De Gids. Jaargang 172(2009)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 897] [p. 897] Jan Baeke Ten slotte het diner We waren op het geluid afgegaan. We hoopten op vis noemden kruiden en recepten wisten dat wijn daarmee samen gaat konden een reden gebruiken en dorst die ons allen zou treffen zo aan het eind van de week in het hart van de drukkende tijden. We zagen het effect ervan, de kleine stukjes paté en sushi in de mondhoeken van de Riemersma's, de Bonhommes en de dames Neustadt. Met al die bekenden viel er weinig te beluisteren. De avond zag eruit als mooi invallend grijs een adequate verduistering van alle gezichten die we kenden. Pianospel had menigeen de serre in gedreven. Van daaruit was de achtertuin een bereikbaar soort Japan mooi omlijst, in oud hout met tempelmotieven uit hun afwijking weggesneden vogels wisten we te noemen zonder te zeggen wie de afwijking bezat dat het voedsel zwaar op de gebreken leunde. [pagina 898] [p. 898] Het houtwerk, de snijder, de vogels in de struiken van deze eindeloze tuin. Het was voor iedereen een verrassing juist daar de lichamen te vinden van de zingende meisjes. We waren op het geluid afgegaan. We hadden de piano stil gekregen, arpeggio's en sigaretten op het tuinpad uitgetrapt. Mooi was het toch achteraf hoe we naar de randen van de buxuswoekeringen strompelden. Het vuur zat in onze longen, de saus hield onze lippen bij elkaar pijnscheuten trokken door de opengewerkte avondjurken de smokings vol varkensbloed het om botbreuken gestutte struikgewas maar we voelden kracht onverbiddelijkheid. We hoorden honden op de richel van de dageraad. Moe, maar naar de maat van onze schouders omgebouwd schommelden de meisjes op de net getrokken melodieën. We zongen serene dinerpsalmen. Het was te laat geworden. De schrik zat erin met al die darminfecties en de aandoeningen die geen medicijn verdroegen. We kwamen op de kleinere gebreken waar de Neustadts slaap toe rekenden en de Bonhommes stemverheffing die met jonge dronken meisjes uit een belendende villa was weggespoeld. Door de stilte van de laatste bavaroisminuten bromde de koelkast, stotterde het tl-licht alsof het iets te melden had over al die vleeskleurige gesprekken die de buren onder hun auto's hadden uitgekotst. [pagina 899] [p. 899] We hingen onze roestige rompen in klamme regenjassen floten zachtjes en ademden hardop probeerden elkaar af te leiden met mooie lentedetails een vroege magnolia, kersenbloesem, astmatische hondjes schraapten snik uit onze verrookte kelen en sloegen het jankende personeel op de schouder in het zicht van de gastheer en zijn twee verveelde zoontjes. Weer een dag. Er is nog altijd meer om op te schelden dan met onze tranen week te maken. Buiten lopen seizoenarbeiders de voortuinen in hangen plastic zakken aan de bomen met rauw vlees en geblakerd brood. De kuilen die ze graven zijn de volgende dag niet meer te zien. Je hoort nog net de valse tonen van een sleets pianodeuntje. Over een maand is het liedje kwijt en zijn de resten van de avond met veel moeite in de gesprekken van de ontevreden gasten geïdentificeerd. Er is niemand die uit naam van anderen wil spreken die wil toegeven boven op de meisjes te hebben gestaan dat wil zeggen op het horen van hun kwelende stemmen van hun warme handen en het opgerekte vlees dat zich daaruit vertakte. [pagina 900] [p. 900] De Bonhommes, de Neustadts? Het kan zijn zeggen ze we komen bij vele gelegenheden om het goede te doen de gemeenschap te dienen. Er is veel te bespreken en aandacht te schenken. Ja, ook ons verontrust de toenemende ruwheid dat je niet eens meer van de zomer een droge warmte het wuiven van bescheiden meisjes en de wenken van de nachtegaal mag verwachten. ‘Ten slotte het diner’ wordt opgenomen in de bundel Brommerdagen, die in januari 2010 bij De Bezige Bij verschijnt. Vorige Volgende