Hans Kloos debuteerde in 1986 bij uitgeverij Kruiwagen met Legioen. Ik heb die dichtbundel nooit te pakken gekregen. Wel zijn opvolger, Voor Mevr. en Mr. Naaktgeboren, in 1989 verschenen bij Perdu. Er staat een vroegere versie in van ‘Neem een steen’. Met name frappeerde het boek door een onbekommerde mengeling van poëzie met andere kunstvormen. Popmuziek blijkt voor Kloos een belangrijke bron. Ook bevatte zijn dichtbundel verhalen, essays en, als primair werk, vertalingen (later bracht Kloos bij dezelfde uitgeverij Thomas Tidholms Ik was een slechte hond uit).
Het leuke is dat Voor Mevr. en Mr. Naaktgeboren een vertaling uitspeelt van een gedicht van Gunnar Ekelöf, dat in De hand boven het hoofd zonder formele verantwoording als helft van een gedicht onder Kloos' naam terugkomt. Kunnen persmuskieten nu gaan zoemen van plagiaat? Inhoudelijk is er, hoop ik te hebben aangetoond, wel degelijk verantwoording. Bij Kloos is het onderscheid tussen het eigene en het andere permeabel.
Ik geloof niet dat Kloos erg bekend is. Dat is curieus, ook omdat hij in de jaren tachtig eigenlijk behoorde tot de kring rond de publiciteitsslurpende Maximalen. Nu was het de tragiek van deze bent dat dichters die er niet bij hoorden de gewenste praktijk toen benaderden: Arjen Duinker, Elma van Haren en K. Michel (die wel Maximaal heette maar zich actief passief hield).
En Hans Kloos dus. Omtrent de deels door hem onderschreven opvattingen van de Maximalen heerst nog immer wanbegrip. Weliswaar kantten ze zich tegen epigonen van Faverey en Kouwenaar, hun hoon sloeg niet louter op het ‘academisme’. De afkeer betrof risicoloosheid in het algemeen, werk van figuren als Van Toorn, Vroman, Herzberg, Otten, Kopland. Ik moet constateren dat met name dit essentialistisch werk het nog altijd goed doet. Zoveel is zeker, je kunt er rustig op slapen; de recensies bewijzen het. En met het aanraken van de beschouwende kant van de zaak kan ik Hans Kloos weer opvoeren. Naast dichter was hij, eerst voor het Maximale partij-orgaan de Held en daarna voor De XXIe Eeuw, tevens poëziechroniqueur - het waren de jaren van Lieske in Tirade. Hij maakte over jong, voor mijn part marginaal werk betrokken stukken, echt goed (zie over zijn kritische praktijk een interview in Adem iv/3). Geleidelijk vond er echter een sanering plaats. Sommige poëziecritici verdwenen van het toneel. Omdat kwaliteit geen maatstaf bleek, was Kloos een van hen.
Het gevolg strekt verder en laat zich voelen tot op de dag van vandaag. Er verschijnen zoveel dichtbundels dat de bespreekruimte snel is gevuld - voor en door essentialisten die, van de baby boom-generatie of al jonger, met als Waarheid het ontbreken van één waarheid naar zingeving zoeken. Met het restant, de mede voor de toekomst belangwekkender poëzie, gebeuren in blessuretijd drie dingen. Ze wordt haast onder referte van het sire-spotje Duidelijke taal verstaan we allemaal afgepoeierd, ze wordt onder een preliminair verbod op onsamenhangendheid met irrelevante maat gemeten, of ze wordt superieur genegeerd. Men wil kortom niet beter weten. In dat verband is de organisatie rond de publicitair aantrekkelijke vsb-poëzieprijs onthullend. Eerste viool speelden respectievelijk De Coninck en Van Deel. Wat mag er dan redelijkerwijs worden verwacht? Als Willem Duys een rockconcours beoordeelt krijgt Thijs van Leer de cup.
Het wedervaren van Hans Kloos, geboren in 1960, acht ik anders gezegd representatief voor een bedenkelijke ontwikkeling in de infrastructuur van de recente poëzie. Met dit soort uitlatingen bevestig ik het beeld van jongeren die, al dan niet obligaat, tegen ouderen aan trappen. Maar duidelijke taal verstonden we allemaal en zo jong ben ik ook weer niet en volgens mij betreft het een maatschappelijke tendens. Baby-boomers zijn met enig ludiek protest vrij makkelijk op goedbetaalde zetels terechtgekomen. Vervolgens verstomde het protest en hielden ze hun zetels stram bezet (dat moet ook wel, want van vergaderen word je moe). De universiteit, voorheen een domein