De Gids. Jaargang 160(1997)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Ed Leeflang Drie gedichten Koeien Ik had een baai alleen, de lage rotsen brokkelden verder in de oceaan. Het werd witheet. Er kwamen kudden bruine koeien tot hun buiken in het spiegelende water staan. Het gaat me niet om de idylle maar oud en kuiser was de aarde. Dit zou ik nooit meer zien, alleen wie was het die het zag. Hoe wil het uit zijn pen: maandag dinsdag zijn niet dodelijk, het heimwee naar het diep verrukte ik is overkomelijk. Of ik om te kalmeren ben. [pagina 7] [p. 7] En later dunne rokjes opgeheven M. Vasalis Appelbomen, onder elke arm een kruk krom van moeten en van torsen uitgestrompeld in een weide, denk aan wormen, aan teveel, aan het onderworpen willen baren, aan de vorsten en de stormen waarin krassend vogels waaien aan de neiging om breeduit te lijden om de al voorbije lust en wil aan hoe het begon, aan zusters die ons krakend overleven. Dit terzijde. [pagina 8] [p. 8] Nu Wij kunnen zonder ze, je ziet het aan de tafel zoutpot appels kurkentrekker. Het boek dat zoëen heeft gelezen ligt open om het in te zien en buiten hangen donkere bessen, te echt is alles om het te weerstaan. Was het niet nu, wij vroegen soms wel of hun ziel al was gewogen. Belden ze of riepen ze, wij waren jong, verdiept, weer mee met de muziek, ver heen in een gesprek onder vier ogen. Vorige Volgende