De Gids. Jaargang 173(2010)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Ad Zuiderent Et in Condaco ego Er stond hier een gedicht, geschreven voor een vriend die liever voortstrompelt langs bermbescheten paden dan zich van tankstation naar tankstation te laten leiden door het zoet geluid van een zelf geprogrammeerde vrouw. Ik was heel lullig gestart met plaatsnamen langs de snelweg Brussel-Antwerpen, waarvan ik, onderweg vanuit het zuiden naar huis, niet begreep hoe iemand zonder beschaamd te zijn de afslag nemen kon naar een dorp dat zo heette, hoe ze die naam herhalen konden in die van de plaatselijke trots, de voetbalclub, of op hun briefhoofd - wat vroeger ene Naaktgeboren deed toen hij in Amsterdam zijn naam veranderde in N. Geboren of de zoon van mijn neef Arnold die zich Monsfort noemen liet, vanwege Monster... nee, wie geboren is in Kontich, Reet, die kan wel zeggen dat [pagina 84] [p. 84] de oervorm is: Condacum, plaats waar het samenkomt, het blijft toch anus belgici. Zo ongeveer ging dat gedicht. Hoe werd dit ernst? Ik had ontdekt dat in de buurt ook afslag Waarloos was, een tankstation; dat leek voor mijn gedicht een gouden naam van dubbelzinnigheid: misschien wel nep, maar ook een cordon sanitaire om al dat andere - maar wat ik er ook tankte, ik kreeg geen vat op samenhang, het bleef een holle klank. Ik dacht: ik zal het krijgen waar ik het hebben wil, begon opnieuw, ging namen vervangen, borden verhangen, nam heel het wegenstelsel op de schop - maar nee, die van de benenwagen en de buitenkak, die had het door: ‘Geboren in Reet, getogen in Kontich staan wij op punt van verdwijnen in Waarloos.’ Vorige Volgende