De Gids. Jaargang 172
(2009)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 548]
| |
Martin Bril
| |
[pagina 549]
| |
En november. De tomaat hield stand. De plant verloor al zijn bladeren, de tak waaraan de tomaat hing begon steeds meer om te buigen, en hoewel we hem nu makkelijk hadden kunnen plukken, lieten we hem hangen. Knalrood en eenzaam hing hij daar een herinnering aan de zomer te zijn, totdat het begon te vriezen; toen kreeg ook de tomaat een opdonder. En nu het dooit hangen er alleen nog maar een paar oranje velletjes aan de dorre tak. Het is een triest gezicht, maar daar staat tegenover dat ik er maandenlang plezier van heb gehad en liefst zou ik onmiddellijk nieuwe tomatenplanten in de grond zetten, maar daar is het de tijd nog lang niet voor. Tijd. Daar draait in feite alles om. Tijd zat, tijd te kort, op tijd zijn, tijd van leven, tijd van komen en gaan, tijdgeest, plaatselijke tijd, tijdsverschil, tijd. In het vroegere Koningsbergen (nu Kaliningrad) zetten de mensen naar verluidt hun klokken gelijk op de ochtend-, middag- en avondwandeling van de filosoof Immanuel Kant. Ik maak me graag een voorstelling van die man. Vast en zeker rijzig en langzaam, de handen op de rug, de neus in de wind, de voetstappen schrijdend, de jaspanden wapperend langs zijn schrale gestalte. Wat een orde moet er in de geest van Kant hebben geheerst. In mijn geest daarentegen is het een potje. Ongetemde angstgevoelens en euforische ogenblikken wisselen elkaar af. Het leven is hard, maar niet moeilijk. De kunst is uiteraard er het maximale uit te halen, ik weet het anders ook niet. |
|