eind jaren veertig en begin vijftig nog een heidense levensbeschouwing op nahield en toen nog niet echt op weg was naar het christelijk geloof, moet naar mijn inschatting deze mythische zienswijze bij Reve eerder gezien worden als een uitvloeisel van een altijd al aanwezige en persisterende sterke neiging tot symboolgericht en magisch denken, op basis van zijn persoonlijkheidsstructuur met evident schizotypische trekken. In een recent in Het leven is een barre verschrikking gepubliceerde brief van Reve aan de fotografe Edith Visser d.d. 31 oktober 1989, wordt deze laatste visie door Reve zélf treffend als volgt onderbouwd: ‘Neen, maar weet je wat het is? Ik kan eigenlijk met niemand praten, omdat ik in een mythische en magische droomwereld leef. Ik kan in de verste verte niet te weten komen, wat er in anderen omgaat.’
Dinsdagavond 24 februari 2009 was ik aanwezig in Groningen bij een publieke voordracht van Simon Vinkenoog, georganiseerd door literair dispuut Flanor.
Voor de pauze vond een wat moeizaam verlopend interview plaats, maar Vinkenoog maakte een heldere en alerte indruk en slaagde er toch goed in om - snel en associatief pratend en met zweetdruppels op het voorhoofd - het gesprek gaande te houden en de belangstelling van de toehoorders te blijven vasthouden.
Bij het begin van de pauze om 21.00 uur begaf Vinkenoog zich direct in de frisse buitenlucht om een ontspannend jointje op te steken. Ik volgde de dichter naar buiten en kwam met hem in gesprek, waarbij Simon zich erg vriendelijk en toegankelijk opstelde. Ik stelde hem de vraag of hij zich de bewuste avond van de vechtpartij tussen hem en Reve op 7 oktober 1967 in Leeuwarden nog kon herinneren en hoe het uiteindelijk zo heeft kunnen escaleren. Even leek het of Vinkenoog niet veel zin had om op dit dichtersfestival terug te kijken, maar na enig nadenken antwoordde hij hierop: ‘Overdag was er al sprake van forse spanningen bij Reve, toen we onder anderen met Johnny van Doorn in de auto zaten. Reve kon niet goed tegen ons gegiechel tijdens het blowen en zei telkens dat hij niet in onze liefde geloofde.’
Na terugkeer in de zaal van Vinkenoog en de circa zestig toehoorders, werd aan het publiek de gelegenheid geboden tot het stellen van vragen. Toen ik de microfoon kreeg aangereikt, vroeg ik aan de dichter of het klopte dat de meest directe aanleiding van Reves eerder ontstane woede en irritatie tijdens het bovengenoemde dichtersfestival, inderdaad gelegen was in Simons gelasten tot het te vroeg neerhalen van het doek tijdens de act van The Selfkicker. De poëet reageerde op deze vraag aanvankelijk met een wat grimmige blik en zwijgen, maar zei vervolgens: ‘Reve was wel een groot dichter en schrijver maar als