net eindexamen gedaan - niet meer te gaan slapen. Morgen is er weer een dag - hoe kon je daarop vertrouwen? Pure overmoed. Het leek me heerlijk zo te denken, maar wie garandeerde me die dag van morgen? Ongeveer van de ene op de andere dag meed ik het slapengaan uit angst nooit meer wakker te worden. Dat ik vaak op klaarlichte dag lag te slapen in de woonkamer, waar deze angst minder opspeelde, vond kennelijk niemand raar, wat er vermoedelijk mee te maken had dat ook mijn vader liever overdag sliep dan 's nachts - dat kwam ‘door de oorlog’. Een tijdlang loste ik het probleem op door een woest uitgaansleven voor te wenden. Het kwam ook goed uit dat er in deze jaren veel Vietnam-sleep-ins en universiteitsbezettingen waren.
Een van de irrationele kanten van mijn slaapangst was dat ik verwachtte de nacht wel te overleven als er maar iemand meesliep, die dan al slapend kennelijk wist op te letten of mijn ademhaling niet stokte. Eenmaal voorzien van een vaste partner, maakte ik voor zijn vakanties een oppasschema van vriendinnen. Voor een echtelijke afwezigheid van één nacht vertrouwde ik op een sluitende bezigheidstherapie: tv, boek, krant, afwassen, borduurwerkje en dan 's morgens vroeg indutten. Zomaar even per ongeluk inslapen op de bank in de kamer bleef in mijn waansysteem minder eng dan echt mijn bed in.
Mijn kwaal is genezen, en ook mijn wereldbeeld is gelukkig van zijn ergste misvattingen ontdaan. Fobieën, angsten en wat niet al: iedereen kent ze, velen gaan eronder gebukt. Er bestaan patiëntenverenigingen voor, en de opeenvolgende remedies vullen de pagina's van bladen en kranten: bio-energetica, cognitieve therapie, gedragstherapie, psychoanalyse, serotonineheropnameremmers, sporten, transcendente meditatie, valium. Toch kwam ik te midden van de inmiddels ruime keuze aan gedocumenteerde fobieën en angsten (voor open pleinen, gesloten ruimtes, vliegen, liften, muizen, slangen, spinnen en wespen, hoogtes en dieptes, stikken en flauwvallen; voor examens, spreken in het openbaar, falen en succes, seks en binding), nooit mijn angst tegen om niet voor een nacht maar voor eeuwig in te slapen. Een artikel erover? Nooit gezien.
Raadpleging van een bevriende psychotherapeut leverde geen klassieke theorieën, hoofdstukken Freud, psychiatrische debatten, casussen of romanpersonages op, en zelfs geen patiënten met precies deze klacht. De ervaren clinicus interpreteerde het fenomeen als een specifiek geval van hypochondrie, wat klopt met het feit dat ik in diezelfde jaren wekelijks wel een ziekte had waaraan ik dacht op korte termijn te zullen sterven. Maar bevredigend was die globale diagnose toch niet, juist omdat het niet-vertrouwen op een dag van morgen mijn collega-hypochonders kennelijk bespaard bleef. Er was één uitzonde-