Peter Holvoet-Hanssen
Omar en The Wire
Ik breek mij af, bouw mij op. Zo begon anno 1989 mijn eerste poëziereis. Woorden juttend en schakelend, vulkanologisch een eigen alchemie brouwend, stolselmatig op weg. Van Strombolicchio tot Navagio, in de 32 windrichtingen. West werd Oost, Noord werd Zuid in het vijfde element van de verbeeldingskracht. Middelpuntvliedend en -zoekend, walsend en strompelend tot voorbij de tegenpolen. Een vonk die verdwijnt in de nacht.
‘Daar heb je ons Brugje, het bouwertje met het gruyèrekaashoofdsyndroom.’
Voort! Op maat van de muziek! Geen militaire 1-2-mars, maar een walsend 1, 2, 3.
Verder, vier vissersklokken kleppen. Spookverschijning van de pentaquark... Hoog en laag vallen samen. Ze dansen op het tapijt van ruimte en tijd, rollen naar de rand. Soefi's en het pianospel van Alain Kremski. Hoor de roep van de zigeuner: de blinde violist Tcha Limberger doet de snaren trillen. Pepe Marchena bezingt een romance in Córdoba, scheurt de gepolijste flamenco open. Dan beukt John Cale demonen los. You're a ghost la la la la la la la la la. Ready for war.
Pelikanen beginnen te klepperen van de kou. Poesjes worden sneeuwvlokken en wervelen in het rond. En dat terwijl een kind zich dood speelt in Gaza - het zwarte gat van de nieuwe eeuw. Engelen vallen, bommen zingen.
Ondertussen kijk ik naar The Wire, het zingen van de draad. Prikkeldraad. Afluisterapparatuur. Vijf seizoenen voor je hongerige dvd-speler. Tijd voor een borrel, Bunk.
Voor ik aan mijn poëziereis begon, oefende ik mij eerst - Montaigne indachtig - in de levenskunst. Overstag en overkop. Lucebert, Rabelais, rimbombo rimbombo - pas later las ik Bakhtin. Ik zond ‘baldakijnen’ en ‘vliegende tapijten’ naar Yang en belandde zelf in dit circuit, in deze werrelt, die zo dwerrelt.
Perdu? Daar hoorde ik Lucas Hüsgen, briljante geest. Vorig jaar zag