel moed vereist het als schrijver de werkelijkheid naar je hand te zetten. Ook die moed bracht Herman op, met gemak lijkt het wel, alsof er niets anders op zat. Van een autobiografisch schrijverschap naar een volkomen vrije inventie is de weg die parallel loopt met zijn maatschappelijke baan.
In Die Merowinger, waarin Heimito von Doderer het portret schildert van een ‘totale familie’, slaagt Freiherr Childerich iii von Bartenbruch erin niet alleen zijn eigen grootvader en kleinzoon te worden, maar ook zijn eigen stiefvader en stiefzoon, ja zelfs zijn eigen schoonzoon. Een dergelijke vrijheer is Herman Franke, geheel van eigen makelij.
Herman heeft niet vaak aan De Gids bijgedragen, maar de keren dat hij het deed waren dat, zoals ook blijkt uit de herinneringen van zijn