nenhalen van de gewenste gasten onmogelijk. Maar Perdu zelf bleek pasmunt: veel dichters waren bereid ver onder hun marktwaarde te komen lezen. Soms hadden we mazzel: Jan Lauwereyns, die in Nieuw-Zeeland woonde, was in de buurt om zijn Hughues C. Pernath-prijs op te halen, vervolgens op Poetry International in Rotterdam op te treden, en kwam in Perdu zijn drieslag completeren met een fles net gewonnen champagne.
Peter Holvoet-Hanssen verliet zijn Vlaamse kapersnest per automobiel en vond na lang zoeken een parkeerplek bij de Nieuwmarkt. Hij had geen kleingeld voor de automaat, en op z'n Hollands ergens geld wisselen vond hij te gênant. Toen hij rond acht uur Perdu binnenzwierde, met piratenzwaard, in lange leren jas, plastic vleermuisje op zak en ogen op half zeven, bekende hij al vier uur te hebben doorgebracht op het terras, waar hij steeds een pintje bestelde en het wisselgeld bewaarde voor de meter. Het voordeel daarvan was dat hij volledig van zijn podiumvrees was genezen, het nadeel dat hij er na afloop op stond terug te rijden naar Antwerpen met Jan Lauwereyns en Marc Kregting op de achterbank. Het mag een wonder zijn dat de Nederlandse literatuur die avond niet in één klap van deze trojka werd beroofd. Holvoet-Hanssen moest trouwens van zijn vrouw direct na die avond zijn auto verkopen. Perdu nam maatregelen door alle Vlamingen in een zo goedkoop mogelijk hotel te parkeren, ook al bleven ze nuchter. Paul Bogaert heeft met zijn gezin een nacht tussen de kakkerlakken doorgebracht.
Kees Ouwens uitnodigen was moeilijk. Op onze brief (per post) kregen we geen antwoord, telefoneren hielp niets, maar na bemiddeling van zijn toenmalige redacteur en Wildgroei-sympathisant Kregting liet hij zich overhalen. Zijn lezing was moeilijk te verstaan en indrukwekkend.
We vonden het nodig de gelezen poëzie enige context te geven. Elke redacteur groef zich per avond in één of twee oeuvres in en kondigde zijn dichter met een mini-essay aan. Steevast hakkelend - hoe leid je Ouwens in? - maar het moest iets laten zien van het belang dat de poëzie had. Vanaf halfweg de reeks werden ook een paar historische Wildgroei-wortels blootgelegd. Bij gebrek aan Gorter nodigden we de derde avond acteur Rudolf Lucieer uit om De Dagen (1891) te lezen, een halfaf epos vol hoozig zeeïge zeeën. Met zwellende tempowisselingen liet Lucieer ruim drie kwartier lang Gorters taal los op het publiek, dat die avond al met poëzie van Brassinga, Wilbert Cornelissen, Henk van der Waal en Ouwens was overspoeld. Na afloop, tegen twaalven, werden lezers én publiek bedankt.
Veel dichters bleken zelf uitstekende podiumdichters, en juist zij