Onze Harry die de oren van Jos heeft maar de ogen van onze Winnie.
Winnie die de handen van Harry heeft maar de voeten van onze Kaat.
Kaatje die anderhalve ons zwaarder is dan Jos. Jos: amper drie pond,
‘Meer een soepkip dan een kerel,’ zegt de dokter. ‘Ik zet er mijn centen
niet op in dat die het gaat redden,’ zegt de dokter. Dokter Harreweghe
die zelf zijn vrouw niet zwanger krijgen kan, maar daar niet onder
lijdt, totdat ze hem vinden in de praktijk, op het kleed, de polsen aan
flarden in een rinkelende zee van morfineampullen. Maar Jos vreet en
vreet je de oren van het hoofd, vreet Harry voorbij voor ze vierentwintig
maanden zijn. Is op hun derde verjaardag zelfs zwaarder dan
Winnie. Dikke Winnie met de duizend moedervlekken. ‘Ons damhertje,’
zingt vader. Vader die maar twee vuisten heeft om acht wangetjes
te aaien. ‘Als ik mijn vrouw eens wil knijpen of kneden, moet ik wachten
tot de kinderen allemaal even hard slapen.’ Moeder fluistert
's nachts in het heilig kwartier van man en vrouw: ‘O, Jan, later als ze
uitvliegen hebben we vier handen te veel, waar laten we die dan al die
tijd?’ Maar zover is het nog niet. Er moet gevoetbald, gedanst, gefietst,
gevochten worden. En Jos moet nog dood. Pijn in zijn oor wordt pijn
in zijn nek. Kramp in zijn brein. Elk uur slapper. Hij verdrinkt in bed
in zijn laatste bekertje thee. Onze Jos; altijd zeven gebleven. We houden
voorgoed een stoeltje over. De tafel heeft nu vijf kanten. En iedereen
is de weg kwijt, zoveel ruimte in huis. Maandag, grafdag. Dag Jos,
huilt Harry. Dag Jos, huilt Winnie. Dag Jos, huilt vader. Dag Jos, huilt
moeder. Dag Jos, schaterlacht Kaat, die nu al de pupillen heeft van de
verdwaalde gekkin die ze later wordt. Ze blijft voorgoed met dagdag-dode
Jos in gesprek. Soms vindt ze hem in de broodtrommel, soms in
de kolenkit, een enkele keer zit Jos doorschijnend en lichtgevend diep
in haar schoot. Kaatje, even gek als grootmoeder van vaders zijde.
Even gek als tante Lena van moeders zijde. Op het communiefeest van
onze drie, zetten we ze naast elkaar: Oma, Lena, Kaatje. Horen, zien,
schreeuwen. Hoe is het mogelijk dat Winnie en Kaatje niet op dezelfde
dag van de maand gaan bloeden? Moeder snapt het niet en vader wil