De Gids. Jaargang 171(2008)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 784] [p. 784] Eelke van Es Doctrine We kunnen de rug rechten als een stramme eik en langs de weg gaan staan We kunnen plat op het water gaan liggen en belletjes blazen tot we van alle kanten verschrompelen en opgaan in het donker We kennen de borden die ons normaal gesproken omringen, de boeken die van belang zijn. We kennen het Woord in al Zijn vormen, ook de vleesgeworden versie die ons af en toe een hengst om de oren geeft of het verkeer regelt. We kennen de wegen naar het Goede Leven, gemarkeerd door de betere wijnen en verfijnd Duits brood We kennen de buren, hoe ze de voordeur opendoen, de krant besnuffelen, hun behoefte doen, de hond uit- en weer binnenlaten. We weten wie er voor hen gewoond hebben, en dat zij niet voor eeuwig zullen rondhobbelen in de zojuist weer opgeknapte tuin. We kennen de wereld in al haar vormen, al gaat zij nooit in gesprek [pagina 785] [p. 785] Raadselheren Het is niet erg om bang te zijn De ramen spannen zich wel maar ze knappen zelden in ons aangezicht - de mensen kijken ze praten het liefst in genoteerde gebeden In de lucht valt niets te zien In de verzamelde sterren wordt elk boek dat je ooit las een stem die de stations aankondigt Haren, Assen, Beilen, Hoogeveen tot de koeien stromen vlekken langs ons heen Het gras licht op en verdort en wordt vermalen tot cement en steen - alles richt zich op om de wegen te plaveien. Alles zet zich op zijn kop De winters en mijn vaders jas, piano en de waterpas En het wordt donker en het is licht Tot nader bericht van de raadselheren [pagina 786] [p. 786] Verwijzingen De wijzers passeren elkander in het rood Hier staan de huizen in bonte en verteerde tekens we verzamelen muntjes om naar de oevers te vragen Huil maar niet dames - darlings Haalt de zomen van uw jurken in want hier komt de klokkenboer Bij de sloot verdronken we kikkervisjes om te leren hoe laat het kan worden Breek mijn benen tot een drievoudig pleidooi Verhit mijn tong tot het gloeiend woord ons in de haren strijkt (Ach en wee ben ik de klos? Met mijn boog schoot ik een albatros) Haast u niet, droeve landjonker de boeren broeien in het stro ze vatten de lucht op hun schouders en dragen het lot van een kloppend hart Vorige Volgende